Uitspraak
1.De inhoud van de vordering
2.De procedure
3.De beoordeling van de vordering
4.De toegepaste wettelijke bepalingen
5.De beslissing
wijstde vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel
af.
Rechtbank Gelderland
Op 11 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het telen van hennepstekken en het voorhanden hebben van stroomstootwapens. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 49.610,-, zou vaststellen en de verdachte zou verplichten tot betaling aan de Staat. Tijdens de openbare terechtzitting waren zowel de verdachte als zijn raadsman, mr. D. Kotterman, aanwezig. De officier van justitie stelde dat de ontnemingsvordering toegewezen moest worden, terwijl de raadsman primair betoogde dat de vordering afgewezen moest worden wegens schending van de redelijke termijn. Subsidiair stelde hij dat het geschatte voordeel lager was dan door de officier van justitie was gepresenteerd.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte zich tussen 5 april 2017 en 11 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het aanwezig hebben en telen van hennepplanten en hennepstekken op een adres in Nijmegen. Echter, bij vonnis van dezelfde datum is de verdachte vrijgesproken van dit feit. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van het Openbaar Ministerie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen dient te worden. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook afgewezen.