ECLI:NL:RBGEL:2023:5115

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
9 september 2023
Zaaknummer
C/05/392293 / HA ZA 21-422
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van projectbegeleidingsvergoeding in het kader van samenwerking tussen With Energy B.V. en Stip-Connected B.V.

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, staat de vraag centraal of er een projectbegeleidingsovereenkomst tot stand is gekomen tussen de partijen With Energy B.V. en Stip-Connected B.V. De eiseres, With Energy, heeft bewijsopdracht gekregen om aan te tonen dat zij betrokken was bij de projecten van de gedaagde, Stip-Connected, en dat zij recht heeft op een vergoeding voor haar werkzaamheden. Na het verhoor van getuigen en het bestuderen van de overgelegde producties, concludeert de rechtbank dat With Energy voldoende bewijs heeft geleverd van haar betrokkenheid bij de projecten in Deventer en Utrecht. De rechtbank oordeelt dat Stip-Connected verplicht is om de gebruikelijke vergoeding aan With Energy te betalen, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De rechtbank wijst de vorderingen van With Energy toe, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en veroordeelt Stip-Connected in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke samenwerking tussen partijen, ongeacht de formele contractuele afspraken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/392293 / HA ZA 21-422
Vonnis van 6 september 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WITH ENERGY B.V.,
gevestigd te Bussum en kantoorhoudende te Naarden,
eiseres,
advocaat mr. M.M.N.C. Schellekens te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STIP-CONNECTED B.V.,
gevestigd te Bemmel, gemeente Lingewaard en kantoorhoudende te Arnhem,
gedaagde,
advocaat mr. H.H.D. van Schilt te Arnhem.
Partijen zullen hierna With Energy en Stip-Connected genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 4 mei 2022
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor van 14 december 2022
  • de conclusie na enquête van de zijde van With Energy
  • de conclusie na enquête van de zijde van Stip-Connected
  • de antwoordconclusie na enquête van de zijde van With Energy
  • de nadere conclusie na enquête van de zijde van Stip-Connected.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij voormeld tussenvonnis is With Energy opgedragen om te bewijzen dat voor de projecten [betrokken partij 1] “pand Deventer” en [betrokken partij 1] “pand Utrecht” door Stip-Connected en With Energy gezamenlijk PBO’s (ook wel projectbegeleidingsovereenkomsten) zijn gesloten op basis van ‘recht van opstal’, waarbij With Energy die projecten mede heeft begeleid.
2.2.
With Energy heeft in dit verband een aantal nadere producties overgelegd en vier getuigen voorgebracht. Naar een aantal producties is ook tijdens het getuigenverhoor gerefereerd. De inhoud van deze producties en de verklaringen wordt voor zover relevant hieronder weergegeven.
De nadere producties
2.3.
In de e-mail van 7 augustus 2019 (productie 56) heeft [betrokkene 1] (op dat moment projectmanager bij Stip-Connected, hierna: [betrokkene 1] ) aan [betrokkene 2] (bestuurder van With Energy, hierna: [betrokkene 2] ) onder meer het volgende gevraagd:
“Neem je contact op met de klanten na SDE-gunning?
Tot nu toe zijn dat:
[betrokken partij 1] – [adres 1] te Deventer
[betrokken partij 1] – [adres 2] te Deventer
(…)”
2.4.
Bij e-mail van 10 september 2019 met als titel ‘Vervolg toekenning subsidie’ en met [betrokkene 3] (bestuurder van Stip-Connected, hierna: [betrokkene 3] ) in cc (productie 57) heeft [betrokkene 2] [betrokkene 4] (head finance, HR, IT bij [betrokken partij 1] , hierna: [betrokkene 4] )) onder meer bericht:
“Dank voor je komst en het prettige gesprek in Arnhem afgelopen vrijdag. Het was mogelijk wat veel informatie maar lopende het traject zal alles vast duidelijker worden.
Zoals afgesproken tref je in de bijlagen alvast de volgende informatie aan:
  • Rekenmodel [adres 2] (…)
  • Rekenmodel [adres 1] en [adres 3] (…)
  • Beschikking RVO [adres 2]
  • Beschikking RVO [adres 1] en [adres 3]
  • PV Sol intekening [adres 2]
  • PV Sol intekening [adres 1] en [adres 3]
  • Handleiding Energieprojecten
  • Adviesnotitie TNO/NCW kostprijsberekening
  • Project Begeleiding Overeenkomst (concept)
De kosten voor netverzwaring kun je inschatten op 10.000,- per beschikking. Tevens is het zinvol om bij de budgetaanvraag ongeveer 10% ‘onvoorzien’ te reserveren. Dit is o.a. voor het plaatsen van laadpalen om zo voor de MIA/Vamil regeling in aanmerking te komen en een voorschot te nemen op de elektrificatie van het wagenpark. Liever iets te hoog gebudgetteerd dan te laag. Het netto rendement van de businesscase ligt op 7%.
(…)”
2.5.
Op 4 juni 2020 heeft [betrokkene 2] aan [betrokkene 3] een e-mail gestuurd (productie 62) met daarin onder meer het volgende:
“In afwachting van de beschikking SDE voor de locatie Utrecht mail ik je toch alvast de opstal overeenkomst m.b.t. de installatie van de zonnepanelen in Deventer (en Utrecht). Dit om geen tijd te verliezen omdat het project Deventer voor eind van dit jaar gerealiseerd moet zijn.”
