ECLI:NL:RBGEL:2023:5117

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
05/138950-23 en 05/106584-23 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Arnhem voor meerdere diefstallen en oplichting

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 51-jarige man uit Arnhem. De man is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, voor het plegen van vier gekwalificeerde diefstallen, drie reguliere diefstallen en één geval van oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in een periode van ongeveer zeven maanden schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten, waarbij hij zich richtte op kwetsbare slachtoffers, waaronder ouderen en mensen met een beperking. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis overgenomen. De verdachte is ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door zijn daden. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte verplicht om de schadevergoeding aan de Staat te betalen. De uitspraak is gedaan in het kader van de openbare terechtzitting, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/138950-23 en 05/106584-23 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 12 september 2023
Tegenspraak (279 Sv.)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. D.L.A.M. Pluijmakers, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 05/138950-23:
1.
hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 2022 tot en met 04 november 2022 te
Arnhem, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een of
meerdere (al dan niet bewoonde) appartementen gevestigd op/aan de [adres 2] ,
alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- 23, althans een of meerdere, wastafelkranen en/of
- 12, althans een of meerdere, douchemengkranen en/of
- 9, althans een of meerdere, sifons,
(met totale waarde van € 9.472,19 euro)
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [instelling 2] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en/of dat/die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, door:
- ( voornoemde appartementen te openen door) onbevoegd/oneigenlijk gebruik te
maken van een sleutel en/of loper en/of
- ( voornoemde goederen los te maken en/of los te koppelen door) gebruik te maken
van een moersleutel en/of baco, althans gereedschap;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
- een betaalpas van de Abn Amro en/of
- een creditcard/visacard van de Anwb en/of
- een of meerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,05 euro),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 1] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen voornoemde geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,05
euro), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
(meermalen) oneigenlijk gebruik te maken van voornoemde betaalpas;
3.
hij op of omstreeks 11 maart 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
een portemonnee en/of een identiteitskaart en/of een visa creditcard en/of een
betaalpas van de Rabobank en/of een pas van het ziekenhuis en/of een of meerdere
klantenkaarten en/of briefjes met telefoonnummers en/of een of meerdere
geldbiljetten en/of muntgeld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 13 mei 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
- een betaalpas van de ING Bank en/of
- een of meerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van 50,10 euro),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 3] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen geldbedragen (met een totaalbedrag van 50,10 euro) onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door (meermalen)
oneigenlijk gebruik te maken van voornoemde betaalpas;
5.
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
een (hals)ketting,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 4] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op of omstreeks 21 mei 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
een telefoon,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 5] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op of omstreeks 14 februari 2023 te Arnhem, althans in Nederland,
- een tas en/of
- een portemonnee en/of een of meerdere sleutels en/of een display van een
elektrische fiets en/of een rijbewijs en/of een ov-chipkaart en/of diverse
cadeaukaarten en/of klantenkaarten en/of een betaalpas van de ING Bank en/of
- een Apple Iphone en/of
- een of meerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,64 euro),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 6] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen voornoemde geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,64
euro), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
(meermalen) oneigenlijk gebruik te maken van voornoemde betaalpas;
in de zaak met parketnummer 05/106584-23:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 6 februari 2023 te
Apeldoorn, althans in Nederland
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 7] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten
363 euro, althans enig geldbedrag, door voornoemde [aangever 7] mede te delen dat zij,
[aangever 7] , een geldbedrag (363 euro) moet betalen en/of overmaken (op de
bankrekening van verdachte) voor een kastje wat zij nodig heeft als zij niet overstapt
van [telecom aanbieder 1] naar [telecom aanbieder 2] , en/of om (vervolgens) gebruik te kunnen maken van de
(zojuist (door verdachte)) aangelegde glasvezel;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 februari tot en met 6 februari 2023, te
Apeldoorn, althans in Nederland
(van) 363 euro, althans enig geldbedrag, althans een of meer voorwerpen
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

in de zaak met parketnummer 05/138950-23 [1]
FEIT 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 8] , p. 21 en 22;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 juni 2023.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat door het handelen van verdachte schade is ontstaan, wat is vereist om tot een bewezenverklaring van braak en/of verbreking te komen. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit deel van de tenlastelegging.
