ECLI:NL:RBGEL:2023:4961

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
05.347690.21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 22 augustus 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 52-jarige man uit Apeldoorn, die werd beschuldigd van roekeloos rijgedrag dat leidde tot een verkeersongeval op 7 juli 2021. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 181 km/u op de Rijksweg A1, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 120 km/u was. Bovendien was hij onder invloed van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van 855 μg/l, bijna viermaal de toegestane hoeveelheid. Het ongeval resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een van de inzittenden van de andere auto, terwijl de andere inzittende psychische problemen ondervond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de verkeersregels in ernstige mate had geschonden en dat zijn gedrag roekeloos was. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, evenals een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet alleen de verkeersveiligheid in gevaar had gebracht, maar ook aanzienlijke schade had toegebracht aan de slachtoffers, die nog steeds de gevolgen van het ongeval ondervinden. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar concludeerde dat de ernst van het delict een zware straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.347690.21
Datum uitspraak : 22 augustus 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 in [geboorteplaats] , wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. J.C.H. Pronk, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 juli 2021 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg (Al), komende uit de richting van Apeldoorn-Zuid, gaande in de richting van Deventer, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, hierin bestaande dat verdachte:
- terwijl hij goed bekend was met de verkeerssituatie
- - zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van een ander voertuig (personenauto, merk: Renault Megane)
en/of
- - heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 181 kilometer per uur en/of
- ( waardoor) hij is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto, merk: Renault Megane), waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2021 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Opel Insignia), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg (A1), komende uit de richting van Apeldoorn-Zuid, gaande in de richting van Deventer,
- terwijl hij goed bekend was met de verkeerssituatie en/of
- terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van een ander voertuig (personenauto, merk: Renault Megane) en/of
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 181 kilometer per uur en/of
- ( waardoor) hij is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto, merk: Renault Megane) en aldus in strijd met het in artikel 5a van de WVW94 gestelde verbod, zich opzettelijk zodanig in het verkeer heeft gedragen dat voormelde verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, waardoor daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juli 2021 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk: Opel Insignia), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg (A1), komende uit de richting van Apeldoorn-Zuid, gaande in de richting van Deventer,
- terwijl hij verkeerde onder invloed van alcoholhoudende drank
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van een ander voertuig (personenauto, merk: Renault Megane) en/of
- heeft gereden met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer (tenminste) 181 kilometer per uur en/of
- ( waardoor) hij is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto, merk: Renault Megane)
en door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, in die zin dat sprake is van roekeloosheid en dat het slachtoffer [slachtoffer 1] lichamelijk letsel heeft opgelopen waardoor verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 5;
- het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, p. 29 en 46;
- het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (PL0600-2021314411-11), paginanummers 1 en 2;
- het proces-verbaal rijden onder invloed (PL0600-2021314329), p. 2-4;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 augustus 2023.
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), is onder andere vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte is te wijten. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de heer [slachtoffer 2] en mevrouw [slachtoffer 1] in hun personenauto met ongeveer 112 km/u over de snelweg reden en dat zij van achteren zijn aangereden door de personenauto waarin verdachte reed. Verdachte reed op dat moment met een snelheid van ongeveer 181 km/u per uur, terwijl de toegestane maximumsnelheid 120 km/u was. Verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van bijna de viervoudige toegestane hoeveelheid alcohol (855 μg/l). De rechtbank stelt dan ook vast dat het ongeval aan de schuld van verdachte is te wijten.
Schuld is hier ten laste gelegd als roekeloosheid, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag. Bij het bepalen van de mate van schuld dient de rechtbank, gezien de tenlastelegging en het standpunt van de officier van justitie, allereerst de vraag te beantwoorden of sprake is van schuld in de vorm van roekeloosheid.
Roekeloosheid
Met de ‘Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten’ heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW 1994, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW 1994 bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW 1994 kan worden aangemerkt. De rechtbank moet daarom beoordelen of het gedrag van verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan bestaat de schuld daarmee in roekeloosheid.
