ECLI:NL:RBGEL:2023:5044

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
05/139136-22; 05/223796-22 (ttz. gev.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en rijden onder invloed met een motorrijtuig

Op 4 september 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 juni 2022 in Goes met zijn auto opzettelijk een agent heeft aangereden en vervolgens doorreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling en rijden onder invloed. De verdachte reed met een hoge snelheid en heeft de agent, die op dat moment op zijn dienstfiets was, geraakt. De rechtbank achtte het bewijs voor de poging tot zware mishandeling overtuigend, omdat de verdachte bewust de kans op zwaar lichamelijk letsel voor de agent heeft aanvaard. De verdachte had ook een alcoholgehalte van 210 microgram per liter uitgeademde lucht, wat boven de toegestane limiet ligt voor een beginnend bestuurder. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, samen met een taakstraf van 180 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 610,- aan smartengeld aan de benadeelde partij, de agent.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/139136-22; 05/223796-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak : 4 september 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. N.B. Genemans, advocaat in ’s-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
onder parketnummer 05/1391136-22
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Goes ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een (personen)auto met voornoemde (personen)auto al snelheidverhogend, in elk geval met een hoge, althans aanzienlijke snelheid in de richting van die [verbalisant 1] is gereden en/of is blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen en/of te remmen (waarbij voornoemde [verbalisant 1] opzij moest springen om niet aangereden te worden en/of de fiets van die [verbalisant 1] is aangereden en/of overreden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Goes [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door als bestuurder van een (personen)auto met voornoemde (personen)auto al snelheidverhogend, in elk geval met een hoge, althans aanzienlijke snelheid in de richting van die [verbalisant 1] te rijden en/of te blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen en/of te remmen (waarbij voornoemde [verbalisant 1] opzij moest springen om niet aangereden te worden en/of de fiets van die [verbalisant 1] is aangereden en/of overreden).
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had
plaatsgevonden in Goes op/aan de Houtkade en/of Courtinestraat, op of omstreeks 4 juni 2022
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [verbalisant 1] ) letsel en/of schade was toegebracht;
onder parketnummer 05/223796-22
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Goes als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 210 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van
categorie B is afgegeven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
onder parketnummer 05/1391136-22
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en feit 2. Verdachte heeft volgens de officier van justitie bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij op zijn minst zwaar lichamelijk letsel zou kunnen veroorzaken bij de betreffende agenten toen hij er van doorging met de auto. Daarnaast kan de wijze waarop hij er van doorging met de auto naar de uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte de kans op dit letsel bewust heeft aanvaard.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat verdachte gezien en gehoord moet hebben dat hij tegen iets aanreed, gelet op de schade van de fiets en de schade op de auto van verdachte. Verdachte had daarmee op zijn minst het vermoeden moeten hebben dat sprake was van schade en/of letsel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet in welke vorm dan ook.
Verdachte had niet de intentie om verbalisant [verbalisant 1] (hierna: aangever) aan te rijden. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat sprake was van voorwaardelijk opzet en kan niet worden bewezen dat verdachte met een hoge of aanzienlijke snelheid heeft gereden. Tevens kan niet worden vastgesteld dat verdachte aangever op zijn nieuwe positie (na de draai) heeft zien staan. Verdachte heeft immers verklaard dat hij niet wist dat aangever van positie was veranderd. Het was daarnaast ook donker en een onoverzichtelijke situatie. Verdachte had niet hoeven te verwachten dat aangever het besluit had genomen om voor een rijdende auto te gaan staan, aldus de raadsman.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman bepleit dat verdachte niet door heeft gehad dat er schade is ontstaan. Het contactmoment met de fiets heeft plaatsgevonden aan de kant van de bijrijder. Dat een geluid hoorbaar was voor de bijrijder, getuige [getuige] , betekent volgens de raadsman niet dat dit geluid ook op dezelfde manier voor verdachte hoorbaar is geweest.
