ECLI:NL:RBGEL:2023:5042

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
05/022286-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling, vernieling en wederrechtelijk binnendringen in woning met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van mishandeling, vernieling en wederrechtelijk binnendringen in een woning. De feiten vonden plaats op 17 januari 2023 in Doesburg, waar de verdachte samen met twee medeverdachten de woning van de slachtoffers binnendrongen. Tijdens deze inbraak werden de slachtoffers, [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], mishandeld en werd er schade aangericht aan de woning en de inboedel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op agressieve wijze de deur van de woning intrapten en de bewoners aanvielen, wat leidde tot lichamelijk letsel en materiële schade. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en camerabeelden als bewijs gebruikt om de schuld van de verdachte vast te stellen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, maar werd vrijgesproken van een specifiek onderdeel van de mishandeling. De rechtbank heeft een taakstraf van 200 uren opgelegd, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/022286-23
Datum uitspraak : 29 augustus 2023
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te Doesburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] een of meerdere malen op/tegen het hoofd, althans op/tegen het lichaam te slaan/stompen en/of
- die [slachtoffer 1] (met kracht) te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is gevallen, althans naar de grond is bewogen;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te Doesburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk de deur en/of de muur en/of de huisraad (waaronder een tafel en/of keukenkast en/of speelgoed), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt
3
hij op of omstreeks 17 januari 2023 te Doesburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of diens gezin, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen en/of zich niet op vordering van de rechthebbende aanstonds heeft/hebben verwijderd;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde onder feit 1, 2 en 3.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat verdachte op 17 januari 2023 naar de woning van [slachtoffer 2] is gegaan met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [2] Op dat moment waren in die woning [slachtoffer 2] , zijn partner, [slachtoffer 1] , en [slachtoffer 3] , aanwezig. De woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is gelegen aan de [adres 2] in Doesburg. [3]
De politie heeft de camerabeelden bekeken die door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn aangeleverd. Op de beelden is de voortuin van aangevers te zien. Verbalisant beschrijft dat op de beelden te zien is dat NN1 komt aanlopen met twee nog onbekende personen. NN2 loopt vervolgens naar de voordeur en trapt tegen de deur aan. De deur gaat direct open en NN2 gaat met NN1 naar binnen. Vervolgens hoort verbalisant een hoop gebonk en geschreeuw. NN3 rent vervolgens ook naar binnen. Ongeveer twee minuten later ziet verbalisant meerdere personen de voordeur uit komen. Hij ziet dat een persoon op de grond ligt met nog twee personen erboven. Dit zijn NN1 en NN2
(de rechtbank begrijpt uit het dossier dat dit NN2 en NN3 zijn).De man die op de grond ligt wordt door NN2 in de struiken geduwd wanneer hij omhoog komt en twee keer geslagen: op zijn borst en net onder zijn kin. De verbalisant ziet dat NN3 de vrouw met zijn vuist een stomp op het lichaam geeft. Door de klap valt de vrouw en belandt zij half in de gang van de woning. De persoon die in de struiken ligt, kan wegkomen van zijn belager en gaat terug de woning in. De voordeur gaat vervolgens dicht. Verbalisant hoort NN3 tegen NN2 zeggen: ‘trap tegen die kankerdeur, trappen!’. Verbalisant ziet dat zij allebei tegen de deur schoppen. Vervolgens ziet hij dat NN3 tegen de deur slaat, waarna glasgerinkel te horen is. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij [slachtoffer 2] naar binnen gingen. Toen verdachte ze hoorde krijsen, ging hij ook naar binnen. [5]
