ECLI:NL:RBGEL:2023:5165

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
C/05/422696 / KG ZA 23-269
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een koopovereenkomst met betrekking tot een waterwoning

In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een waterwoning, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die hij beschuldigt van het niet nakomen van een koopovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 28 augustus 2023. Eiser stelt dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen na een e-mailwisseling op 9 juni 2023, waarin gedaagde 2 de aankoop bevestigde. Gedaagden betwisten echter dat er een rechtsgeldige overeenkomst is gesloten, omdat er geen wilsovereenstemming zou zijn geweest over de persoon van de koper. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de essentialia van de koop, met name de identiteit van de koper. Eiser had niet gerechtvaardigd kunnen vertrouwen op de e-mail van gedaagde 2, omdat deze niet bevoegd was om gedaagde 1 te binden. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 6.816,00, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/422696 / KG ZA 23-269
Vonnis in kort geding van 14 september 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eiser,
advocaat mr. M.L.F.J. Schyns te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 1],
gevestigd te [plaats] ,
2.
[gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.J.A. Braspenning te Tilburg.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 14,
  • de e-mail van 25 augustus 2023 van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] met producties 1 en 2,
  • de mondelinge behandeling, gehouden op 28 augustus 2023,
  • de pleitnota van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] .
1.2.
Na afloop van de mondelinge behandeling is het kort geding aangehouden tot 31 augustus 2023 voor overleg tussen partijen. De advocaten hebben de griffie van de rechtbank op 31 augustus 2023 bericht dat partijen geen schikking hebben bereikt en hebben verzocht vonnis te wijzen. Vervolgens is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op 7 april 2022 eigenaar geworden van een zogenaamde waterwoning.
De waterwoning wordt thans bewoond door de heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] )
2.2.
Eind mei 2023 heeft [eiser] de waterwoning te koop gezet.
Met instemming van [eiser] heeft [betrokkene 1] aan verschillende mensen ‘op de steiger’ verteld dat de waterwoning van [eiser] in de verkoop stond.
2.3.
Op 9 juni 2023 15:25 uur ontvangt [eiser] de volgende e-mail vanaf het e-mailadres ‘ [mailadres] ’:
Geachte heer [eiser] ,
Hierbij bevestiging van aankoop waterwoning nr. [adres+plaats] .
Prijs: € 325.000,-- k.k.
Eventuele verdere gegevens volgen indien nodig.
(…)
Met vriendelijke groet,
[gedaagde 2]
[gedaagde 1]
[NAW-gegevens]
(…)
e-mail: [mailadres]
Url: [website]
2.4.
[eiser] heeft de onder 2.3. bedoelde e-mail diezelfde dag als volgt beantwoord:
Geachte heer [gedaagde 2] ,
Bedankt voor uw mail en hierbij is het aan u gegund.
We houden contact met betrekking overdracht
Nog een prettige vakantie.
Met vriendelijke groet,
[eiser] .
2.5.
Op 15 juni 2023 heeft [gedaagde 2] een voicemail ingesproken op de telefoon van [betrokkene 1] , waarin [gedaagde 2] – kort gezegd – aangeeft van de koop af te zien.
2.6.
Op 18 juli 2023 heeft [betrokkene 1] een verklaring afgelegd tegenover de advocaat van [eiser] , mr. M.L.F.J. Schyns. De verklaring is vastgelegd in een e-mail van gelijke datum, die mr. Schyns heeft verstuurd aan de heer [betrokkene 1] en die door [betrokkene 1] is ondertekend. In de mail staat onder meer het volgende.
Vandaag besprak ik met je de gang van zaken rondom de aankoop door [gedaagde 1] B.V. / [gedaagde 2] van de roerende zaak, drijvende woning, [adres+plaats] .
Je vertelde mij daarover het volgende.
Omstreeks 4 juni 2023 ben je door [eiser] geïnformeerd over zijn voorgenomen verkoop van deze drijvende woning, jou bekend omdat je overleden vader eerder ooit eigenaar was. [eiser] en jij hadden ook daarvoor samen gesproken met het daarna ingeschakelde makelaarskantoor, [bedrijf 1] , die de verkoop wilde gaan behandelen. [eiser] gaf toen aan, dat hij nu definitief tot verkoop over wilde gaan; en in verband daarmee mocht jij ook nog zelf even bellen met deze en gene “op de steiger”, van wie je het idee had, dat die wel belangstelling zou kunnen hebben.