Artikel 5a WVW 1994
Voor een overtreding van artikel 5a WVW is nodig dat de verdachte met het vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden, (b) dat opzettelijk heeft gedaan en (c) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. Ernstige schending verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte de maximumsnelheid zeer aanzienlijk heeft overschreden. Overschrijding van de maximumsnelheid is in artikel 5a, eerste lid onder g, WVW uitdrukkelijk opgenomen als schending van de verkeersregels. Daarnaast wordt, op grond van het tweede lid van artikel 5a WVW, in aanmerking genomen de mate waarin de verdachte verkeerde onder invloed van alcohol. Verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van zeer veel alcohol, bijna viermaal de toegestane hoeveelheid (855 μg/l). Hij heeft ter zitting verklaard dat hij twee flessen wijn had gedronken. De rechtbank stelt vast dat verdachte door de maximumsnelheid zeer aanzienlijk te overschrijden terwijl hij zoveel alcohol ophad, de verkeersregels in ernstige mate heeft geschonden.
b. Opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet gericht zijn geweest op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Uit het dossier volgt dat verdachte met een snelheid van circa 181 km/u heeft gereden op een druk stuk van de snelweg waar verschillende rijbanen samenkomen, terwijl de maximaal toegestane snelheid 120 km/u was. De rechtbank is van oordeel dat het zo aanzienlijk overschrijden van de maximaal toegestane snelheid niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Dat verdachte tijdens het politieverhoor aangaf dat hij dacht ongeveer 100 km/uur gereden te hebben, doet hier niet aan af. Tijdens dat verhoor en ter terechtzitting gaf verdachte namelijk aan zich niets meer van het ongeval en het stuk daarvoor te kunnen herinneren.
Daarnaast is de verdachte bewust onder invloed van een enorme hoeveelheid alcohol in de auto gestapt, dit terwijl hij (ook toen) wist dat rijden onder invloed van alcohol niet toegestaan en niet verstandig was. Dit blijkt ook uit het feit dat verdachtes eerste woorden na het veroorzaken van het ongeval waren “ik ben de lul”, daarmee aangevend dat hij wist dat hij teveel had gedronken. Deze wetenschap had verdachte er van moeten weerhouden om in de auto te stappen. Daarnaast gaf verdachte aan dat het een stressvolle periode voor hem was wegens het overlijden van zijn moeder. Hij kampte met een burn-out, waarvoor hij ook onder behandeling was. Bovendien was hij emotioneel omdat hij die dag de woning van zijn moeder had opgeruimd. Nu verdachte in een gestreste, emotionele gemoedstoestand verkeerde, had ook dat hem ervan moeten weerhouden deel te nemen aan het verkeer zoals hij heeft gedaan. Dit geldt eens temeer nu het oorspronkelijk ook zijn bedoeling was om in het huis van zijn moeder te blijven slapen, hetgeen naar zijn zeggen zijn alcoholconsumptie verklaart. Er was geen reden om naar huis te moeten. Uit behoefte aan de nabijheid van vrouw en dochter besloot verdachte welbewust toch achter het stuur te kruipen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte opzet heeft gehad op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c. Gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door met een auto de maximumsnelheid aanzienlijk te overtreden, zeker in combinatie met de hoeveelheid alcohol die verdachte op had.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de combinatie van gedragingen van de verdachte die tot het verkeersongeval hebben geleid, moet worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, te weten roekeloosheid.
Lichamelijk letsel
In de tenlastelegging is opgenomen dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel of letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De drempel om in juridische zin te kunnen spreken van zwaar lichamelijk letsel is vrij hoog. Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel in elk geval kunnen worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Psychische gevolgen die niet zonder meer zijn aan te merken als een (ver)storing van de verstandelijke vermogens zoals bedoeld in artikel 82, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht kunnen niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
[slachtoffer 2]
De heer [slachtoffer 2] heeft psychische problemen opgelopen door het ongeval. Hij kon hierdoor vier à vijf weken na het ongeval niet werken en heeft twee jaar later nog last van flashbacks. Daarnaast is hij gediagnosticeerd met PTSS. De impact van het ongeval op hem is groot. Hij heeft echter geen lichamelijk letsel opgelopen, dat juridisch is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel of letsel waardoor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De rechtbank spreekt verdachte met betrekking tot de heer [slachtoffer 2] dan ook partieel van vrij, nu dit bestanddeel van de tenlastelegging niet kan worden bewezen.
