ECLI:NL:RBGEL:2023:4966

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
05/109071-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag met een kooiaap

Op 29 augustus 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 11 februari 2022 in 's-Heerenberg. De verdachte, als bestuurder van een kooiaap, heeft onvoorzichtig gereden, wat resulteerde in een aanrijding met een snorfietser, die zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld door met de lepels van de kooiaap omhoog en zonder goed zicht op de weg te rijden. De officier van justitie had een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van zes maanden geëist. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank achtte de schuld van de verdachte bewezen. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden, en een proeftijd van twee jaren. De rechtbank hield rekening met de impact van het ongeval op de verdachte en zijn rol als vrachtwagenchauffeur.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/109071-22
Datum uitspraak : 29 augustus 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. F.J.M. Kobossen, advocaat in Twello.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 februari 2022 te ‘s-Heerenberg in de gemeente Montferland, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (een aanhanger/aanhangwagen, namelijk een kooiaap), daarmede rijdende over de weg de Ambachtstraat en zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en/of terwijl het zicht van verdachte ter plaatse werd belemmerd, beperkt of gehinderd door de (geparkeerde) vrachtwagen en/of de hefinrichting van de kooiaap en/of terwijl de lepels van de kooiaap afgesteld stonden op (ongeveer) 1.45 meter boven de grond, niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor, naast en/of achter hem gelegen gedeelte van die weg (de Ambachtstraat) en/of het zich daarop bevindende verkeer en/of (zeer dicht) om de achterkant van die (geparkeerde) vrachtwagen is gaan rijden, en/of waarbij de lepels van de kooiaap op enig moment voorbij de achterkant van de vrachtauto staken, terwijl op dat moment een bromfiets daar reed en (zeer) dicht genaderd was en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die bromfiets en/of de bestuurder van die bromfiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die bromfiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 februari 2022 te ‘s-Heerenberg in de gemeente Montferland, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (een aanhanger/aanhangwagen, namelijk een kooiaap), daarmede heeft gereden over de weg de Ambachtstraat en terwijl het zicht van verdachte ter plaatse werd belemmerd, beperkt of gehinderd door een (geparkeerde) vrachtwagen en/of de hefinrichting van de kooiaap en/of terwijl de lepels van de kooiaap afgesteld stonden op (ongeveer) 1.45 meter boven de grond, (zeer dicht) om de achterkant van de (geparkeerde) vrachtwagen is gaan rijden, en/of waarbij de lepels van de kooiaap op enig moment voorbij de achterkant van de vrachtauto staken,en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Verdachte is aanmerkelijk onvoorzichtig geweest door met opgetrokken lepels en zonder zicht op de openbare weg in voorwaartse richting te rijden met de kooiaap.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, nu niet is voldaan aan de criteria van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW).
Beoordeling door de rechtbank
Vaststaat dat op 11 februari 2022 in ’s-Heerenberg op de Ambachtstraat een verkeersongeval plaatsvond, waarbij verdachte in botsing kwam met [slachtoffer] . Verdachte was de bestuurder van een kooiaap en [slachtoffer] reed op een snorfiets. [2] Het verkeersongeval vond plaats op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, gelegen op een industrieterrein. Verdachte was bezig met laad- en losactiviteiten rondom een oplegger. Hierbij reed verdachte met de kooiaap aan de achterzijde van de oplegger om de oplegger heen, met de lepels van de kooiaap in voorwaartse richting. De lepels van de kooiaap stonden op een hoogte van ongeveer 1,45 meter boven de grond. Op het moment dat verdachte naar voren reed, passeerde [slachtoffer] de oplegger aan zijn rechterhand en botste vervolgens met zijn gezicht tegen de lepel van de kooiaap. [3] [slachtoffer] liep bij dit ongeval een gebroken neus, gebroken oogkassen, gebroken jukbenen en een gebroken kaak op. [4] Hij is opgenomen geweest in het ziekenhuis en de geschatte herstelduur betrof zes weken. [5]
Verdachte maakte met de kooiaap een korte draaibeweging om de achterzijde van de oplegger heen, waardoor hij geen zicht had op de naderende snorfietser. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de oplegger op de weg geparkeerd stond. Hij heeft verklaard dat hij achter de oplegger langs reed, met de lepels omhoog. Hij reed met de lepels één meter voorbij de achterkant van de oplegger. Doordat de lepels omhoog stonden, had hij minder zicht. Ook verklaarde verdachte dat hij de weg langs de rechterkant van de oplegger (vanaf de achterzijde bezien), niet kon zien. [7]
De rechtbank dient naar aanleiding van het voorgaande de vragen te beantwoorden of de botsing aan de schuld van verdachte te wijten is en hoe het letsel van [slachtoffer] moet worden geduid.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, moet in ieder geval sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid dan wel onoplettendheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WWV.