FEIT 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , p. 67 en 68;
- het fotoblad m.b.t. de pintransacties, p. 76-78;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 juni 2023.
FEIT 3
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 11 maart 2023 was aangeefster [aangever 2] bij de [supermarkt 1] aan de [straat 1] in Arnhem. [2] Verdachte was op dat moment ook in deze supermarkt aanwezig. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 ten laste gelegde diefstal.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om te komen tot een bewezenverklaring. Hij heeft de rechtbank gevraagd verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster liep met haar boodschappen van de [supermarkt 1] terug naar haar woning aan [straat 2] in Arnhem. Toen zij over de galerij liep, merkte ze dat er een man achter haar liep. Op de trap nabij haar woning ging de man ineens met zijn hand diep in de boodschappentas van aangeefster en pakte haar portemonnee. In de portemonnee zaten haar identiteitskaart, een Visa creditcard, een betaalpas van de Rabobank, een pas van het ziekenhuis, pasjes van de kapper en dergelijke, briefjes met telefoonnummers, coupures van 20 euro (in totaal 110 of 120 euro) en wat muntgeld. De man rende vervolgens de trap af en verdween uit zicht. [4]
Op camerabeelden van de [supermarkt 1] is te zien is dat een man bij de hoofdingang staat en in de richting van de kassa’s kijkt, terwijl aangeefster haar boodschappen afrekent. Vervolgens verlaat aangeefster de supermarkt om 13:38 uur. Kort daarvoor heeft de man de winkel al verlaten en blijft hij voor de uitgang van de winkel staan. Op het moment dat aangeefster de supermarkt uit loopt, blijft de man enkele seconden staan, kijkt hij in haar richting en loopt hij achter haar aan.
Op de beelden van de openbare orde camera’s van de gemeente Arnhem is om 13:39 uur op de camerapositie Steenstraat/Spijkerlaan te zien dat aangeefster en de man beide linksaf slaan de 1e Wijkstraat in. Vervolgens is op camerabeelden van [restaurant] , gevestigd aan de 1e Wijkstraat, te zien dat zowel aangeefster als de man richting de parkeerplaats aan [straat 2] loopt. De diefstal is gepleegd tussen 13:40 en 13:44 uur. [5]
De man op de camerabeelden in de [supermarkt 1] is herkend door twee opsporingsambtenaren als zijnde verdachte. [6]
De rechtbank is van oordeel dat op grond hiervan wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte is die eerst aangeefster bij het afrekenen van haar boodschappen in de gaten houdt, haar vervolgens achtervolgt naar haar woning en dan de portemonnee uit haar tas haalt en weggaat. Daarbij is zowel het tijdpad van belang, als het feit dat uit de beelden volgt dat verdachte heeft kunnen zien dat aangeefster haar portemonnee in de blauwe boodschappentas onder haar boodschappen heeft gedaan, en hij dus heel gericht de portemonnee bij aangeefster uit de tas kon halen.
FEIT 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , p. 138 en 139;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 juni 2023.
FEIT 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , p. 175 en 176;
- de verklaring van verdachte afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 juni 2023.
FEIT 6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 6 ten laste gelegde diefstal. Zij heeft daarbij verwezen naar het proces-verbaal van aangifte met daarin het signalement van verdachte en naar de verklaring van getuige [getuige] .