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat verdachte als derde de woning van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] binnenging. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de persoon is die in de beschrijving van de beelden NN3 wordt genoemd.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat er op de deur werd geschopt, waarna hij glasgerinkel hoorde. Hij zag dat drie mannen zijn woonkamer binnenstormden. Daar ontstond een handgemeen, waarbij hij meerdere malen met volle kracht in zijn gezicht werd geslagen door de drie mannen. Hierdoor had [slachtoffer 2] pijn aan de linkerzijde van zijn gezicht, zijn knie en aan zijn hand. Buiten voor zijn woning kreeg hij ook nog een aantal klappen. [6]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij gestommel en glasgerinkel hoorde. Daarna kwamen meerdere mannen haar woonkamer in die direct op haar echtgenoot en [slachtoffer 3] af gingen. Zij zag dat de mannen hen sloegen en hoorde een hele hoop geschreeuw. Ook heeft zij zelf meerdere klappen gehad, waaronder op de linkerzijde van haar gezicht. Zij had daardoor een stekende pijn aan de linkerkant van haar gezicht. [7] Zij heeft verder verklaard dat zij buiten in de voortuin nog een vuistslag in haar gezicht kreeg van man 3. Nadat [slachtoffer 2] en zijzelf vanaf de voortuin weer de woning in konden komen, hoorde [slachtoffer 2] gerommel in de berging. Op het moment dat [slachtoffer 2] naar de berging liep om te gaan kijken, kwam man 1
(de rechtbank begrijpt uit het dossier dat dit [medeverdachte 1] betrof)op hem af gelopen. Man 1 wilde duidelijk wegkomen. [8]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] op de grond lag en in zijn gezicht werd geslagen. Om te voorkomen dat man 3 [slachtoffer 2] met een fles wijn zou slaan, gaf [slachtoffer 3] man 3 een vuistslag in zijn gezicht. Hierdoor liep [slachtoffer 3] een gekneusde vinger op. Man 3 bewoog de fles vervolgens in de richting van [slachtoffer 2] . [slachtoffer 3] pakte man 3 daarom in een wurggreep. [slachtoffer 2] begon om zich heen begon te schoppen en raakte daarbij man 3. [slachtoffer 3] viel daardoor met man 3 op de grond en bezeerde daarbij zijn knie. [slachtoffer 3] heeft verder verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 1] buiten een harde vuistslag in haar gezicht kreeg, waardoor zij achterover viel in de deuropening. [9]
[slachtoffer 2] heeft ook verklaard dat schade is ontstaan aan de woning en aan goederen in de woning. De voordeur moet vervangen worden, het saus- en stucwerk in de gang is beschadigd en de spiegel in de gang is kapot. Ook is de tafel in de keuken en een keukenkast bekrast. Daarnaast is in de bijkeuken de hor van de achterdeur kapotgetrokken en is speelgoed van de kinderen kapot gegaan, waaronder een dure speelgoedauto waar de kinderen zelf in kunnen zitten. Tot slot zit op het vloerkleed in de kamer glas en drank. Dit is ontstaan tijdens het gevecht, aldus nog steeds [slachtoffer 2] . [10]
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] vast dat verdachte ‘man 3’ was. Zij heeft verklaard dat zij in de voortuin een vuistslag in haar gezicht kreeg van man 3. Blijkens de beelden geeft NN3, zijnde verdachte, de vrouw in de voortuin een stomp. Ook volgt uit de verklaring van verdachte en de camerabeelden dat verdachte als derde de woning binnenging.
Op basis van de vaststaande feiten, de camerabeelden en de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , stelt de rechtbank verder vast dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] meermaals in het gezicht en tegen het lichaam zijn geslagen door verdachte, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , waardoor zij pijn hebben ondervonden. Ook [slachtoffer 3] heeft als gevolg van de ruzie letsel opgelopen in de vorm van een gekneusde vinger en een zere knie. De rechtbank acht hiermee bewezen dat verdachte tezamen met de medeverdachten [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft mishandeld, zoals ten laste gelegd onder feit 1.
Wel zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het duwen van [slachtoffer 1] ten gevolge waarvan zij ten val is gekomen.