De rechtbank stelt op grond van het bovenstaande vast dat verdachte met de kooiaap met de vooruitstekende lepels de openbare weg op is gereden, terwijl hij op dat moment geen zicht had op mogelijk verkeer dat zich aan de rechterzijde (vanaf de achterzijde bezien) van de oplegger bevond. De hoogte van 1.45 meter waarop de lepels zich bevonden, beperkte het zicht naar voren bovendien nog extra. Verdachte was bezig met werkzaamheden die deels op de openbare weg plaatsvonden en had dan ook – ongeacht de locatie van het ongeval op een doodlopende weg en het tijdstip waarop het gebeurde – rekening te houden met mogelijk ander verkeer op die weg. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld door zonder (volledig) zicht en met vooruitstekende lepels met de kooiaap de weg op te rijden.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, blijkt uit het dossier van enige verwijtbaarheid aan de zijde van het slachtoffer niet. Zou daarvan overigens al wel sprake zijn geweest, dan nog doet dit aan de schuld van verdachte niet af, mede gelet op de positie van de oplegger op het midden van de weg.
Zwaar lichamelijk letsel
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval meerdere aangezichtsfracturen opgelopen, waarvoor hij in het ziekenhuis opgenomen is geweest. De geschatte duur van genezing betrof zes weken. Dit letsel kan gezien de aard en omvang naar het oordeel van de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks11 februari 2022 te ‘s-Heerenberg in de gemeente Montferland
, althans in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een voertuig (
een aanhanger/aanhangwagen,namelijk een kooiaap), daarmede rijdende over de weg de Ambachtstraat
en zeer, althansaanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl verdachte goed bekend was met de verkeerssituatie en
/ofterwijl het zicht van verdachte ter plaatse werd belemmerd, beperkt of gehinderd door de (geparkeerde) vrachtwagen en
/ofde hefinrichting van de kooiaap en
/ofterwijl de lepels van de kooiaap afgesteld stonden op
(ongeveer)1.45 meter boven de grond, niet, althans in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor, naast en
/ofachter hem gelegen gedeelte van die weg (de Ambachtstraat) en
/ofhet zich daarop bevindende verkeer en
/of(
zeerdicht) om de achterkant van die (geparkeerde) vrachtwagen is gaan rijden, en
/ofwaarbij de lepels van de kooiaap op enig moment voorbij de achterkant van de vrachtauto staken, terwijl op dat moment een bromfiets daar reed en (zeer) dicht genaderd was en
/ofis gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die bromfiets en
/ofde bestuurder van die bromfiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die bromfiets ten val is gekomen, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht
, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis als de taakstraf niet (naar behoren) wordt uitgevoerd. Daarnaast heeft de officier van justitie de oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid gevorderd voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een proeftijd wordt opgelegd van twee jaren, in plaats van drie jaren, nu het feit al anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden. Voor het overige is geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft als bestuurder van een kooiaap tijdens de uitvoering van laad- en loswerkzaamheden een verkeersongeval veroorzaakt, waardoor het slachtoffer zwaar letsel aan zijn gezicht heeft opgelopen.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de binnen de rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Bij aanmerkelijke schuld met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, wordt een taakstraf van 120 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden als uitgangspunt genomen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vergelijkbare verkeersdelicten, zodat de rechtbank hiermee niet in strafverzwarende zin rekening zal houden.
De rechtbank heeft gezien dat het ongeval ook op verdachte een behoorlijke impact heeft gehad. Hij heeft het ongeval uiteraard niet gewild en heeft direct daarna en ook later nog goed contact gehouden met het slachtoffer en zijn partner. De rechtbank weegt dit in het voordeel van verdachte mee. Ook zal de rechtbank er rekening mee houden dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft om zijn beroep als vrachtwagenchauffeur te kunnen uitoefenen.
Alles afwegende is naar het oordeel van de rechtbank passend een taakstraf van 100 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden. Daaraan zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden. De duur van de proeftijd wijkt af van de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank er rekening mee houdt dat het ongeval inmiddels anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en verdachte sindsdien geen nieuwe verkeersovertredingen heeft begaan.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 22 c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;

ontzegtverdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
zes maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging, te weten zes maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten in het geval verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.A.L. Heldens en
mr. H.P.M. Kester, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 augustus 2023
mr. K.A.M. van Hoof en mr. H.P.M. Kester zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022064347, gesloten op 25 april 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aanrijding misdrijf, p-v p. 2.
3.Proces-verbaal Plaats Delict Onderzoek Forensische Opsporing Verkeer, p-v p. 3-4 en 11.
4.Proces-verbaal van bevindingen ( [verbalisant 2] en [verbalisant 1] ), p-v p. 2.
5.Geneeskundige verklaring d.d. 8 maart 2022.
6.Proces-verbaal Plaats Delict Onderzoek Forensische Opsporing Verkeer, p-v p. 8.
7.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 augustus 2023.