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 21 mei 2023 was aangeefster [aangever 5] in de kerk aan de [straat 3] in Arnhem. Aangeefster zat aan tafel en had haar tas naast zich staan. Zij zag dat haar telefoon in haar tas zat. Er kwam een man naast haar zitten die continu naar haar tas reikte. De man was tussen de 30 en 35 jaar, had een donkere huidskleur, kort zwart haar, was tussen de 1.75 en 1.80m, stevig gebouwd en donker gekleed. Getuige [getuige] zag dat de man die zich voorstelde als [verdachte] naast aangeefster zat en zijn hand in de tas van aangeefster stak. Hij had de rits van het tasje open gemaakt. Toen getuige [getuige] hem aansprak en maande daarmee te stoppen, ging de man er vandoor. Aangeefster zag thuis dat haar telefoon uit haar tas was verdwenen. [7]
De rechtbank overweegt dat verdachte past in het signalement van de man in de kerk, zoals gegeven door aangeefster en getuige [getuige] . Bovendien heeft de man in de kerk zich voorgesteld als [verdachte] , de voornaam van verdachte. De rechtbank heeft verder onder feit 5 vastgesteld dat het verdachte was die ook op 21 mei 2023 de halsketting van mevrouw [aangever 4] heeft gestolen en verdachte heeft dat feit bekend. Mevrouw [aangever 4] heeft verklaard dat zij afkomstig was van de kerk aan de [straat 3] (
de rechtbank begrijpt: de [straat 3] )en dat verdachte haar vroeg of zij ook in de kerk was geweest. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat het verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon van aangeefster [aangever 5] .
FEIT 7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 7 ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op dinsdag 14 februari 2023 was aangeefster [aangever 6] aan het werk bij de [instelling 1] in Arnhem. Zij had haar schoudertas in de zaal op de vensterbank gezet. Er meldde zich een man die aanbood mee te helpen met het lossen van de vrachtwagen. Deze man had een Surinaams uiterlijk met fijn krullend zwart haar. Hij was ongeveer 40 jaar oud, 1.70 tot 1.75m lang en had een gezet postuur. Hij sprak goed Nederlands en droeg donkere kleding. Ruim voordat de vrachtwagen leeg was, was de man verdwenen. Toen aangeefster vervolgens haar telefoon uit haar schoudertas wilde pakken, zag zij dat haar tas verdwenen was. In de schoudertas zaten een portemonnee, een huissleutel, een fietssleutel, het display van de elektrische fiets, een rijbewijs, een OV-chipkaart, diverse cadeau- en klantenkaarten, een betaalpas van de ING bank en een Apple iPhone. Aangeefster zag dat er vier keer geld van haar bankrekening gepind was:
- om 13:08 uur bij [winkel] Klarendal, een bedrag van € 19,50;
- om 13:09 uur bij [supermarkt 2] Klarendal, een bedrag van € 8,05;
- om 17:18 uur bij [winkel] Klarendal, een bedrag van € 19,50;
- om 17:21 uur bij [supermarkt 2] Klarendal, een bedrag van € 0,59. [8]
De rechtbank overweegt dat van drie van de hiervoor genoemde pintransacties camerabeelden in het dossier zijn gevoegd, te weten van beide transacties bij [supermarkt 2] en de transactie om 13.08 uur bij [winkel] . [9] De man op de camerabeelden wordt door verbalisanten herkend als zijnde verdachte. [10]
Gelet op het voorgaande, bezien in samenhang met de tijdlijn en de pinlocaties, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 7 ten laste gelegde feit.
in de zaak met parketnummer 05/106584-23 [11]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde oplichting.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Op 2 februari 2023 was aangeefster [aangever 7] in haar woning in Apeldoorn. Er kwam een man aan haar deur die zich bezighield met de aanleg van glasvezelkabels in de straat. De man vertelde dat de glasvezel, dat door [telecom aanbieder 2] werd aangelegd, niet bij haar zou werken omdat zij klant is bij [telecom aanbieder 1] . De man vertelde dat zij een bedrag van € 363,00 moest betalen voor een kastje dat ervoor zou zorgen dat zij via [telecom aanbieder 1] toch glasvezel had. Aangeefster heeft vervolgens het bedrag overgemaakt naar bankrekening [rekeningnummer] ten name van [verdachte] onder vermelding van ‘aansluiting glasvezelnet’. Op 6 februari 2023 meldde de man zich opnieuw bij aangeefster aan de deur. Hij vertelde aangeefster dat er iets mis was gegaan met de overboeking van het bedrag van € 363,00 en vroeg haar om het geldbedrag nogmaals over te maken. [12]
Verdachte heeft verklaard dat hij aanwezig was in de woning van aangeefster en dat hij haar heeft gevraagd € 363,00 over te maken op zijn bankrekening. [13] Voornoemd geldbedrag is overgemaakt op een ABN AMRO rekening van verdachte die hij zelf gebruikt. [14] Op 2 februari 2023 is om 13:08:59 uur € 363,00 bijgeschreven op de rekening van verdachte. Om 13:29:24 uur diezelfde dag wordt € 250,00 contact opgenomen. [15]