Uit het procesdossier blijkt dat [slachtoffer 1] tijdens de mishandeling in de woning tegen het koffiezetapparaat bij de bar in de keuken is aangekomen toen zij man 1 en man 2 van [slachtoffer 2] af probeerde te trekken. Zij heeft eerst verklaard dat zij daartegenaan was geduwd en later dat ze werd weggeslagen en daarbij tegen de bar aan kwam. Niet kan worden vastgesteld dat [slachtoffer 1] geduwd is en dat verdachte toen al binnen was. Daarnaast blijkt dat verdachte [slachtoffer 1] buiten met zijn vuist heeft geslagen, waardoor zij ten val is gekomen. Dit is echter een andere, verdergaande handeling dan een duw. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit deel van het onder feit 1 ten laste gelegde niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2
Vaststaat dat er een conflict is geweest in de woning, waarbij geweld is gebruikt. Op basis van de verklaring van [slachtoffer 2] en de foto’s in het dossier stelt de rechtbank vast dat schade is ontstaan aan de muur en de huisraad (waaronder een tafel, een keukenkast en speelgoed). Uit het dossier volgt dat verdachte tezamen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning is gegaan om een conflict op te lossen. Uit de manier waarop verdachten de woning in gingen, leidt de rechtbank af dat verdachten dit niet enkel wilde doen door middel van een gesprek. De deur werd op agressieve wijze ingetrapt en [slachtoffer 2] werd vrijwel direct aangevallen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat tijdens het conflict goederen in de woning zouden beschadigen, zoals de tafel en de keukenkast. Die schade past bovendien bij de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] dat de ruzie zich afspeelde in de woonkamer en keuken.
Dat ligt anders ten aanzien van het speelgoed in de berging. Gebleken is dat medeverdachte [medeverdachte 1] op enig moment achterbleef in de woning en dat hij zich via de bijkeuken een weg naar buiten probeerde te banen. De rechtbank komt tot de conclusie dat onder meer het speelgoed hierbij is vernield door [medeverdachte 1] . Verdachte was op dat moment buiten, waar de ruzie met [slachtoffer 2] zich voortzette. De samenwerking tussen [medeverdachte 1] en verdachte was, zoals hierboven werd vastgesteld, gericht op het conflict met [slachtoffer 2] en niet op de vernieling van goederen in de berging. Het speelgoed is niet beschadigd als gevolg van de ruzie tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en de verdachten. De rechtbank is daarom van oordeel dat geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking gericht op het vernielen van het speelgoed in de bijkeuken. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Blijkens de camerabeelden heeft NN2
(de rechtbank begrijpt uit het dossier dat dit medeverdachte [medeverdachte 2] betrof)de deur van de woning ingetrapt. Op basis van deze feitelijke gedraging stelt de rechtbank vast dat verdachte en zijn medeverdachten de woning ongevraagd zijn binnengegaan, zodat sprake was van wederrechtelijk binnendringen. De rechtbank acht het tenlastegelegde onder feit 3 daarmee wettig en overtuigend bewezen.
Het binnengaan van de woning na het intrappen van de deur is op zichzelf al wederrechtelijk, zodat voor de bewezenverklaring van feit 3 niet ook nog van belang is dat verdachte zich niet aanstonds uit de woning heeft verwijderd op vordering van de rechthebbende. Om die reden zal dit onderdeel uit de tenlastelegging worden gestreept.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder de feiten 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks17 januari 2023 te Doesburg tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen[slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] heeft mishandeld door:
- die [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3]een of meerdere malen
op/tegen het hoofd, althans
op/tegen het lichaam te slaan/stompen;
- die [slachtoffer 1] (met kracht) te duwen, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] is gevallen, althans naar de grond is bewogen;
2.
