ECLI:NL:RBGEL:2023:5152

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
NL22.9832
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens bewijsnood en handtekeningdiscrepanties

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Gelderland het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. Eiser, afkomstig uit Angola, heeft sinds 12 september 2000 een reguliere verblijfsvergunning en diende op 12 november 2020 een verzoek tot naturalisatie in. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit verzoek afgewezen op 29 november 2021, en deze afwijzing is in bezwaar bevestigd op 19 april 2022. De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris het verzoek om naturalisatie terecht heeft afgewezen. Eiser moest zijn identiteit en nationaliteit aantonen met een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig buitenlands paspoort. Eiser betoogde dat hij bewijsnood had voor het overleggen van een geboorteakte, omdat hij deze had meegegeven aan een tussenpersoon die hem had opgelicht. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser niet in bewijsnood verkeert, aangezien hij niet heeft aangetoond dat het niet mogelijk was om een geboorteakte aan te vragen via een machtiging.

Daarnaast betoogde eiser dat de staatssecretaris ten onrechte twijfelde aan de echtheid van zijn Angolese paspoort, omdat de handtekening op het paspoort niet overeenkomt met de handtekening die hij in Nederland gebruikt. De rechtbank oordeelt dat het enkele feit dat de handtekening verschilt onvoldoende is om te twijfelen aan de afgifte van het paspoort. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het beroep op bewijsnood van eiser terecht heeft afgewezen en dat de afwijzing van het verzoek om naturalisatie in stand blijft. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er zijn geen proceskosten verschuldigd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9832