2.6.
Bij e-mail van 23 juni 2020 (productie 64) heeft [betrokkene 4] zijn opmerkingen op het concept van de opstalovereenkomst aan [betrokkene 2] gestuurd, met het verzoek hier nog eens goed naar te kijken voordat deze ‘akkoord gaat’. [betrokkene 2] heeft deze reactie aan Stip-Connected doorgestuurd.
2.7.
Bij e-mail van 2 juli 2020 aan [betrokkene 4] met [betrokkene 2] in cc (productie 65) heeft [betrokkene 3] het volgende bericht:
“In eerste opzicht positief en wat ons betreft al voldoende akkoord om te kunnen starten met de schouw, voor inhoudelijke uitwerking. Indien dit voor jullie ook geldt dan, organiseren we een schouw, na akkoord op het schouwdocument werken we een projectplanning uit, waarna we het Recht van Opstal kunnen finaliseren, waar tot slot het werk gemaakt wordt.”
2.8.
In de e-mail van 14 oktober 2020 (productie 73) heeft [betrokkene 2] onder meer aan [betrokkene 4] gemeld:
“De schouw heeft inmiddels plaatsgevonden.
Graag zouden we een afspraak maken (dat kan in Deventer maar ook via Microsoft Meets) om de vervolgstappen door te nemen.”
2.9.
Hierop heeft [betrokkene 3] een dag later aan [betrokkene 4] (met [betrokkene 2] in cc) voorgesteld om het overleg op 20 oktober 2020 in te plannen, waarbij hij de planning, recht van opstal en bliksembeveiliging Utrecht als agendapunten noemt (productie 74).
2.10.
Bij e-mail van 20 oktober 2020 heeft [betrokkene 3] ‘een kleine notitie/notulen van ons overleg’ gestuurd aan [betrokkene 4] met onder anderen [betrokkene 2] in cc (productie 75). Uit het bijgevoegde document blijkt dat is gesproken over de planning, het uitwerken van een aantal documenten (waaronder ‘technische uitwerken’ en offertes), ‘startbouw’ door de installateur, het recht van opstal en de bliksembeveiliging in Utrecht.
2.11.
In de e-mail van 27 oktober 2020 (productie 76) heeft [betrokkene 3] aan [betrokkene 4] met onder anderen [betrokkene 2] in cc onder meer het volgende bericht:
“Kleine update op ons overleg van vorige week.
Ik heb het ontwerp nog een aantal feedbaekpunten mee geleverd naar de installateur. Op moment dat deze definitief zijn lever ik ze aan.
Is het mogelijk om de contactgegevens van het bedrijf welke de bliksembeveiliging in Utrecht heeft aangebracht te delen?
Wij hebben verder geen reactie meer ontvangen betreffende het Recht van Opstal, ik laat deze in concept verder opmaken voor een finaal akkoord. Mochten hier nog verdere bevindingen in zijn, verneem ik dat graag. Hierbij ook graag de keuze voor een vaste vergoeding of de GVO’s.
Voor de planning lijken we de locatie Deventer te halen. Enkel Utrecht wordt kritisch. De realisatietermijnen zijn voor Deventer 27-01-’21 en voor Utrecht 06-01-’22. Hierbij kunnen we voor Utrecht meer tijd nemen.”
De getuigenverklaringen
2.12.
Getuige [betrokkene 4] heeft - voor zover hier van belang - als volgt verklaard:
“Ik was eerste contactpersoon bij [betrokken partij 1] vanuit mijn rol als head finance, vanwege de subsidie en de investeringen die moesten worden gedaan. Ik ben gedurende het project eerste contactpersoon gebleven en dat betekent: hoe kun je zinvol gebruik maken van subsidies, welke investeringen moeten worden gedaan, hoe kun je deze terugverdienen. Het contact verliep in eerste instantie alleen met de heer [betrokkene 2] .
(…)
Toen begon het technische verhaal. Er zijn daken bekeken, posities ingetekend, er is een plaatje gemaakt. Het concept van de overeenkomst van opstal is opgesteld. Toen had ik voornamelijk contact met de heer [betrokkene 3] . Ik ben ook nog eens bij de heer [betrokkene 3] op kantoor geweest, daar was de heer [betrokkene 2] ook bij aanwezig. Het doel was om elkaar beter te leren kennen.
Wij hebben het nooit gehad over verhoudingen of een taakverdeling. De heer [betrokkene 2] was meer bezig met het verkoop- en subsidiegedeelte, de heer [betrokkene 3] met het technische gedeelte. Na het dicteren van mijn verklaring voeg ik daaraan toe dat dit mijn eigen conclusie is geweest die ik achteraf heb getrokken over de manier waarop wij samen hebben gewerkt. In het begin had ik meer contact met de heer [betrokkene 2] , later eigenlijk alleen met de heer [betrokkene 3] . Ik had geen zicht op wat de heer [betrokkene 2] of zijn collega’s op de achtergrond deden. Er is nooit besproken wat de rol was van wie.