hij op
of omstreeks17 januari 2023 te Doesburg tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleenopzettelijk en wederrechtelijk de deur en
/ofde muur en
/ofde huisraad (waaronder een tafel en
/ofkeukenkast
en/of speelgoed), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
),heeft vernield en/of beschadigd
en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op
of omstreeks17 januari 2023 te Doesburg tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen, in de woning
, het besloten lokaal en/of het besloten erf,gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 1] en
/ofdiens gezin,
althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader(s), in gebruikwederrechtelijk is binnengedrongen
en/of zich niet op vordering van de rechthebbende aanstonds heeft/hebben verwijderd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van mishandeling;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen/onbruikbaar maken;
feit 3:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is samen met de twee medeverdachten op agressieve wijze de woning van twee van de slachtoffers binnengegaan, waar op dat moment de buurman op bezoek was. De deur werd ingetrapt en de man des huizes werd aangevallen. Doordat zij haar man te hulp schoot, kreeg ook zijn vrouw meerdere klappen van de verdachten. De buurman liep eveneens letsel op toen hij probeerde in te grijpen. Uit de verklaringen van de verdachten is gebleken dat de verdachten onder invloed waren van alcohol, wat hen voor de slachtoffers nog extra onberekenbaar maakte. Verder volgt uit het dossier dat de nog jonge kinderen van de bewoners tijdens het incident boven op bed lagen. Door de ruzie is veel schade aan de woning en huisraad aangericht en er werd hard geschreeuwd. Het kan daarom niet anders dan dat de kinderen de mishandeling hebben meegekregen. Dit blijkt ook uit de aangiftes. De rechtbank neemt het verdachte en de medeverdachten zeer kwalijk dat zij de woning zijn binnengestormd en geweld hebben gebruikt tegen de slachtoffers in hun eigen woning. Dit moet voor hen en voor hun kinderen een zeer angstige situatie zijn geweest. Zij zouden zich te allen tijde veilig moeten kunnen voelen in hun eigen huis. Verdachte en de medeverdachten hebben met hun handelen een grote inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid. Uit de toelichting bij de schadevorderingen van de slachtoffers volgt dat die gevoelens van angst tot op de dag van vandaag nog van invloed zijn op het leven van de slachtoffers en hun kinderen.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten, zodat de rechtbank hier niet in strafverzwarende zin rekening mee zal houden.
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 4 april 2023 volgt dat verdachte bij zijn moeder en stiefvader woont. Hij heeft een vaste baan en hij heeft geen schulden. Voor het overige is er weinig bekend over de persoonlijke omstandigheden van verdachte, aangezien de reclassering verdachte inhoudelijk niet heeft kunnen spreken en hij ook niet ter terechtzitting is verschenen.
Bij het bepalen van de straf acht de rechtbank het van belang dat de door de slachtoffers geleden schade wordt vergoed door verdachte en de medeverdachten. Hiervoor is het van belang dat verdachte zijn baan kan behouden. Deze omstandigheid, tezamen met de nog jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten, leidt ertoe dat de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte zal opleggen.
De gepleegde feiten zijn echter wel dusdanig ernstig dat aan verdachte een forse taakstraf zal worden opgelegd en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf. Die voorwaardelijke straf dient als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt.
Alles afwegende legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf van 200 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van drie jaren. Dat betekent dat als verdachte gedurende zijn proeftijd een nieuw strafbaar feit pleegt, hij alsnog de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand zal moeten uitzitten. De tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt op de taakstraf in mindering gebracht.

8.De beoordeling van het beslag

In deze zaak (dossiernummer PL0600-2023026741) is een boksbeugel in beslag genomen. De eigenaar van de boksbeugel is niet achterhaald.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de boksbeugel wordt onttrokken aan het verkeer.
Verdachte noch een gemachtigd raadsman is ter terechtzitting verschenen. Er is derhalve geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
De rechtbank oordeelt dat het ongecontroleerde bezit van een boksbeugel – een verboden wapen – in strijd is met het algemeen belang en de wet, zodat zij de boksbeugel zal onttrekken aan het verkeer.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De volgende benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend:
1. [slachtoffer 2] vordert in totaal € 1.650,98, bestaande uit:
o € 150,98 aan materiële schade (medische kosten en reiskosten);
o € 1.500,00 aan immateriële schade;
2) [slachtoffer 1] vordert in totaal € 1.643,52, bestaande uit:
o € 143,52 aan materiële schade (medische kosten)
o € 1.500,00 aan immateriële schade;
3) [slachtoffer 3] vordert in totaal € 1.681,20, bestaande uit:
o € 431,20 aan materiële schade (eigen risico zorgverzekering en reiskosten);
o € 1.250,00 aan immateriële schade,
telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is door alle benadeelde partijen om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het materiële deel van de vorderingen van de benadeelde partijen kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de gevorderde bedragen aan immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen, zodat geen verweer is gevoerd met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De materiële schadevorderingen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn niet betwist. De gemaakte kosten zijn voldoende onderbouwd en komen de rechtbank redelijk voor. De rechtbank zal deze vorderingen daarom in het geheel toewijzen. Daarbij merkt de rechtbank op dat de door [slachtoffer 3] gevorderde reiskosten voor het bezoek aan Slachtofferhulp Nederland ter hoogte van € 11,40 gelet op de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad zullen worden toegewezen als proceskosten.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de gevorderde bedragen aan materiële schade/proceskosten door [slachtoffer 2] (€ 150,98), [slachtoffer 1] (€ 143,52) en [slachtoffer 3] (€ 431,20) in het geheel toewijzen.