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 september 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H.M. Schurink-Smit),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. R.R. de Groot).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om verlening van het Nederlanderschap (naturalisatie). Eiser stelt afkomstig te zijn uit Angola en te zijn geboren op [geboortedatum] 1984. Hij heeft sinds 12 september 2000 een reguliere verblijfsvergunning en heeft op 12 november 2020 een verzoek tot naturalisatie ingediend.
1.1.
De staatssecretaris heeft het verzoek van eiser tot naturalisatie met het besluit van 29 november 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 19 april 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 9 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om naturalisatie. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris mocht het verzoek van eiser om naturalisatie afwijzen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. De vreemdeling moet bij het indienen van een verzoek tot naturalisatie zijn identiteit en nationaliteit aantonen met een gelegaliseerde geboorteakte en een geldig buitenlands paspoort. Als de vreemdeling niet meer in het bezit kan worden gesteld van een geboorteakte, dan kan hij een beroep doen op bewijsnood. Dit neemt de staatssecretaris aan als de vreemdeling een verklaring van de autoriteiten van zijn land van herkomst kan overleggen waarin gemotiveerd staat waarom hij geen geboorteakte meer kan krijgen, of als de vreemdeling met andere, objectieve en verifieerbare bewijsstukken aantoont wat hij heeft gedaan om in het bezit te komen van een geboorteakte. [1]
Mocht de staatssecretaris het beroep op bewijsnood voor de geboorteakte afwijzen?
5. Eiser betoogt dat de staatssecretaris bewijsnood voor het overleggen van een gelegaliseerde geboorteakte had moeten aannemen. Hoewel eiser inmiddels (weer) in het bezit is van zijn geboorteakte, was hij dat op het moment van het nemen van het bestreden besluit niet. Hij had zijn geboorteakte namelijk meegegeven aan een tussenpersoon die naar Angola zou reizen, maar is door deze tussenpersoon opgelicht. Om gezondheidsredenen kon eiser niet zelf naar Angola reizen om een nieuwe geboorteakte aan te vragen. In dit verband werpt de staatssecretaris hem ten onrechte tegen dat eiser ook een ander kan machtigen om voor hem een geboorteakte aan te vragen bij het Angolese consulaat in Rotterdam, mede omdat uit twee verklaringen uit 2011 en 2022 blijkt dat eiser een nieuwe geboorteakte in persoon in Angola moet aanvragen. Daarnaast wijst eiser op het feit dat hij wel een kopie van zijn geboorteakte heeft, wat volgens hem in zijn voordeel moet worden meegewogen.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat zij het bestreden besluit
ex tuncmoet beoordelen. Dat betekent dat de rechtbank moet beoordelen of de staatssecretaris het beroep van eiser op bewijsnood mocht afwijzen op basis van de feiten en omstandigheden zoals die bekend waren op het moment van het nemen van het bestreden besluit. Dat eiser inmiddels over een geboorteakte beschikt, kan de rechtbank daarom niet in deze procedure betrekken. Het gaat in deze procedure enkel om de vraag of de staatssecretaris het beroep op bewijsnood mocht afwijzen.
5.2.
Het betoog van eiser slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet in bewijsnood verkeert om een gelegaliseerde geboorteakte te overleggen. Hoewel de staatssecretaris op de zitting het standpunt heeft laten vallen dat het mogelijk is om een geboorteakte bij het Angolees consulaat in Rotterdam aan te vragen, mocht de staatssecretaris zijn standpunt handhaven dat het mogelijk is om een geboorteakte via een machtiging te verkrijgen en dat niet gebleken is dat eiser voor het aanvragen van een geboorteakte zelf naar Angola moet afreizen. Eiser heeft dit in beroep niet betwist en hij heeft bovendien niet met stukken, zoals een verklaring van de Angolese autoriteiten, aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk zou zijn om iemand te machtigen om voor hem in Angola een geboorteakte aan te vragen. In het verlengde daarvan stelt de staatssecretaris zich niet ten onrechte op het standpunt dat de medische omstandigheden van eiser, wat daar overigens ook van zij, (nog) niet van belang zijn bij de vraag of eiser een geslaagd beroep op bewijsnood kan doen. Verder had de staatssecretaris niet in het voordeel van eiser hoeven meewegen dat eiser een kopie van zijn geboorteakte heeft. Afgezien nog van het feit dat eiser niet heeft uitgelegd op welke manier in zijn voordeel zou moeten werken dat hij een kopie van zijn geboorteakte heeft, is het vereiste uiteindelijk dat eiser een (originele) gelegaliseerde geboorteakte overlegt. De staatssecretaris had met een kopie van de geboorteakte van eiser dan ook geen genoegen hoeven nemen.
Mocht de staatssecretaris twijfelen aan het overgelegde paspoort van eiser?
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, mocht de staatssecretaris het beroep op bewijsnood van eiser voor het overleggen van een gelegaliseerde geboorteakte afwijzen. Daarmee mocht de staatssecretaris aan eiser tegenwerpen dat hij geen gelegaliseerde geboorteakte heeft overgelegd en mocht de staatssecretaris het verzoek om naturalisatie van eiser afwijzen. Strikt genomen komt de rechtbank daarom niet (meer) toe aan de vraag of de staatssecretaris aan eiser mocht tegenwerpen dat het door eiser overgelegde paspoort niet aan hem is afgegeven. Gelet echter op het feit dat eiser inmiddels in het bezit is van een gelegaliseerde geboorteakte en het daarom in de lijn der verwachting ligt dat eiser op (korte) termijn een nieuw verzoek om naturalisatie zal indienen, ziet de rechtbank in het kader van een finale geschilbeslechting aanleiding om deze beroepsgrond toch te bespreken.
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte twijfelt of het door eiser overgelegde paspoort aan hem is afgegeven, omdat de handtekening op het paspoort niet overeenkomt met de handtekening die eiser in Nederland gebruikt. Eiser stelt een origineel Angolees paspoort te hebben overgelegd, met daarbij een echtheidsverklaring van het Angolees consulaat in Rotterdam. Er zit weliswaar verschil tussen de handtekening op het paspoort en de handtekening die eiser in Nederland gebruikt, maar dat komt omdat eiser zijn Nederlandse handtekening van de Angolese autoriteiten niet op het paspoort mocht gebruiken, omdat de handtekening op het paspoort eisers volledige naam moest bevatten. De staatssecretaris verlangt verder ten onrechte van eiser dat hij een gelegaliseerde verklaring overlegt waaruit volgt dat de handtekening onder het toezicht van de Angolese autoriteiten is geplaatst, omdat dit geen juridische grondslag heeft. Daarnaast acht eiser het onzorgvuldig dat de staatssecretaris pas in het bestreden besluit concreet motiveert welke handtekeningen van eiser leiden tot twijfel, zodat hij daar pas in beroep voor het eerst inhoudelijk op kan reageren.
7.1.
Dit betoog van eiser slaagt. Het is tussen partijen niet in geschil dat op het Angolees paspoort van eiser een andere handtekening staat dan de handtekening die eiser op het aanvraagformulier van de naturalisatie heeft gezet. De rechtbank is echter van oordeel dat het enkele feit dat eiser op het Angolees paspoort een andere handtekening heeft gebruikt dan in Nederland zonder nadere onderbouwing onvoldoende is om te twijfelen of het paspoort (in persoon) aan eiser is afgegeven. Hoewel eiser niet heeft onderbouwd dat de Angolese autoriteiten daadwerkelijk een volledige naam als handtekening verlangen (en een krabbel niet zou zijn toegestaan, zoals eiser heeft gesteld), acht de rechtbank deze uitleg ook niet geheel onaannemelijk. De rechtbank neemt bij dit oordeel in aanmerking dat zich in het dossier – naast een Angolees paspoort – ook een Angolese identiteitskaart bevindt waarop eiser dezelfde handtekening lijkt te hebben gehanteerd als op het Angolees paspoort. Hierdoor zou het voorstelbaar kunnen zijn dat de Angolese autoriteiten een andersoortige handtekening verlangen dan de handtekening die eiser in Nederland gebruikt. Zoals de staatssecretaris op de zitting terecht heeft gesteld, zou nader onderzoek dat kunnen uitwijzen. Het ligt dan ook op de weg van de staatssecretaris om daar bij een eventueel nieuw in te dienen verzoek om naturalisatie nader onderzoek naar te doen.
Had de staatssecretaris eiser in bezwaar moeten horen?
8. Het betoog van eiser dat de staatssecretaris hem in bezwaar had moeten horen en het bezwaar niet als kennelijk ongegrond mocht afwijzen, slaagt niet. Het enkele feit dat eiser heeft verzocht om een hoorzitting maakt niet dat de staatssecretaris hem in bezwaar ook had moeten horen. De staatssecretaris kan immers van het horen van een belanghebbende afzien als het bezwaar kennelijk ongegrond is. [2] In het geval van eiser mocht de staatssecretaris op deze grond van het horen afzien. De bezwaargronden van eiser waren summier en voor een groot deel een herhaling van zetten ten opzichte van de aanvraagfase, omdat eiser vooral heeft teruggegrepen op de stukken die hij al in de aanvraagfase heeft overgelegd. In bezwaar zijn geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd. Het valt daarom niet in te zien wat een hoorzitting aan de behandeling van het bezwaar had bijgedragen. Het enkele feit dat eiser de feiten en zijn standpunten nader had kunnen toelichten, zoals hij op de zitting naar voren heeft gebracht, is dan ook onvoldoende. De staatssecretaris mocht daarom van het horen van eiser afzien.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van het verzoek om naturalisatie in stand blijft. De staatssecretaris hoeft daarom ook geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Klein Egelink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat staat in artikel 7, paragraaf 3.5.6, van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003.
2.Dat staat in artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.