Naar de conceptovereenkomst is door onze juristen gekeken, onze moedermaatschappij heeft groen licht gegeven en de overeenkomst is getekend. Vervolgens is de installatie in gang gezet. In die periode had ik contact met de heer [betrokkene 3] . De installatie is opgeleverd en in gebruik genomen. Tussentijds heb ik nog contact gehad met de heer [betrokkene 2] , voor het laatst in augustus 2022. Hij is toen langs geweest in Deventer. Dat was op zijn initiatief.
Het ging diep het technische gedeelte in, daarom had ik contact met de heer [betrokkene 3] . Ik had geen zicht wat de heer [betrokkene 2] of zijn collega’s deden.
(…).
Op de vraag of het klopt dat [betrokken partij 1] in beginsel de samenwerking is aangegaan met With Energy antwoord ik dat ik dat een lastige vraag vind. Ik heb niet helder met wie de samenwerking is aangegaan. Het contact verliep met de heer [betrokkene 2] , maar ik weet niet onder welke bedrijfsnaam.
Op de vraag of With Energy mij heeft geïntroduceerd bij Stip-Connected antwoord ik dat Stip-Connected om de hoek kwam kijken ongeveer nadat de heer [betrokkene 2] zijn berekeningen had gemaakt over het effect van subsidie en het terug te verdienen bedrag. Stip-Connected had ook meegekeken met de SDE-berekeningen. Ik weet het precieze moment niet meer, maar op enig moment had ik contact met de heer [betrokkene 3] . Dat was een natuurlijk moment. Het voelde voor mij als één partij.
(…)
Op de vraag of bij [betrokken partij 1] is aangegeven dat With Energy bij de overgang van PBO naar opstal geen partij meer zou zijn, antwoord ik: “nee”.
Op de vraag of ik ervan uit ging dat With Energy wel partij zou blijven, antwoord ik: “ja”.
Op de vraag of het klopt dat [betrokken partij 1] de samenwerking met With Energy niet bewust heeft beëindigd, antwoord ik: “ja”. Na het dicteren van deze verklaring voeg ik er nog aan toe dat het mij heeft verbaasd dat de samenwerking zou zijn beëindigd.
(…)
Op de vraag of duidelijk was dat het om beide locaties zou gaan toen de overeenkomst voor Deventer werd gesloten, antwoord ik: “ja”.
Op de vraag of het klopt dat de samenwerking niet alleen zag op de SDE-subsidie, maar op de hele projectbegeleiding op het moment dat deze overeenkomst werd aangegaan, antwoord ik dat dit is wat ik kan terughalen: dit is alleen de SDE-subsidie. Dit is één partij, ik heb hen nooit als twee afzonderlijke partijen gezien.
Ten aanzien van producties 73 t/m 76: op de vraag of het klopt dat u in de e-mail van 14 oktober 2020 een afspraak inplant voor overleg over Utrecht en Deventer antwoord ik: “ja”. Dit was om de schouw te bespreken. Hier staan beide personen genoemd.
(…)
Op de vraag of het klopt dat With Energy op dat moment nog betrokken is, antwoord ik: “ja”.
Op de vraag of het klopt dat [betrokken partij 1] de opdracht al meer dan een jaar ervoor had gegeven, antwoord ik: “ja”.
Ten aanzien van productie 76: op de vraag of de e-mail van 27 oktober 2020 zag op installatie, installateur en realisatietermijnen na de SDE-vergunning antwoord ik dat ik niet weet of dat al na de toekenning was. Hier gingen wij al naar de uitvoering toe. De subsidie was voor ons niet meer zo relevant, omdat het recht van opstal was verleend. De subsidie kwam dus toe aan degene aan wie wij het recht van opstal hadden verleend.
Ten aanzien van producties 54 t/m 65: op de vraag of het klopt dat With Energy hierbij nog betrokken was, antwoord ik: “ja”, in elk geval ter informatie.
Op de vraag of het klopt dat With Energy als projectbegeleiding nog was betrokken, antwoord ik dat niet bij ons op het vizier lag wie de projectbegeleiding deed. Ik zie dat wij hier nog contact hadden met de heer [betrokkene 2] . Hij was dus wel betrokken, maar de correspondentie ging rechtstreeks naar Stip-Connected.
Op de vraag of met [betrokken partij 1] is afgesproken dat With Energy alleen voor de SDE zou optreden, antwoord ik: “nee”.
Op de vraag of With Energy nog betrokken was bij het proces na de SDE antwoord ik dat ik dat een lastige vraag vind. Wij zien hen als één partij.
(…)
Op de vraag of ik mij bij het sluiten van de SDE-overeenkomst voor het pand in Deventer van bewust was dat ook voor Utrecht een aparte overeenkomst zou worden gesloten, antwoord ik: “ja”.
2.13.
Getuige [betrokkene 1] heeft - voor zover hier van belang - als volgt verklaard:
“Ik was projectmanager bij Stip-Connected in de tijd dat Stip-Connected met With Energy hebben samengewerkt. Ik onderhield namens Stip-Connected het contact met [betrokkene 2] over onze gezamenlijke klanten. [betrokken partij 1] is aangebracht door [betrokkene 2] . Hij is de partner naar de klant toe. Als er iets was met de klant namen wij soms direct contact op met [betrokkene 2] , soms met de klant. Het contact ging eerst om de subsidieaanvraag, daarna over de PV-installatie. [betrokken partij 1] zou deze eerst realiseren op eigen naam, later hebben wij gesproken over een dakhuurovereenkomst. Om dat te realiseren moesten er stukken worden verzameld. Dat ging soms via [betrokkene 2] , soms direct naar ons. De subsidie werd afgegeven en toen gingen wij over tot het realiseren van het zonnepanelenproject. Wij gingen daarover in gesprek. Ik weet niet precies hoe het contact destijds is gegaan. Ik had contact met [betrokkene 2] over dit project, maar ik weet niet meer precies waarover.