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster ertoe heeft bewogen € 363,00 aan hem over te maken, omdat hij haar heeft verteld dat dat dat nodig was om gebruik te kunnen (blijven) maken van glasvezel, terwijl dat niet het geval was. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van zijn werkgever ( [bedrijf] ) een offerte bij aangeefster moest indienen van € 363,00, dat het bedrag op zijn bankrekening moest worden gestort en dat hij dit bedrag diezelfde middag contant heeft opgenomen en aan [bedrijf] heeft betaald. Hij heeft gesteld dat hij ergens aan heeft meegewerkt waarvan hij geen benul had. Deze verklaring komt neer op het ontbreken van opzet. De rechtbank passeert dit verweer. Uit het transactieoverzicht blijkt dat kort na de bijschrijving van € 363,00 op de bankrekening van verdachte € 250,00 is gepind. Dit past niet bij de verklaring van verdachte, dat hij het gehele bedrag weer aan [bedrijf] moest afstaan. Bovendien is verdachte op 6 februari 2023 terug gegaan naar de woning van aangeefster, heeft haar verteld dat er iets mis was gegaan met de overboeking van het geldbedrag en haar gevraagd het bedrag nogmaals over te maken. Daaruit leidt de rechtbank af dat verdachte ook op 2 februari 2023 precies wist wat hij aan het doen was, en is sprake van opzet.
Gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde oplichting.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
in de zaak met parketnummer 05/138950-23:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 31 oktober 2022 tot en met 04 november 2022 te
Arnhem,
althans in Nederland,
meermalen,
althans eenmaal,
in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een of
meerdere (al dan niet bewoonde) appartementen gevestigd
op/aan de [adres 2] ,
alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- 23,
althans een of meerdere,wastafelkranen en
/of
- 12,
althans een of meerdere,douchemengkranen en
/of
- 9,
althans een of meerdere,sifons,
(met totale waarde van € 9.472,19 euro)
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [instelling 2] ,
in
elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft
en
/of dat/die weg te nemen voornoemde goederen onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van
braak, verbreking, inklimming en/ofeen valse sleutel, door:
-
(voornoemde appartementen te openen door
)onbevoegd/oneigenlijk gebruik te
maken van een sleutel
en/of loper
en/of
-
(voornoemde goederen los te maken en/of los te koppelen door) gebruik te maken
van een moersleutel en/of baco, althans gereedschap;
2.
hij op
of omstreeks10 februari 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,
- een betaalpas van de Abn Amro en
/of
- een creditcard/visacard van de Anwb en
/of
-
een ofmeerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,05 euro),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [aangever 1] ,
in elk geval aan een
andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen voornoemde geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,05
euro), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
(meermalen
)oneigenlijk gebruik te maken van voornoemde betaalpas;
3.
hij op
of omstreeks11 maart 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,
een portemonnee en
/ofeen identiteitskaart en
/ofeen visa creditcard en
/ofeen
betaalpas van de Rabobank en
/ofeen pas van het ziekenhuis en
/ofeen of meerdere
klantenkaarten en
/ofbriefjes met telefoonnummers en
/of een ofmeerdere
geldbiljetten en
/ofmuntgeld,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever 2] ,
in elk geval aan
een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op
of omstreeks13 mei 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,
- een betaalpas van de ING Bank en
/of
-
een ofmeerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van 50,10 euro),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [aangever 3] ,
in elk geval aan
een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen geldbedragen
(met een totaalbedrag van 50,10 euro
)onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
(meermalen
)
oneigenlijk gebruik te maken van voornoemde betaalpas;
5.
hij op
of omstreeks21 mei 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,
een (hals)ketting,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [aangever 4] ,
in elk geval aan
een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
6.
hij op
of omstreeks21 mei 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,
een telefoon,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [aangever 5] ,
in elk geval aan een
andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich
wederrechtelijk toe te eigenen;
7.