[slachtoffer 1]
Mevrouw [slachtoffer 1] heeft na het ongeval twee nachten in het ziekenhuis verbleven. Aan het ongeval hield zij een gebroken enkel en een zware hersenschudding over. Haar enkel is op normale wijze hersteld, maar ze bleef wel pijn aan de enkel houden. Ze is de hele zomer van 2021 onder behandeling geweest van een fysiotherapeut. De eerste zes tot acht weken na het ongeval kon ze niet werken omdat zij last had van hoofdpijn, concentratieverlies en niet goed uit haar woorden kon komen. Nadat de hoofdpijn nagenoeg verdwenen was, is zij gestart met het opbouwen van activiteiten en werk. Enkele maanden later kreeg zij echter weer last van hoofdpijn. Ook zij heeft PTSS opgelopen.
Uit het procesdossier en de slachtofferverklaring ter zitting blijkt dat het verkeersongeval op mevrouw [slachtoffer 1] en haar gezin grote impact heeft gehad en dat zij ook nu – twee jaar later – nog steeds de gevolgen daarvan ondervindt in haar functioneren en dagelijks leven. Gelet op het strenge beoordelingskader van de Hoge Raad acht de rechtbank echter niet bewezen dat mevrouw [slachtoffer 1] als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 6 WVW heeft opgelopen. Uit het dossier wordt voor de rechtbank onvoldoende duidelijk of de huidige klachten die mevrouw [slachtoffer 1] ervaart (o.a. hoofdpijn, concentratieproblemen, gevoeligheid voor prikkels, vermoeidheid) voortkomen uit het fysieke letsel dat zij heeft opgelopen tijdens het verkeersongeval of het gevolg zijn van psychisch letsel dat zij heeft opgelopen. De medische rapportages laten daarnaast een wisselend beeld zien over het verloop van de klachten. Zo waren de hoofdpijnklachten twee maanden na het ongeval een periode (nagenoeg) verdwenen en werd ongeveer één jaar na het ongeval de verwachting uitgesproken dat mevrouw [slachtoffer 1] volledig zou herstellen. De hoofdpijnklachten zijn daarna weer teruggekomen en inmiddels is de prognose dat de huidige situatie een eindtoestand is. Of het terugkomen van de klachten (direct) gekoppeld kan worden aan het fysieke letsel dat zij door het verkeersongeval heeft opgelopen, wordt uit het dossier niet duidelijk.
De rechtbank is van wel oordeel dat het letsel van het slachtoffer kan worden aangemerkt als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit een tijdelijke verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Uit de laatste rapportage van de revalidatiearts volgt dat een eindtoestand is bereikt, waarbij zeer langzaam en geleidelijk verder herstel niet is uitgesloten. Mevrouw [slachtoffer 1] werkt nu, twee jaar na het ongeval, 75% ten opzichte van de situatie vóór het verkeersongeval.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks7 juli 2021 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn,
in elk geval in Nederland,als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rijksweg (Al), komende uit de richting van Apeldoorn-Zuid, gaande in de richting van Deventer, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos
, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettendte rijden, hierin bestaande dat verdachte:
- terwijl hij goed bekend was met de verkeerssituatie en
- - zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, immers was hij niet in staat het door hem bestuurde voertuig (tijdig) tot stilstand te brengen, bij nadering van een ander voertuig (personenauto, merk: Renault Megane)
en
/of
- - heeft gereden met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane maximumsnelheid van 120 kilometer per uur, in elk geval met een
(aanzienlijk
)hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, namelijk met een snelheid van ongeveer
(tenminste)181 kilometer per uur en
/of
-
(waardoor
)hij
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met dat andere motorrijtuig (personenauto, merk: Renault Megane), waardoor een ander,
(genaamd [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel ofzodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste oftweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a van deze wet

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 350 dagen en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 37 maanden. Hij heeft hierin aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten en daar de straf op in mindering gebracht die verdachte eerder voor het rijden onder invloed van alcohol in deze zaak heeft gekregen, te weten een geldboete van 750 euro, met een vervangende hechtenis van 15 dagen, en een rijontzegging van 5 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit een taakstraf van 160 uur waarvan 80 uur voorwaardelijk op te leggen. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat verdachte weet dat dit zijn laatste kans is. De raadsvrouw heeft bepleit geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat verdachte dan zijn baan, inkomsten, huurwoning en mogelijk ook zijn nieuwe relatie kwijtraakt. Daarbij kost een gevangenisstraf de maatschappij ontzettend veel geld en dient het enkel als leedtoevoeging. Een gevangenisstraf moet enkel worden opgelegd als er geen andere optie is. Daar is in deze zaak geen aanleiding toe, omdat het geen opzetdelict betreft. Ook heeft verdachte inzicht in zijn handelen gegeven en heeft hij ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid genomen.
Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat een rijontzegging in dit stadium niet meer gepast is, gelet op het lange tijdsverloop van de zaak. Ook is verdachte al ruim een jaar zijn rijbewijs kwijt geweest vanwege het geschiktheidsonderzoek naar aanleiding van het ongeval. Tot slot is het voor de verkeersveiligheid onwenselijk als iemand lange tijd niet rijdt omdat dan de rijervaring afneemt. De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit een voorwaardelijke rijontzegging op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich als bestuurder van een personenauto roekeloos gedragen. Hij heeft onder invloed van een enorme hoeveelheid alcohol de maximumsnelheid op de snelweg met ongeveer 61 km/u overschreden en is tegen een andere auto aangereden. Die auto met daarin [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] sloeg over de kop en eindigde op zijn kop tegen de vangrail van de naastgelegen rijbaan. Verdachte heeft het hiermee op alle fronten laten afweten als verantwoordelijk verkeersdeelnemer en hij heeft de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Dat de bestuurder van die auto, de heer [slachtoffer 2] , er zonder ernstig lichamelijk letsel vanaf is gekomen mag een wonder heten. Het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft aan het ongeval langdurige klachten overgehouden. Uit haar slachtofferverklaring blijkt dat het ongeval een enorme impact op haar, haar partner en haar kinderen heeft gehad en zij hier nog altijd last van heeft. Ze kan niet de moeder zijn, die zij wil zijn. Verdachte heeft enorm leed toegebracht en ingrijpende veranderingen aangericht in het (gezins-)leven van beide slachtoffers.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit volgt dat hij in mei 2023 door de politierechter is veroordeeld wegens het rijden onder invloed in deze zaak. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is dus van toepassing. Verder heeft verdachte geen recente documentatie, wel is hij in het verleden twee keer eerder in aanraking gekomen met justitie voor het rijden onder invloed.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de geldende oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het veroorzaken van een verkeersongeval, waarbij sprake is van tijdelijke ziekte, alcoholgebruik van meer dan 570 μg/l en een zeer hoge mate van schuld, geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 7 maanden en een rijontzegging van 3 jaar. In dit geval is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van roekeloosheid, de hoogste schuldcategorie. Daarvoor is geen oriëntatiepunt vastgesteld. Duidelijk is wel dat bij roekeloosheid van een hogere strafmaat wordt uitgegaan dan bij een zeer hoge mate van schuld. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het letsel van het slachtoffer dicht tegen zwaar lichamelijk letsel aanzit, waardoor ook om die reden het oriëntatiepunt aan de lage kant is voor deze zaak.
De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat toen hij bij het huis van zijn moeder in de auto stapte hij niet alleen enorm veel alcohol in zijn bloed had, maar ook dat hij erg gestrest en emotioneel was en eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed. Dit alles had hem ervan moeten weerhouden de auto in te stappen. Bovendien was hij van plan in het huis van zijn moeder te blijven slapen. Dat had hij ook moeten doen.
Daarentegen weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat het ongeluk ook veel impact op hem heeft gehad. Daarbij lijkt hij oprecht spijt te hebben en heeft hij ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid genomen. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte ten aanzien van het rijden onder invloed in deze zaak al is veroordeeld, waarbij een geldboete van 750 euro en een ontzegging van de rijbevoegdheid van vijf maanden zijn opgelegd.
Verder stelt de rechtbank vast dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Het aanvangstijdstip van de start van de redelijke termijn wordt door de rechtbank bepaald op 7 juli 2021, zijnde de datum van het ongeval. Verdachte kon op dat moment in alle redelijkheid verwachten dat een strafvervolging tegen hem zou worden ingesteld. Nu de uitspraakdatum van de zaak op 22 augustus 2023 is, is de redelijke termijn overschreden met anderhalve maand. Gezien deze geringe overschrijding volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Alles overwegend acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 maanden;

ontzegtverdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
2 jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker, mr. C.H.M. Pastoors en mr. T.M.A. Arts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 augustus 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021314411, gesloten op 11 oktober 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.