(…)
Ik weet dat [betrokkene 2] contact onderhield (…). In brede zin was hij zeker betrokken bij de projectbegeleiding. Na de subsidiegunning is het aan de partners om het project te realiseren. Dat is dus With Energy. With Energy begeleidt dan ook het verdere project tot oplevering van het project. Dat was ook in het geval van [betrokken partij 1] zo. Dat weet ik omdat het altijd zo ging, er waren geen uitzonderingen. [betrokkene 2] was altijd eerste aanspreekpunt, maar soms schakelden wij ook direct met de klant (…).
Ik weet niet precies wat With Energy heeft gedaan voor [betrokken partij 1] (…) ik kan geen specifiek voorbeeld geven waarin die projectbegeleiding naar voren komt.
De afspraken over vergoedingen waren vast. Eerst is over een PBO gesproken, daar was de verdeling 50/50. Later is dat niet doorgegaan. Er zou een dakhuurovereenkomst komen, de opbrengst zou 50/50 worden verdeeld op basis van € 0,05 per Wattpiek. Ik weet dat die intentie er was. Dat zou vast besproken zijn of via mail of telefoon zijn gegaan. Dat was de situatie toen ik weg ging.
Over de taakverdeling kan ik zeggen dat With Energy de eerste contactpersoon met de klant was en het installatiebureau. Dat was in de regel zo, maar soms was ook direct contact met Stip-Connected. Stip-Connected zou het gehele proces in goede banen leiden. Na de subsidie zou zij zorgen dat de opstalovereenkomst wordt getekend, de aanbieding bij de installatiepartij regelen, de financiering bij de bank, zorgen dat overal handtekeningen onder komen en de installatie realiseren. Soms moesten daarna ook nog verzekeringen, onderhoudscontracten en dat soort zaken worden geregeld. Dat was allemaal voor Stip-Connected. Je moet Stip-Connected zien als degene die alles regelt.
Op de vraag of ik met de dakhuurovereenkomst over het recht van opstal bedoel, antwoord ik: “ja”.
Op de vraag of With Energy ooit alleen is afgerekend op het aanvragen van SDE-subsidie antwoord ik: “nee”. Als ook een PV-installatie werd geïnstalleerd dan werd ook daar over afgerekend. Voor zover mij bekend is With Energy nooit alleen afgerekend op het aanvragen van een subsidie.
Op de vraag of With Energy klanten heeft aangebracht waarvoor zij niet de projectbegeleiding heeft gedaan, antwoord ik: “nee”.
Op de vraag of With Energy ook werd afgerekend als de klant het project heeft gerealiseerd, antwoord ik: “ja”.
(…)
Op de vraag of het klopt dat de samenwerking met With Energy na de SDE-toekenning zou doorgaan, antwoord ik: “ja”.
Op de vraag of het akkoordgeven op de schouw onderdeel is van de werkzaamheden die zien op de projectbegeleiding antwoord ik: “ja”.
Op de vraag of de schouw na toekenning van de SDE plaatsvindt, antwoord ik: “ja”.
Ten aanzien van productie 62: op de vraag wat de intentie is op de e-mail antwoord ik dat de vraag was of [betrokkene 2] dat met [betrokken partij 1] wilde bespreken en of zij met Stip-Connected het project wilde realiseren. Daarmee bedoel ik dat Stip-Connected op eigen naam zonnepanelen plaatst en het dak huurt van [betrokken partij 1] .
Op de vraag of deze werkzaamheden onderdeel zijn van de projectbegeleiding na de SDE-subsidie antwoord ik: “ja”.
Op de vraag of With Energy in mijn optiek actief betrokken was bij de projectbegeleiding van [betrokken partij 1] antwoord ik: ”ja”.
Ten aanzien van producties 63 t/m 65: op de vraag of ik kan uitleggen waarover deze e-mails over gaan, antwoord ik dat dit gaat over de opstalovereenkomsten die [betrokkene 2] aan [betrokken partij 1] stuurt.
Op de vraag of dit allemaal werkzaamheden zijn die onderdeel uitmaken van de projectbegeleiding na toekenning van SDE antwoord ik: “ja”.
(…)
Op de vraag of binnen de groep ook de voortgang van het project [betrokken partij 1] wordt besproken, antwoord ik: “ja”. Daarvoor werd deze ook gebruikt.
(…)
Op de vraag wat ik weet over de vergoedingen die zijn afgesproken, antwoord ik dat ik weet dat daarover dezelfde afspraken zijn. Afhankelijk van de grootte wordt de opbrengst verdeeld.
(…)
Op de vraag of het klopt dat er geen PBO is ondertekend door Stip-Connected, With Energy en [betrokken partij 1] antwoord ik dat dat klopt.”
2.14.