Je hebt aanvankelijk met iemand anders gesproken, maar op enig moment werd je gebeld door de heer [gedaagde 2] , vader van de jou bekende [betrokkene 2] ; (…) De heer [gedaagde 2] gaf aan, dat hij geïnteresseerd was om voor anderen te gaan kopen; je hebt daarna meteen aangegeven, dat hij dan verder met [eiser] zou moeten spreken en onderhandelen, omdat die de eigenaar is. Direct daarna heb je ook telefonisch contact gezocht met zoon [betrokkene 2] om hem te vragen hoe of wat. [betrokkene 2] heeft jou bevestigd, dat zijn vader/zijn besloten vennootschap kennelijk geïnteresseerd was om wellicht voor anderen over te gaan tot aankoop van deze drijvende woning. (…)
(…)
(…)
Op donderdag 15 juni 2023 stond er ’s ochtends een voicemail op jouw telefoon; die voicemail heb je afgeluisterd samen met [eiser] ; daarin deelde de heer [gedaagde 2] jou mede, dat hij af wilde zien van de aankoop. In het voicemailbericht zei hij zoiets als: ‘de mensen zien ervan af’ en daarom wilde hij er niet verder mee.
(…)
2.7.
[gedaagde 1] (hierna: [gedaagde 1] ) houdt zich blijkens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel bezig met:
‘Het exploiteren van winkels in schilderijen, lijsten, prenten, kunstvoorwerpen en religieuze artikelen en een detailhandel met import en export van kerkelijke goederen, decoratieve goederen en kunst.’
Bestuurders van [gedaagde 1] ( [bedrijf 2] en [bedrijf 3] ) zijn blijkens het handelsregister gezamenlijk bevoegd. [gedaagde 2] is bestuurder van [bedrijf 2] Zijn zoon, de heer [betrokkene 2] is bestuurder van [bedrijf 3]

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot nakoming van de koopovereenkomst binnen drie dagen na betekening van het vonnis met betrekking tot het appartementsrecht omvattende het uitsluitend gebruik van de drijvende woning met parkeerplaats aan land gelegen te ( [adres+plaats+kad.gegevens]
Waaronder in ieder geval moet worden verstaan de aanvaarding van de levering daarvan tegen betaling van de koopprijs van € 325.000,00, vermeerderd met de kosten koper, op de kwaliteitsrekening van een door [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] eveneens binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan te wijzen notaris en conform de als productie 11 overgelegde akte van levering; zulks op verbeurte van een dwangsom aan [eiser] van € 1.500,00 per dag, of gedeelte daarvan, dat gedaagden niet aan de uitgesproken hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 150.000,00;
II. althans subsidiair [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot op de schadevergoeding aan [eiser] van € 10.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2023, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III. althans, meer subsidiair, zodanige voorziening(en) te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie meent te behoren;
IV. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
[gedaagde 1] en [gedaagde 2] voeren verweer en concluderen - kort gezegd - tot niet ontvankelijk verklaring van [eiser] , dan wel afwijzing van de vordering met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De spoedeisendheid vloeit voldoende voort uit de aard van de vordering.
4.2.
Kern van het geschil betreft de vraag of een rechtsgeldige koopovereenkomst is gesloten met betrekking tot de waterwoning en of [eiser] nakoming kan vorderen van de verbintenissen uit de overeenkomst van één van gedaagde partijen. Zoals hierna zal worden toegelicht, is dat niet het geval.
4.3.
Een koopovereenkomst komt tot stand indien er overeenstemming is over de essentialia. Gelet op de in artikel 7:1 Burgerlijk Wetboek (BW) gegeven definitie van koop behoren de zaak, de prijs en ook de partijen tot de essentialia van de koop. In het onderhavige geval is niet in geschil dat er overeenstemming was over het object van verkoop en over de prijs. Over de partijen en meer in het bijzonder de (persoon van de) koper bestond echter nog geen overeenstemming. Op dat punt bestond, zo blijkt ook uit de eigen stellingen van [eiser] , onduidelijkheid. [eiser] heeft bij dagvaarding het standpunt ingenomen dat [gedaagde 1] de koper was. Ter zitting heeft hij, in antwoord op vragen, aangegeven dat [gedaagde 2] de koper was. Hij heeft er aan toegevoegd dat het hem ook helemaal niet uitmaakte, zolang maar één van beiden als koper optrad. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben vervolgens aangegeven dat het aanbod niet namens hen is gedaan. [gedaagde 2] heeft alleen een bod gedaan namens een derde en heeft nooit de wil gehad om zichzelf of [gedaagde 1] te binden. Dat betekent dat er op dit essentiële punt geen wilsovereenstemming is geweest en dat alleen al staat aan toewijzing van de vorderingen in de weg.