Beoordeling door de militaire kamer
Aangever, verbalisant bij de politie, heeft verklaard dat hij op 3 juni 2022 belast was met een dienst, waarbij hij en zijn collega gebruik maakten van een opvallende dienstfiets. Op enig moment zijn zij het terrein van [bedrijf 1] opgegaan. Aangever hoorde nabij de inrit van dat terrein piepende banden van een auto die de bocht om kwam. Aangever zag dat de auto snel op hem afkwam en hoorde daarbij een hoog toerental. Op een afstand van twee á drie meter zag aangever dat de auto van richting veranderde. Het voertuig reed links langs aangever op een afstand van maximaal twee meter. Aangever zag dat de auto een draai maakte. Om de bestuurder van de auto te controleren en aan te spreken op zijn gedrag zette aangever tijdens de draai een paar stappen naar voren. Op een afstand van vijf á zes meter zag aangever dat de bestuurder de draai gecontroleerd doorzette. Aangever zag dat hij in het licht van de rechterkoplamp stond met zijn dienstfiets in zijn handen. Aangever zag dat de bestuurder niet stopte na het maken van de draai, maar juist ging rijden met verhoogde snelheid. Aangever hoorde hierbij het toerental van de motor van de auto oplopen. Door de korte afstand tussen aangever en de auto koos aangever ervoor om direct naar achteren te springen om te voorkomen dat hij aangereden zou worden. Hierbij liet hij zijn dienstfiets los. Aangever zag dat de fiets onder de rechterkant van de auto terecht kwam en dat de bestuurder van de auto met verhoogde snelheid doorreed. [2]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij bij verdachte in de auto is gestapt. Ze reden bij [bedrijf 2] de straat uit en sloegen rechtsaf een andere straat in. Getuige hoorde en voelde dat verdachte het gas ‘goed intrapte’. Aan het einde van de straat keerde verdachte volgens getuige om. Getuige heeft verklaard dat verdachte voor zijn gevoel niet heeft geremd voor het maken van de bocht en dat de bocht sportief werd genomen, omdat verdachte snel wilde doorrijden. Aan het einde van de draai zag getuige vanuit zijn ooghoek een witte fiets. Getuige hoorde een geluid wat vergelijkbaar was met een grote tak waar je overheen rijdt. Volgens getuige stond er muziek op toen zij in de auto zaten en maakte de auto zelf ook veel geluid door het vermogen van de auto. [3]
Uit technisch onderzoek van het team verkeersongevallen analyse van de Brigade Recherche van de Koninklijke Marechaussee volgt dat op de auto van verdachte een drietal krassporen en een tweetal veegsporen zijn aangetroffen welke zeer waarschijnlijk recent waren ontstaan. Eén van de veegsporen betrof zeer waarschijnlijk een rubberspoor. Op de dienstfiets van aangever troffen verbalisanten op de linkerzijde van het voorwiel een drietal rubbersporen aan. Dit waren zeer waarschijnlijk recent ontstane sporen. De sporen lagen in lijn met elkaar en met de vervorming van het voorwiel zelf die zeer waarschijnlijk recent was verbogen. Daarnaast zijn beschadigingen aan het rechter handvat en het bagagerek aangetroffen, die zeer waarschijnlijk recent waren ontstaan. Aan de hand van de aangetroffen schades en sporen aan beide voertuigen, werden de voertuigen tegen elkaar geplaatst. Het dossier bevat hiervan afbeeldingen, waarop te zien is dat de auto over het voorwiel van de fiets heengereden zou zijn. [4]
Ter terechtzitting van 21 augustus 2023 heeft verdachte verklaard dat hij halverwege de straat de agenten zag. De straat was zeventig á tachtig meter lang en niet verlicht. Dit was voordat hij een 180 graden draai heeft gemaakt. Tijdens het maken van de draai heeft verdachte niet om zich heen gekeken, hij was enkel bezig met het maken van de draai. Toen hij niet meer in de draai was heeft hij gas bij gegeven. [5]
Opzet
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde is het nodig dat bij verdachte sprake was van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever. Uit het dossier en hetgeen verdachte heeft verklaard, kan niet worden afgeleid dat verdachte vol opzet heeft gehad om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is sprake indien verdachte zich bewust heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden en dat gevolg ook aanvaard. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De militaire kamer stelt, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, vast dat verdachte na het maken van de draai, de snelheid van zijn auto heeft verhoogd en op aangever is ingereden. Aangever heeft immers gezien dat verdachte zijn snelheid na de draai verhoogde en hierbij ook een oplopend toerental gehoord Daarnaast komt dit overeen met de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat toen hij niet meer in de draai was, hij gas heeft bijgegeven. Naar algemene ervaringsregels levert een aanrijding van een persoon door een personenauto die met verhoogde snelheid rijdt de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De volgende vraag die de militaire kamer dient te beantwoorden is of verdachte onder de concrete omstandigheden ook wetenschap had van die aanmerkelijke kans en die kans bewust heeft aanvaard. De militaire kamer beantwoordt die vraag bevestigend.