Getuige [betrokkene 5] (dga bij [betrokken partij 2], hierna: [betrokkene 5]) heeft - voor zover hier van belang - het volgende verklaard:
“Ik kan u zeggen dat ik weet dat With Energy betrokken was bij het project [betrokken partij 1] Nederland. Ik had die naam wel eens gehoord. Ik wist dat [betrokkene 2] daarmee bezig was. Hij sprak daar enthousiast over met mij. De indruk die ik had, was, dat het daar op dezelfde manier ging als bij mij. Hij bracht de klant aan. Na het dicteren van mijn verklaring voeg ik hier aan toe dat [betrokkene 2] bij het hele traject betrokken was. Daarmee bedoel ik dat hij zorgde dat er gebeurde wat er moest gebeuren. Daar hoort van alles bij: van subsidieaanvraag tot dat het werkend wordt afgeleverd voor de klant. Ik weet het niet tot in detail.”
2.15.
Getuige [betrokkene 6] (engineer bij [betrokken partij 3], hierna: [betrokkene 6]) heeft - voor zover hier van belang - het volgende verklaard:
“Ik weet dat [betrokkene 2] zich al in een vroeg stadium bij mij heeft gemeld over [betrokken partij 1] . Wij maakten altijd een plan hoeveel zonnepanelen op het dak pasten om de subsidie te kunnen aanvragen.
(…)
Ik weet over dit project specifiek niet welke afspraken zijn gemaakt. In algemene zin weet ik dat wel, namelijk dat Stip-Connected en With Energy samen een PBO hadden met klanten en daarin met elkaar een vergoeding afspraken. Uiteindelijk, het tweede deel, werd het project gegund aan een partij. Er was een vaste vergoeding van € 0,05 per wattpiek. De verdeling met Stip-Connected was een deel van de winst van het PV-pas.
(…)
In algemene zin kan ik zeggen daarover dat [betrokkene 2] klanten binnenhaalde. Zij gingen een PBO aan met de klant die werd ondertekend door de klant, [betrokkene 2] en [betrokkene 3] . Als zij het project gegund kregen, was [betrokkene 2] contactpersoon. Dat was ook naar mij toe zo, als er bijvoorbeeld een probleem was met de klant. [betrokkene 3] ging meer over het financiële en het juridische, [betrokkene 2] meer over de uitvoering, waaronder ook het technische.”
Vooraf
2.16.
Stip-Connected betoogt in haar conclusie na enquête dat in alle gevallen waarin zij met With Energy gezamenlijk projecten begeleidt wordt gewerkt op basis van een PBO of voorovereenkomst, waarin zij en With Energy een afspraak – schriftelijk – vastleggen over de verdeling van de vergoeding. Stip-Connected stelt dat bij de projecten van [betrokken partij 1] in Deventer en Utrecht een dergelijke PBO niet tot stand is gekomen. Stip-Connected verbindt daaraan de conclusie dat With Energy om die reden niet in het bewijs is geslaagd.
2.17.
De rechtbank deelt deze beperkte uitleg van de bewijsopdracht niet. De rechtbank heeft immers in het tussenvonnis van 4 mei 2022 in r.o. 4.1 overwogen dat partijen geen schriftelijke afspraken hebben gemaakt met betrekking tot hun onderlinge samenwerking. Dit staat echter niet in de weg aan de mogelijkheid dat tussen partijen over deze samenwerking wel afspraken waren gemaakt, zoals ook in r.o. 4.1. is overwogen en waartoe de bewijsopdracht strekt.
2.18.
Uit het vorenstaande volgt dus dat voor de aanspraak van With Energy op een vergoeding niet vereist is dat komt vast te staan dat With Energy en Stip-Connected voor de projecten van [betrokken partij 1] in Deventer en Utrecht voor de vergoeding van With Energy een PBO hebben ondertekend. De betalingsverplichting van Stip-Connected voor de door With Energy gevorderde bedragen kan ook uit andere omstandigheden worden afgeleid. In het kader van de bewijsopdracht is dan ook voldoende dat bewezen wordt dat van dergelijke omstandigheden sprake is. De rechtbank acht With Energy geslaagd in het aan haar opgedragen bewijs. Hiertoe is het volgende redengevend.
De invulling bewijsopdracht
2.19.
[betrokkene 4] heeft onder meer verklaard dat With Energy in zijn beleving gedurende de hele samenwerking betrokken zou blijven en dat de samenwerking met With Energy in niet is beëindigd. Hij heeft daarbij bevestigd dat With Energy was betrokken bij de schouw. Over de als productie 76 overgelegde e-mail van 27 oktober 2020 merkt hij op dat partijen in die periode al naar de uitvoering toegingen en het recht van opstal al was verleend.
2.20.
