ECLI:NL:RBGEL:2023:5127

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
05/880104-17.ontn
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepzaak

Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het telen van hennepstekken en het voorhanden hebben van stroomstootwapens. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 49.610,-, zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. Tijdens de openbare terechtzitting waren zowel de verdachte als zijn raadsman, mr. D. Kotterman, aanwezig. De officier van justitie stelde dat de ontnemingsvordering toegewezen moest worden, terwijl de raadsman primair betoogde dat de vordering afgewezen moest worden wegens schending van de redelijke termijn. Subsidiair stelde hij dat het geschatte voordeel lager was dan door de officier van justitie was gepresenteerd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte zich tussen 5 april 2017 en 11 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en telen van hennepplanten en hennepstekken op een adres in Nijmegen. Echter, bij vonnis van dezelfde datum is de verdachte vrijgesproken van dit feit. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen dient te worden. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Tegenspraak
Parketnummer: 05/880104-17
Datum uitspraak : 11 september 2023
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Raadsman: mr. D. Kotterman, advocaat in Arnhem.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel. Dit voordeel is door de officier van justitie geschat op € 49.610,-.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht. Daarbij zijn verdachte en zijn raadsman verschenen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ontnemingsvordering dient te worden toegewezen.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen wegens schending van de redelijke termijn. Subsidiair stelt hij dat het voordeel minder groot is dan door de officier van justitie is geschat.

3.De beoordeling van de vordering

Aan de vordering tot ontneming is – kort samengevat – ten grondslag gelegd dat verdachte zich in de periode van 5 april 2017 tot en met 11 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en telen van hennepplanten en hennepstekken aan de [adres 2] te Nijmegen. De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 11 september 2023 vrijgesproken van dit ten laste gelegde feit. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vordering van het Openbaar Ministerie dient te worden afgewezen.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
-
wijstde vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Aldus gegeven door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. S.A.L. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A. Clevers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 september 2023.