Verdachte reed met hoge snelheid een steeg in die niet was verlicht. Op enig moment zag hij aangever en zijn collega staan en passeerde hij hen met hoge snelheid en op korte afstand. Daarna is verdachte zonder overzicht te houden en in het bijzonder zonder de positie van aangever (en zijn collega) in de gaten te houden, een draai gaan maken waarna hij zijn snelheid opnieuw heeft verhoogd en gas heeft bijgegeven. Verdachte heeft daardoor niet gezien dat aangever naar de auto was toegelopen en op een betrekkelijk korte afstand met zijn dienstfiets in het licht van de koplamp van de auto stond, waardoor aangever moest wegspringen om niet door de auto te worden geraakt. Zijn fiets, die hij heeft laten vallen, is vervolgens ook daadwerkelijk overreden door de auto. Op geen enkele wijze heeft verdachte geanticipeerd op aangever en de andere personen die daarbij aanwezig waren, terwijl hij door zijn handelen wel een gevaarlijke situatie in het leven heeft geroepen en er niet zonder meer vanuit mocht gaan dat hij aangever zou kunnen ontwijken. Dit handelen van de verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat verdachte geacht moet worden de aanmerkelijke kans op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op de koop te hebben toegenomen. De militaire kamer is daarom van oordeel dat verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De militaire kamer acht de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling dan ook bewezen.
De militaire kamer is eveneens van oordeel dat het onder feit 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. De militaire kamer acht de verklaring van verdachte dat hij niet gemerkt heeft dat hij iets heeft geraakt onaannemelijk. Gelet op voornoemde bewijsmiddelen is de militaire kamer van oordeel dat verdachte op zijn minst had moeten vermoeden dat er sprake was van schade, dan wel letsel.
onder parketnummer 05/223796-22
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte is op 4 juni 2022 gevorderd mee te werken aan een ademanalyse. Uit het voltooide ademonderzoek is gebleken dat het onderzoeksresultaat 210 microgram alcohol per uitgeademde lucht was. Hij is in het bezit van een zogenaamd beginnersrijbewijs. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij een biertje en een shotje heeft gedronken en dat hij daarna heeft gereden. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de verdediging zich refereert aan het oordeel van de militaire kamer.
Beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 4 juni 2022 een voertuig heeft bestuurd onder invloed van alcohol, gelet op het resultaat van het ademonderzoek en de verklaring van verdachte dat hij heeft gedronken en is gaan rijden.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
onder parketnummer 05/1391136-22
1.
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Goes ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [verbalisant 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen als bestuurder van een (personen)auto met voornoemde (personen)auto al snelheidverhogend,
in elk geval met een hoge, althans aanzienlijke snelheidin de richting van die [verbalisant 1] is gereden en
/ofis blijven rijden zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen en/of te remmen (waarbij voornoemde [verbalisant 1] opzij moest springen om niet aangereden te worden en
/ofde fiets van die [verbalisant 1] is
aangereden en/ofoverreden), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had
plaatsgevonden in Goes op
/aande Houtkade en/of Courtinestraat, op of omstreeks 4 juni 2022
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij
wist ofredelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [verbalisant 1] ) letsel en/of schade was toegebracht.