[betrokkene 1] , die als projectmanager bij Stip-Connected met With Energy heeft samengewerkt, heeft verklaard dat [betrokkene 2] [betrokken partij 1] als klant heeft aangebracht bij Stip-Connected en dat de contacten tussen Stip-Connected en de klant meestal via [betrokkene 2] gingen. Volgens hem was [betrokkene 2] in brede zin betrokken bij de projectbegeleiding van [betrokken partij 1] en was het na de subsidieverlening aan With Energy als partner om het project te realiseren tot aan de oplevering daarvan. Voor zover [betrokkene 1] bekend heeft With Energy nooit alleen vergoeding ontvangen voor het aanvragen van de SDE-subsidie en heeft With Energy nooit klanten aangebracht waarvoor zij niet ook de projectbegeleiding heeft gedaan. [betrokkene 1] heeft daarnaast bevestigd dat de schouw plaatsvindt na toekenning van de subsidie en dat deze onderdeel is van de werkzaamheden die zien op de projectbegeleiding. De opstalovereenkomsten die [betrokkene 2] aan [betrokken partij 1] heeft gestuurd maakten volgens hem ook onderdeel uit van de projectbegeleiding na toekenning van de subsidie. Verder heeft hij verklaard dat With Energy deelnam aan een WhatsApp-groep met Stip-Connected waarin de voortgang van het [betrokken partij 1] -project werd besproken.
2.21.
Uit de getuigenverklaringen volgt aldus dat With Energy (in de persoon van [betrokkene 2] ) actief betrokken is gebleven bij [betrokken partij 1] nadat de subsidie was verleend. Uit de verklaringen volgt daarnaast dat de werkzaamheden van With Energy ten aanzien van beide projecten van [betrokken partij 1] verder gingen dan het verzorgen van de subsidieaanvragen. Zo was With Energy betrokken bij de schouw, het verzamelen van de benodigde documenten voor het opstellen van de opstalovereenkomst en het definitief maken daarvan. Daarmee omvatten de werkzaamheden ook het mede begeleiden van de projectbegeleiding.
2.22.
Dit laatste volgt ook uit de door With Energy overgelegde e-mails. Niet valt in te zien met welk ander doel Stip-Connected tot zo lang contact onderhield met With Energy in de fase na de subsidieverlening. Al uit de e-mail van 7 augustus 2019 volgt de intentie van Stip-Connected dat With Energy betrokken zou blijven. Uit de e-mail van 10 september 2019 blijkt dat With Energy zich met medeweten van Stip-Connected heeft beziggehouden met het vervolgtraject, waarbij het niet alleen meer ging om de subsidie maar ook om technische en andere financiële aspecten. De e-mail van 20 oktober 2020 van Stip-Connected, mede gericht aan With Energy, bevat ook onderwerpen die geen betrekking hebben op de subsidie. Ook uit de e-mail van 27 oktober 2020 blijkt dat Stip-Connected With Energy actief betrekt bij financiële aspecten zoals het ontwerp voor de installateur en de bliksemafleiding en bij de planning, alle zaken die niet specifiek op de subsidie zien. Nog op 8 januari 2021 heeft Stip-Connected (in de persoon van [betrokkene 7], commercieel directeur bij Stip-Connected) contact opgenomen met With Energy over de vergoeding in geval van een recht van opstal (zoals in r.o. 2.5. van het tussenvonnis geciteerd). Het ligt in de rede dat hij dit heeft gedaan met als doel With Energy te belonen voor de werkzaamheden die zij in dit kader heeft verricht.
2.23.
Van belang is daarnaast dat uit geen van de overgelegde e-mails of de afgelegde verklaringen blijkt dat Stip-Connected With Energy op enig moment heeft teruggefloten bij het verrichten van haar werkzaamheden, maar dat zij With Energy daarentegen op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van de projecten en haar ook op sommige punten actief om hulp heeft gevraagd, zoals bij de bliksemafleiding. Ook op de momenten waarop With Energy contact opnam met Stip-Connected, in elk geval op 4 juni 2020, heeft zij With Energy niet laten weten haar werkzaamheden te moeten staken. De e-mail van deze datum had haar daartoe wel aanleiding kunnen geven, nu With Energy daarin met zoveel woorden aankondigt werkzaamheden te willen verrichten die betrekking hebben op de periode na de subsidieverlening. Indien en voor zover Stip-Connected With Energy hiervan had willen weerhouden, had het op haar weg gelegen With Energy hierop te wijzen. Niet gebleken is dat zij dit heeft gedaan. Voor zover tussen partijen onduidelijkheid is ontstaan over de (contractuele en daarmee financiële) basis waarop With Energy haar werkzaamheden voor [betrokken partij 1] heeft voortgezet, dient dit dan ook voor rekening en risico van Stip-Connected te komen.
2.24.
Eveneens dient het voor rekening en risico van Stip-Connected te komen dat het voor de klant kennelijk niet altijd duidelijk was met wie zij te maken had en dat het voor in elk geval [betrokkene 4] lastig is om te verklaren over het onderscheid tussen de taken die With Energy verrichte en die Stip-Connected. Hij heeft verklaard dat hij beide partijen als één partij zag. Deze verklaring wordt ondersteund door getuigen [betrokkene 5] en [betrokkene 6], die verklaren dat With Energy en Stip-Connected in hun ervaring steeds op dezelfde wijze samenwerkten. Daarbij was With Energy bij het gehele traject betrokken en werd zij op dezelfde wijze beloond. Hieruit volgt dat Stip-Connected ook bij haar klanten onduidelijkheid heeft laten bestaan over de taakverdeling. Het lag op haar weg om deze weg te nemen, hetgeen zij niet heeft gedaan.
De verweren van Stip-Connected
2.25.