hij op
of omstreeks14 februari 2023 te Arnhem,
althans in Nederland,
- een tas en
/of
- een portemonnee en
/of een ofmeerdere sleutels en
/ofeen display van een
elektrische fiets en
/ofeen rijbewijs en
/ofeen ov-chipkaart en
/ofdiverse
cadeaukaarten en
/ofklantenkaarten en
/ofeen betaalpas van de ING Bank en
/of
- een Apple Iphone en
/of
-
een ofmeerdere geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,64 euro),
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [aangever 6] ,
in elk
geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of
dat/die weg te nemen voornoemde geldbedragen (met een totaalbedrag van 47,64
euro), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
(meermalen
)oneigenlijk gebruik te maken van voornoemde betaalpas;
in de zaak met parketnummer 05/106584-23
hij
in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 6op 2februari 2023 te
Apeldoorn,
althans in Nederland
met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels,
[aangever 7] heeft bewogen tot de afgifte van
enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten
363 euro,
althans enig geldbedrag,door voornoemde [aangever 7] mede te delen dat zij,
[aangever 7] , een geldbedrag (363 euro) moet betalen en/of overmaken (op de
bankrekening van verdachte) voor een kastje wat zij nodig heeft als zij niet overstapt
van [telecom aanbieder 1] naar [telecom aanbieder 2] ,
en/ofom (vervolgens) gebruik te kunnen maken van de
(zojuist (door verdachte)) aangelegde glasvezel;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 05/138950-23
feit 1:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
feit 2, 4 en 7:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
feit 3, 5 en 6:
diefstal
in de zaak met parketnummer 05/106584-23, primair
oplichting

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. De officier van justitie eist daarbij een proeftijd van 3 jaren, onder de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte problemen heeft op veel leefgebieden, zoals ook blijkt uit de rapportage van de reclassering. De raadsman stelt dat verdachte gemotiveerd is om aan de slag te gaan met de reclassering. Hij vindt het van belang dat zo snel mogelijk wordt gewerkt aan stabiliteit in het leven van verdachte en dat de begeleiding en behandeling van verdachte spoedig wordt opgestart. Hij heeft de rechtbank primair gevraagd een gevangenisstraf op te leggen met een duur die gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daarnaast een taakstraf van maximale omvang en een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaren. Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht een gevangenisstraf van maximaal 22 maanden op te leggen, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Dit alles met een proeftijd van 3 jaren, onder de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer zeven maanden schuldig gemaakt aan drie diefstallen, vier gekwalificeerde diefstallen en een oplichting. Verdachte heeft zich bij het plegen van de strafbare feiten gericht op mensen in een kwetsbare positie, dan wel misbruik gemaakt van het vertrouwen dat mensen in hem hadden. De meeste slachtoffers waren op leeftijd en een van de slachtoffers zat in een rolstoel. Verdachte heeft onder meer toegeslagen in de accommodatie voor begeleid wonen, waar hij zelf woonachtig was en begeleid werd, een verzorgingshuis, een kerk en bij de [instelling 1] . Hij heeft op grove wijze misbruik gemaakt van mensen die hem in goed vertrouwen tegemoet traden. Uit wat de benadeelde partijen hebben verteld tijdens de terechtzitting, is de rechtbank gebleken dat de gebeurtenissen diepe indruk op hen hebben gemaakt en dat hun vertrouwen in de medemens door het meedogenloze handelen van verdachte ernstig is geschaad. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
De rechtbank overweegt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. Na een veroordeling uit 2018 tot een gevangenisstraf van 32 maanden en een periode van voorwaardelijke invrijheidstelling in een strak kader, is verdachte gerecidiveerd. De raadsman heeft gesteld dat verdachte gemotiveerd is voor begeleiding door de reclassering en behandeling, maar naar het oordeel van de rechtbank blijkt deze motivatie nergens uit. Verdachte is ook niet verschenen tijdens de terechtzitting om zijn motivatie toe te lichten.