onder parketnummer 05/223796-22
hij op of omstreeks 4 juni 2022 te Goes als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 210 microgram,
in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt,
dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van
categorie B is afgegeven.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
onder parketnummer 05/1391136-22
feit 1:
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
onder parketnummer 05/223796-22
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van drie jaren, en voorts tot het verrichten van 180 uren werkstraf subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat hij zich kan vinden in de eis van de officier van justitie, indien de militaire kamer tot een bewezenverklaring komt. De raadsman vindt een voorwaardelijke straf passend.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. De militaire kamer neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door met zijn personenauto in te rijden op een agent, waarbij verdachte de dienstfiets van die politieagent heeft geraakt en is doorgereden. Daarbij komt dat verdachte ten tijde van het voorgaande onder invloed was van alcohol. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Door op deze wijze te handelen heeft verdachte zijn auto als wapen gebruikt en daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de betreffende agent. De agent was bezig met de uitoefening van zijn werkzaamheden en hij werd geconfronteerd met het gedrag van verdachte, waaraan hij zichzelf net kon onttrekken. Dit is een ingrijpende gebeurtenis geweest voor hem, dat blijkt ook uit de slachtofferverklaring die namens hem ter terechtzitting van 21 augustus 2023 is voorgelezen. Verdachte heeft zijn eigen belang om snel weg te komen zwaarder laten wegen dan de kans dat hij de agent mogelijk letsel zou kunnen toebrengen. Dat dit niet is gebeurd, is een gelukkige omstandigheid die niet aan verdachte te danken is.
De militaire kamer heeft bij de straftoemeting rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit volgt dat hij in 2019 en 2023 is veroordeeld door de militaire politierechter wegens respectievelijk rijden onder invloed en rijden terwijl zijn rijbewijs is ingevorderd. Daarnaast is verdachte in 2020 veroordeeld door de militaire politierechter wegens mishandeling (uitgaansgeweld) en in 2019 door de kinderrechter wegens openbaar dronkenschap.
Uit het reclasseringsadvies van reclassering Nederland van 7 augustus 2023 blijkt dat met name risico verhogende factoren worden gezien op het gebied van copingstrategieën, het alcoholgebruik, het sociaal netwerk en het gebrek aan probleeminzicht omtrent de tenlastelegging. Het risico op recidive wordt daarentegen ingeschat als laag. De reclassering adviseert om verdachte bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat inmiddels sprake is van een lopend hulpverleningstraject bij een psycholoog.
Alles overwegend zal de militaire kamer – in overeenstemming met de eis van de officier van justitie – een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van drie jaren en een werkstraf voor de duur van 180 uren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, opleggen. Ook zal de militaire kamer een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs reeds ingehouden is geweest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opleggen, eveneens in overeenstemming met de eis van de officier van justitie.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 610,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Overweging van de militaire kamer
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de poging tot zware mishandeling is de benadeelde immers aangetast in de persoon. De benadeelde heeft het incident als bedreigend ervaren en het heeft veel indruk op hem gemaakt. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 610,- vaststellen.
Verdachte is vanaf 4 juni 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 7, 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
één maand;
 bepaalt dat deze
gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maandenmet aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging van de rijbevoegdheid, te weten
vier maanden,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd - die op
drie jarenwordt bepaald - heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 en 2 onder parketnummer 05/1391136-22 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 610,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [verbalisant 1] , een bedrag te betalen van € 610,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 juni 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 12 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings, rechter, en Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema (militair lid), in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze militaire kamer op 4 september 2023.
Kapitein ter Zee (LD) mr. F.E. Venema (militair lid) is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL27YS/22-002979, gesloten op 4 augustus 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 50-53.
3.Aanvullend proces-verbaal van verhoor, dossiernummer PL27YS/22-047593.
4.Proces-verbaal onderzoek verkeersincident, p. 3-15.
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2023.
6.Proces-verbaal rijden onder invloed, p. 100-102.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 21 augustus 2023.