Stip-Connected betoogt in haar conclusie na enquête dat [betrokkene 1] op 18 november 2020 uit dienst is getreden bij Stip-Connected en dat de werkzaamheden ten aanzien van de panden Deventer en Utrecht eerst op een later tijdstip zijn gestart. De rechtbank begrijpt hieruit dat [betrokkene 1] volgens Stip-Connected niet kan verklaren over de afspraken die met [betrokken partij 1] voor de realisatie van de PV-systemen zijn gemaakt.
2.26.
Ook indien juist is wat Stip-Connected betoogt, hetgeen With Energy in haar antwoordconclusie na enquête heeft weersproken, dan heeft dit niet tot gevolg dat aan zijn verklaring geen enkele betekenis kan worden toegekend. [betrokkene 1] heeft immers ook in dat geval wel de start van de werkzaamheden meegemaakt en hij kan uit zijn functie als projectmanager van Stip-Connected wel verklaren over de wijze waarop in de regel met With Energy en specifiek ingeval van [betrokken partij 1] werd samengewerkt en welke afspraken in zijn beleving over de projectbegeleiding waren gemaakt. Vanwege zijn betrokkenheid bij de [betrokken partij 1] -projecten, die mede blijkt uit zijn e-mail van 7 augustus 2019 (productie 56 van With Energy) waarin hij aan [betrokkene 2] vraagt om na de SDE-gunning contact op te nemen met [betrokken partij 1] , kent de rechtbank veel waarde toe aan zijn verklaring over de gang van zaken bij [betrokken partij 1] . Voor de rechtbank is er dan ook geen reden om de getuigenverklaring van [betrokkene 1] terzijde te leggen. Zijn verklaring wordt bovendien op punten ondersteund door de verklaring van [betrokkene 4] , onder andere ten aanzien van de betrokkenheid van With Energy bij de schouw.
2.27.
Stip-Connected heeft voorts nog aangevoerd dat - anders dan [betrokkene 1] heeft verklaard - de schouw geen onderdeel uitmaakt van de projectbegeleiding. De rechtbank volgt Stip-Connected hierin niet. [betrokkene 1] was projectbegeleider bij Stip-Connected, zodat hij als geen ander kan weten welke werkzaamheden al dan niet tot de projectbegeleiding behoren. Daarbij komt dat uit de e-mail van 2 juli 2020 van Stip-Connected zelf volgt dat de schouw plaatsvindt nadat de opstalovereenkomst is gesloten en dat de schouw wordt gezien als ‘inhoudelijke uitwerking’. Dat wijst er bepaald niet op dat de schouw plaatsvindt in de fase die voorafgaat aan het aanvragen/verlenen van subsidie. Anders dan Stip-Connected betoogt kan zij aan de inhoud van artikel 1.2 van de als productie 50 door With Energy overgelegde SDE-overeenkomst geen steun ontlenen voor haar andersluidend standpunt. Over een schouw vermeldt die overeenkomst immers niets.
2.28.
Stip-Connected heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat overleg over de realisatie van het project op basis van een recht van opstal en toezenden van een opstalovereenkomst onderdeel uitmaken van de projectbegeleiding, zoals [betrokkene 1] ook heeft verklaard. Stip-Connected heeft niet méér betoogd dan dat slechts de activiteiten die in een ondertekende PBO zijn opgenomen kunnen worden aangemerkt als projectbegeleiding die voor vergoeding in aanmerking komt. Uit hetgeen hiervoor onder r.o. 2.17 en 2.18 is vermeld volgt dat dit verweer voor de vraag of het bewijs is geleverd niet van belang is.
2.29.
Aan dit alles doet niet af dat Stip-Connected in haar conclusie van antwoord onder randnummer 28 stelt dat voor het project “pand Deventer” (factuur 202104) door haar geen PBO met [betrokken partij 1] is gesloten, maar door haar dochteronderneming [betrokken partij 4] en dat Stip-Connected in haar spreekaantekeningen stelt dat voor beide panden van [betrokken partij 1] een opstalovereenkomst tot stand is gekomen met voormelde dochteronderneming. Immers, het sluiten van een opstalovereenkomst maakte onderdeel uit van de afspraak tussen [betrokken partij 1] en Stip-Connected. De mogelijkheid dat Stip-Connected vervolgens haar dochteronderneming als partij bij de opstalovereenkomst opvoert maakt dit niet anders en zeker niet in relatie tot aanspraak van With Energy jegens Stip-Connected op vergoeding op basis van begeleiding van de projecten in Deventer en in Utrecht.
2.30.
Anders dan Stip-Connected daarnaast betoogt is voor de aanspraak van With Energy jegens Stip-Connected op vergoeding van haar werkzaamheden in het kader van de projectbegeleiding niet van belang in welke mate With Energy is betrokken bij de projectbegeleiding. In de in het tussenvonnis onder r.o. 2.5. weergegeven inhoud van de-mail van Rutgers aan [betrokkene 2] van 8 januari 2021 staat dat de vergoeding in geval van een recht van opstal, waarvan hier sprake is, zonder voorbehoud, de standaard 50-50%-verdeling is. Dit is in overeenstemming met hetgeen [betrokkene 1] hierover heeft verklaard. Dit betekent dat de stelling van Stip-Connected, dat With Energy slechts in beperkte mate betrokken is bij de projectbegeleiding van de panden Deventer en Utrecht, als niet van belang wordt gepasseerd.