Bij het bepalen van de strafmaat neemt de rechtbank als uitgangspunt de richtlijnen die gelden voor soortgelijke zaken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk passend en geboden. De rechtbank legt hierbij een proeftijd op van 3 jaren, onder de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vordering van de benadeelde partij [aangever 1] (parketnummer 05/138950-23, feit 2)
De benadeelde partij [aangever 1] heeft in verband met het onder 2 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 50,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot een bedrag van
€ 47,05 kan worden toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Uit de bankafschriften die zijn overgelegd blijkt dat het schadebedrag in totaal € 47,05 bedraagt. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 47,05 kan worden toegewezen. De rechtbank zal het overige deel van de vordering als ongegrond afwijzen.
Verdachte is vanaf 10 februari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2] (parketnummer 05/138950-23,
feit 3)
De benadeelde partij [aangever 2] heeft in verband met het onder 3 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 270,00 aan materiële schade en € 500,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard in verband met de door de raadsman bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de vordering van immateriële schade niet is onderbouwd en dat vaststelling van de hoogte van de schade een onevenredige belasting vormt voor het strafproces. Om deze reden zou de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in dit deel van de vordering. Ten aanzien van de vordering van materiële schadevergoeding heeft de raadsman bepleit dat deze kan worden toegewezen tot een bedrag van € 120,00, omdat uit de aangifte niet is gebleken dat de tas kapot was. Ook is de waarde van de portemonnee volgens de verdediging onvoldoende onderbouwd. De verdediging heeft verzocht een bedrag € 120,00 toe te wijzen en de vordering voor wat betreft de materiële schade voor het overige af te wijzen of niet-ontvankelijk te verklaren.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat uit de aangifte is gebleken dat verdachte de portemonnee van de benadeelde partij heeft meegenomen, met daarin ongeveer € 120,00 aan contant geld en diverse pasjes. Voor het overige is de vordering op dit punt onvoldoende onderbouwd. Naast het bedrag aan contant geld, heeft de benadeelde partij een nieuwe portemonnee moeten aanschaffen en diverse pasjes moeten vervangen. De hoogte van de schade is op deze onderdelen niet onderbouwd. De rechtbank schat de kosten van een nieuwe portemonnee op € 75,00 en de kosten van de vervanging van de pasjes op € 20,00. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
In totaal wijst de rechtbank daarom een bedrag van € 215,00 aan materiële schade toe. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het resterende deel van de gevorderde materiële schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering indien gewenst nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf 11 maart 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Hoewel de diefstal waarvan de benadeelde partij slachtoffer is geworden een bijzonder vervelend strafbaar feit betreft, is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de genoemde bewijsmiddelen en de informatie uit het schadeformulier onvoldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor wat betreft het immateriële deel. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering indien gewenst nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3] (parketnummer 05/138950-23, feit 4)
De benadeelde partij [aangever 3] heeft in verband met het onder 4 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht heeft op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Hoewel de diefstal waarvan de benadeelde partij slachtoffer is geworden een bijzonder vervelend strafbaar feit betreft, is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de genoemde bewijsmiddelen en de informatie uit het schadeformulier onvoldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering indien gewenst nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 4] (parketnummer 05/138959-23, feit 5)
De benadeelde partij [aangever 4] heeft in verband met het onder 5 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.800,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen of de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Uit de toelichting die de benadeelde partij tijdens de terechtzitting heeft gegeven, blijkt dat er een taxatie van de halsketting beschikbaar is en dat deze is ingediend bij de verzekering. Omdat niet duidelijk is of de verzekering de waarde van de halsketting of een deel ervan zal vergoeden, is de vordering van de benadeelde partij niet toewijsbaar. De verdediging heeft gesteld dat het een onevenredige belasting van het strafproces is om dit in het kader van deze strafzaak nog verder uit te zoeken.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek tijdens de terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Hoewel de benadeelde partij geen stukken heeft overgelegd waaruit de waarde van de halsketting blijkt, staat vast dat de door verdachte gestolen halsketting een lange gouden halsketting betrof. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en vindt het aannemelijk dat de waarde van de gouden halsketting ten minste € 1.400,00 bedroeg. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van € 1.400,00 kan worden toegewezen.