4.4.
[eiser] stelt zich in de dagvaarding nog op het standpunt dat hij er op mocht vertrouwen dat [gedaagde 2] de koopovereenkomst heeft gesloten namens [gedaagde 1] , hetgeen zijns inziens blijkt uit de ondertekening van de e-mail van 9 juni 2023 waarin [gedaagde 2] de aankoop van de waterwoning heeft bevestigd voor een prijs van € 325.000,00. De mail is ondertekend door [gedaagde 2] , gevolgd door de vermelding: ‘ [gedaagde 1] ’(zie 2.3.).
4.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter mocht [eiser] er in de gegeven omstandigheden echter niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde 2] de koopovereenkomst sloot namens [gedaagde 1] . [gedaagde 2] was niet bevoegd om alleen [gedaagde 1] te binden. De enkele omstandigheid dat [gedaagde 2] de e-mail van 9 juni 2023 heeft verstuurd vanaf een zakelijk e-mailadres maakt dat niet anders. Dat het niet de bedoeling was van [gedaagde 2] om zijn vennootschap te binden, kon [eiser] bovendien afleiden uit het feit dat de activiteiten van [gedaagde 1] betrekking op de handel in religieuze kerkinterieurs, waaronder het aankopen van een waterwoning niet kan worden geschaard. Bovendien ging het om de koop van een particuliere woning en [eiser] wist, althans had hij kunnen en moeten weten, dat het niet was toegestaan om die woning aan derden te verhuren. Ook daarom lag het niet voor de hand dat [gedaagde 1] , een vennootschap, de woning zou kopen.
4.6.
Voor zover [eiser] nog heeft willen stellen dat hij er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat er een koopovereenkomst werd gesloten met [gedaagde 2] in privé, heeft het volgende te gelden. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben dit gemotiveerd betwist. Vervolgens heeft [eiser] alleen verwezen naar een mail van [gedaagde 2] van 20 juni 2023 waarin hij schrijft dat hij nooit voor [gedaagde 1] maar enkel op persoonlijke titel heeft gehandeld. Wat daar verder ook van zij, hier kan niet de conclusie aan worden gekoppeld dat [eiser] ten tijde van de aanvaarding van het bod er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat hij een koopovereenkomst met [gedaagde 2] in privé sloot. Deze mail is immers van latere datum.
Bij dit alles komt dat [eiser] een deel van de onderhandelingen heeft overgelaten aan [betrokkene 1] en dat in elk geval voor [betrokkene 1] duidelijk was dat [gedaagde 2] niet optrad in privé maar enkel als vertegenwoordiger van twee vrienden. Dat blijkt uit de eigen verklaring van [betrokkene 1] .
Dat [gedaagde 2] dit niet heeft herhaald in de e-mail van 9 juni 2023 maakt dan niet zonder meer dat [eiser] er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij de waterwoning in privé wilde kopen. [eiser] heeft er zelf voor gekozen om [betrokkene 1] in te schakelen in de onderhandelingen met [gedaagde 2] . Voor [betrokkene 1] had het duidelijk moeten zijn dat [gedaagde 2] de waterwoning voor vrienden wilde kopen. Voor zover [eiser] deze informatie niet van [betrokkene 1] heeft ontvangen, - wat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld - dient dit voor zijn rekening en risico te komen. Al met al is dan ook niet aannemelijk geworden dat [eiser] het gerechtvaardigde vertrouwen kon hebben dat er een bod werd gedaan door [gedaagde 2] voor zichzelf.
4.7.
Dat betekent dat in deze procedure niet aannemelijk is geworden dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de persoon van de koper. Daarnaast kan worden geconstateerd dat partijen ook op andere essentiële punten nog geen overeenstemming hadden. Zo is er bijvoorbeeld überhaupt nog niet gesproken over een leveringsdatum. Ook dit staat aan toewijzing van de vordering tot nakoming in de weg.
4.8.
[eiser] heeft daarnaast nog vergoeding van schade gevorderd maar daaraan legt hij een tekortschieten in de nakoming ten grondslag. Nu niet aannemelijk is dat partijen een koopovereenkomst hebben gesloten, kan er van een tekortschieten in de nakoming van verbintenissen uit die overeenkomst ook geen sprake zijn. Ook die vordering zal worden afgewezen.
4.9.
Hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel en behoeft daarom geen (evenmin) bespreking.
4.10.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat
1.079,00
Totaal € 6.816,00
4.11.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] tot op heden begroot op € 6.816,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023.
EH