Smartengeld
De benadeelde partijen hebben volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade hebben geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën valt. Door de gedragingen van verdachte is lichamelijk letsel toegebracht aan alle drie de benadeelde partijen.
Aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is daarnaast geestelijk letsel toegebracht en inbreuk gemaakt op hun persoonlijke levenssfeer. Het geweld vond plaats in hun woning, waar hun kinderen lagen te slapen. Ten gevolge van het incident hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] last van onder meer nare herinneringen en angstklachten en slapen zij slecht. Voor deze klachten hebben zij ook een intakegesprek gehad bij een psycholoog.
De voornoemde omstandigheden leiden ertoe dat het door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gevorderde bedrag aan immateriële schade de rechtbank passend acht. De schade is bovendien voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gevorderde bedrag van € 1.500,00 (per persoon) daarom in het geheel toewijzen.
Uit de naar voren gebrachte stukken blijkt dat ook [slachtoffer 3] ten gevolge van het bewezenverklaarde – naast lichamelijk letsel – geestelijk letsel is bekomen. Gebleken is dat [slachtoffer 3] na het incident last heeft gekregen van onder meer angstklachten en slecht slaapt. Als gevolg hiervan is hij doorverwezen naar een GZ-psycholoog en heeft hij een aantal EMDR-behandelingen gehad. Uit het dossier volgt dat deze psychische schade voornamelijk is ontstaan uit het feit dat [slachtoffer 3] werd geconfronteerd met het geweld dat op benadeelde [slachtoffer 2] werd toegepast. Anders dan bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , was het geweld niet direct tegen hem gericht, vond het incident niet plaats in zijn woning en waren het ook niet zijn kinderen die boven lagen te slapen. Ook is niet vast komen te staan dat sprake is van blijvend letsel bij [slachtoffer 3] . Onder die omstandigheden komt de rechtbank tot een lager toe te wijzen bedrag aan smartengeld dan is gevorderd.
Naar maatstaven van billijkheid en gelet op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen worden opgelegd, acht de rechtbank in het geval van [slachtoffer 3] een bedrag van € 500,00 aan smartengeld passend.
Conclusie
Concluderend wijst de rechtbank de volgende bedragen aan schadevergoeding toe:
Aan [slachtoffer 2] : € 150,98 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld;
Aan [slachtoffer 1] : € 143,52 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld;
Aan [slachtoffer 3] : € 419,80 aan materiële schade, € 500,00 aan smartengeld en € 11,40 aan proceskosten.
Verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn voor de toegewezen bedragen ieder hoofdelijk aansprakelijk. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte dit schadebedrag heeft vergoed.
Over de toegewezen bedragen is verdachte wettelijke rente verschuldigd vanaf 17 januari 2023.
De rechtbank ziet tot slot aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 47, 57, 138, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van één maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf, te weten
één maand, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur 100 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht twee uur in mindering wordt gebracht;
beslissing ten aanzien van het beslag
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen boksbeugel;
beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2] van € 150,98 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 1.650,98 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 26 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 143,52 aan materiële schade en € 1.500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 1.643,52 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 26 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
beslissingen ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
  • veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 419,80 aan materiële schade en € 500,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op € 11,40;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 919,80 aan materiële schade/smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 januari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 18 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en mr. H.P.M. Kester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2023.
mr. K.A.M. van Hoof en mr. H.P.M. Kester zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023027439, gesloten op 2 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 173 en 175.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 49.
4.Het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden), p. 144 en 146-147.
5.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 augustus 2023.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 58.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 49-50.
8.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 1] , p. 55.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 150-151.
10.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 2] , p. 61 en bijlagen, p. 64-95.