De rechtbank kan in verband met het ontbreken van onderbouwende stukken niet vaststellen of de waarde van de halsketting hoger was dan € 1.400,00. Nader onderzoek naar de waarde van de halsketting levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het resterende deel van de gevorderde materiële schade. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering indien gewenst nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf 21 mei 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 6] (parketnummer 05/138959-23, feit 7)
De benadeelde partij [aangever 6] heeft in verband met het onder 7 ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert
€ 844,53 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen voor wat betreft de schade die niet is vergoed door de verzekering, met toekenning van de wettelijke rente. Ook vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering deels kan worden toegewezen. De verdediging heeft gesteld dat in de vordering de nieuw- en dagwaarde door elkaar lopen, waardoor niet het gehele bedrag toewijsbaar is. De verdediging vindt toewijzing van € 500,00 redelijk en vraagt de rechtbank in deze zin gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Een deel van de schade (€ 1.042,85) is door de verzekering vergoed. De rechtbank is van oordeel dat van het resterende schadebedrag de kosten voor de betaalpas (€ 4,50), de OV-kaart
(€ 11,00), de tas (€ 35,00) en de portemonnee (€ 20,00) toewijsbaar zijn. Dit betreft een totaalbedrag van € 70,50 aan materiële schade.
Het gestelde resterende schadebedrag voor de gestolen telefoon (€ 773,83) wijst de rechtbank af. De telefoon is immers weer terug bij de benadeelde partij.
Verdachte is vanaf 14 februari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 310, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van
de proeftijd van drie jarenniet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
stelt als
bijzondere voorwaardendat:
- verdachte zich meldt bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicatie vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • indien de reclassering tijdens het toezicht naar aanleiding van de middelencontroles van mening is dat er sprake is van een zorgelijke terugval in het gebruik van alcohol of drugs, betrokkene een verslavingsbehandeling volgt bij Iriszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Hieronder kan ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
  • verdachte gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten een instelling van het Leger des Heils of een soortgelijke instelling, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
  • verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Betrokkene geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik in kaart te brengen en te beheersen. De reclassering kan urine- en ademonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
stelt als
overige voorwaardendat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
(05/138950-23, feit 2)
  • veroordeelt verdachte in verband met parketnummer 05/138950-23, feit 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 47,05 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 wijst de vordering tot materiële schade voor het overige af;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 1] , een bedrag te betalen van € 47,05 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan één dag gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
(05/138950-23, feit 3)
  • veroordeelt verdachte in verband met parketnummer 05/138950-23, feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 2] van € 215,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2023, tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 2] , een bedrag te betalen van € 215,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
(05/138950-23, feit 4)
 verklaart de benadeelde partij [aangever 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 4]
(05/138950-23, feit 5)
  • veroordeelt verdachte in verband met parketnummer 05/138950-23, feit 5 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 4] van € 1.400,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 4] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 4] , een bedrag te betalen van € 1.400,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 mei 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 24 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangever 6] (05/138950-23, feit 7)
  • veroordeelt verdachte in verband met 05/138950-23, feit 7 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangever 6] van € 70,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangever 6] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangever 6] , een bedrag te betalen van € 70,50 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 2 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Verkroost (voorzitter), mr. J.M. Graat en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023194781, gesloten op 1 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 11 maart 2023, p. 111.
3.De verklaring van verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 9 juni 2023.
4.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] van 11 maart 2023, p. 111 en 112.
5.Het proces-verbaal van bevindingen van 23 maart 2023, p. 124.
6.Processen-verbaal Herkenning persoon door opsporingsambtenaar, p. 131-132 en 134-135.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] van 1 juni 2023, p. 219 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 21 mei 2023, p. 184.
8.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] van 16 februari 2023, p. 228 en 229.
9.Het proces-verbaal van bevindingen van 26 mei 2023, p. 246 en 247.
10.Het proces-verbaal herkenning door opsporingsambtenaar van 7 maart 2023, p. 263 en 264 en het proces-verbaal van herkenning door opsporingsambtenaar van 21 maart 2023, p. 259 en 260.
11.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023056972, gesloten op 3 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
12.Het proces-verbaal van aangifte van [aangever 7] van 6 februari 2023, p. 14 en 15.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 maart 2023, p. 67.
14.Het proces-verbaal bevindingen van 22 maart 2023, p. 52 en 53.
15.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 3 augustus 2023 met bijlagen.