In deze zaak heeft eiser, eigenaar van een waterwoning, een kort geding aangespannen tegen gedaagden, die hij beschuldigt van het niet nakomen van een koopovereenkomst. De procedure begon met een dagvaarding en een mondelinge behandeling op 28 augustus 2023. Eiser stelt dat er een koopovereenkomst tot stand is gekomen na een e-mailwisseling op 9 juni 2023, waarin gedaagde 2 de aankoop bevestigde. Gedaagden betwisten echter dat er een rechtsgeldige overeenkomst is gesloten, omdat er geen wilsovereenstemming zou zijn geweest over de persoon van de koper. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen overeenstemming is bereikt over de essentialia van de koop, met name de identiteit van de koper. Eiser had niet gerechtvaardigd kunnen vertrouwen op de e-mail van gedaagde 2, omdat deze niet bevoegd was om gedaagde 1 te binden. De vorderingen van eiser worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagden, die zijn begroot op € 6.816,00, te vermeerderen met wettelijke rente.