Conclusie
2.31.
Nu With Energy in het aan haar opgedragen bewijs is geslaagd en Stip-Connected, zoals in het tussenvonnis van 4 mei 2022 is overwogen, niet heeft betwist dat With Energy de haar toekomende vergoeding in na te melden facturen juist heeft berekend, komen de vorderingen die betrekking hebben op de facturen 202104 ( [betrokken partij 1], “pand Deventer”) ad € 11.616,00 en factuur 202107 ( [betrokken partij 1] “pand Utrecht”) ad € 10.058,13 voor toewijzing in aanmerking.
2.32.
In het tussenvonnis van 4 mei 2022 is reeds overwogen dat de vordering van With Energy toewijsbaar is voor zover die ziet op factuur 202101 ([betrokken partij 5]) van € 1.948,57 (productie 5 van With Energy) en factuur 202102 ([betrokken partij 6]) van € 7.600,31 (productie 6 van With Energy). Samen met de hiervoor onder r.o. 2.31 vermelde facturen is de hoofdvordering van With Energy toewijsbaar tot een totaalbedrag van € 31.223,01, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over de onderscheiden bedragen.
2.33.
Bij deze stand van zaken heeft With Energy geen belang bij een verklaring voor recht dat With Energy vergoeding toekomt uit hoofde van de (samenwerkings) overeenkomsten die met Stip-Connected zijn gesloten, zodat ter zake afwijzing zal volgen.
2.34.
De facturen met betrekking tot [betrokken partij 5] en [betrokken partij 6] dateren van 12 februari 2021. In die facturen wordt verzocht om deze binnen 14 dagen te betalen. Dit verzoek staat niet gelijk aan een overeengekomen uiterste dag van betaling nu de factuur het sluitstuk vormt van de transactie. De rechtbank zal - overeenkomstig het bepaalde in artikel 6:119a lid 2 sub a BW- de verschuldigdheid van de wettelijke handelsrente laten ingaan vanaf dertig dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop Stip-Connected de factuur heeft ontvangen. Veronderstellenderwijze aangenomen dat Stip-Connected beide facturen op 13 februari 2021 heeft ontvangen, gaat de 30-dagentermijn in op 14 februari 2021 en komt de rechtbank uit op 16 maart 2021 als ingangsdatum van de wettelijke handelsrente.
2.35.
De factuur met betrekking tot [betrokken partij 1], “pand Deventer” dateert van
22 april 2021 (productie 8 van With Energy). In die factuur wordt verzocht om het bedrag per ommegaande te betalen. Om redenen als hiervoor onder r.o. 2.34 is overwogen bepaalt de rechtbank dat de wettelijke handelsrente over het gefactureerde bedrag verschuldigd is met ingang van 24 mei 2021.
2.36.
De factuur met betrekking tot [betrokken partij 1] “pand Utrecht” dateert van 22 september 2021 (productie 24 van With Energy). Ook in deze factuur wordt verzocht om het bedrag per ommegaande te betalen. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder r.o. 2.34 is overwogen bepaalt de rechtbank dat de wettelijke handelsrente over het gefactureerde bedrag verschuldigd is met ingang van 24 oktober 2021.
2.37.
With Energy maakt tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten over de hoofdsom. Stip-Connected heeft daar geen verweer tegen gevoerd. Nu in deze sprake is van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW, is niet van belang dat de incassohandelingen van With Energy zich hebben beperkt tot de sommatie van 1 juni 2021 (artikel 6:96 lid 4 BW, zie ook Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405). Artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten kan hier worden toegepast. De rechtbank zal daarom de hoogte van de voor vergoeding in aanmerking komende buitengerechtelijke kosten vaststellen aan de hand van voormeld Besluit. Dit komt neer op een bedrag van €1.087,23 (€ 875,00 + 1% over een de hoofdsom minus € 10.000,00).
2.38.
Stip-Connected zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Nu de vordering van With Energy maar ten dele wordt toegewezen zal de rechtbank de proceskosten vaststellen overeenkomstig het toegewezen bedrag. De rechtbank stelt de proceskosten aan de zijde van With Energy tot op heden vast op:
- dagvaarding € 103,38
- griffierecht € 2.076,00
- salaris advocaat
€ 5.323,50 ( 4,5 punten × tarief IV € 1.183,00)
Totaal € 7.502,88

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Stip-Connected om aan With Energy te betalen een bedrag in hoofdsom van € 31.223,01, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in art. 6:119a lid 1 BW over:
- een bedrag van € 1.948,57 met ingang van 16 maart 2021,
- een bedrag van € 7.600,31 met ingang van 16 maart 2021,
- een bedrag van € 11.616,00 met ingang van 24 mei 2021,
- een bedrag van € 10.058,13 met ingang van 24 oktober 2021,
telkens tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt Stip-Connected ter zake van buitengerechtelijke kosten aan With Energy te betalen een bedrag van € 1.087,23,
3.3.
veroordeelt Stip-Connected in de proceskosten, aan de zijde van With Energy tot op heden vastgesteld op € 7.502,88, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening indien betaling niet binnen deze termijn plaatsvindt,
3.4.
veroordeelt Stip-Connected in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Stip-Connected niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening indien betaling niet binnen deze termijn plaatsvindt,
3.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op
6 september 2023.