ECLI:NL:RBGEL:2023:4931

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
10272230
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging indeplaatsstelling huurovereenkomst bedrijfsruimte

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de indeplaatsstelling van een huurder van een bedrijfsruimte. De eiser, een besloten vennootschap, had een huurovereenkomst voor een winkelruimte gesloten met de gedaagde, maar wenste deze huurovereenkomst over te dragen aan een derde partij, [betrokken partij 2]. De eiser stelde dat er een zwaarwichtig belang was bij deze overdracht, onder andere vanwege financiële problemen door stijgende kosten. De gedaagde weigerde echter in te stemmen met de indeplaatsstelling, wat leidde tot een rechtszaak.

De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder dagvaardingen en tussenvonnissen, en culminerde in een mondelinge behandeling. De kantonrechter oordeelde dat de eiser voldeed aan de voorwaarden van artikel 7:307 BW, dat de overdracht van de huurovereenkomst mogelijk maakt, en dat er voldoende waarborgen waren voor een goede bedrijfsvoering door de nieuwe huurder. De kantonrechter wees de vordering van de eiser toe en machtigde de indeplaatsstelling, terwijl de vordering in reconventie van de gedaagde werd afgewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10272230 \ CV EXPL 23-224
Vonnis van 30 augustus 2023
in de zaak van
[eiser conv/gedaagde rec],
te [plaats ] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde partij in reconventie
hierna te noemen: [eiser conv/gedaagde rec] ,
gemachtigde: mr. E. Kupper,
tegen
[gedaagde conv/eiser rec],
te [plaats ] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde conv/eiser rec] ,
gemachtigde: mr. P. Bavelaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 december 2022 met productie 1 tot en met 12 van [eiser conv/gedaagde rec] ;
- de conclusie van antwoord tevens houdende conclusie van eis in reconventie van
11 januari 2023 met productie 1 tot en met 11 van [gedaagde conv/eiser rec] ;
- het tussenvonnis van 11 januari 2023;
- de conclusie van antwoord in reconventie, alsmede de aanvullende producties 13 tot en met 15 van [eiser conv/gedaagde rec] ;
- de brief van 11 mei 2023 met productie 12 van [gedaagde conv/eiser rec] ;
- de mondelinge behandeling van 15 mei 2023 waarvan aantekeningen zijn gemaakt door de griffier;
- het tussenvonnis van 31 mei 2023;
- de brief van 13 juni 2023 met de koopovereenkomst van [eiser conv/gedaagde rec] ;
- de antwoordakte van 12 juli 2023 met productie 13 van [gedaagde conv/eiser rec] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [betrokken partij 1] (hierna: [betrokken partij 1] ) en [gedaagde conv/eiser rec] hebben een huurovereenkomst gesloten, inhoudende dat [gedaagde conv/eiser rec] de winkelruimte gelegen aan het [adres 1] (hierna: het gehuurde) aan [betrokken partij 1] verhuurde gedurende de periode 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2021. Na het aangaan van de huurovereenkomst heeft [betrokken partij 1] haar statutaire naam gewijzigd in [eiser conv/gedaagde rec] .
2.2.
[eiser conv/gedaagde rec] heeft de huurovereenkomst niet tegen 30 september 2021 opgezegd, waardoor de huurovereenkomst is verlengd tot en met 30 september 2026.
2.3.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW (hierna: Algemene bepalingen) van toepassing.
2.4.
In artikel 1.3 van de huurovereenkomst is het volgende bepaald:
De huurder is verplicht het gehuurde uitsluitend te gebruiken voor de daadwerkelijke uitoefening van het bedrijf van bakkerij en brood- en banketwinkel en het daartoe ingericht te houden en voldoende voor publiek toegankelijk te houden.
2.5.
Hierna is in artikel 1.4 van de huurovereenkomst opgenomen:
Het is de huurder verboden:
a. de gehuurde bedrijfsruimte geheel of gedeeltelijk onder te verhuren;
b. de exploitatie van het in het gehuurde uitgeoefende bedrijf geheel of gedeeltelijk aan een derde over te dragen of over te laten.
2.6.
Vervolgens staat in artikel 9 van de huurovereenkomst:
De huurder is verplicht bij het einde van de huurovereenkomst, alsmede bij het beëindigen van het gebruik, het gehuurde ten genoegen van de verhuurder in de oorspronkelijke staat geheel ontruimd, vrij van gebruik en gebruiksrechten en behoorlijk schoongemaakt aan de verhuurder op te leveren en alle sleutels aan de verhuurder te overhandigen. De huurder is verplicht alle zaken die door haar in, aan of op het gehuurde zijn aangebracht of door haar van de voorgaande huurder of gebruiker zijn overgenomen op eigen kosten te verwijderen tenzij partijen ter zake anders overeenkomen. Voor niet verwijderde zaken is de verhuurder geen enkele vergoeding verschuldigd.
2.7.
In artikel 5.1 van de Algemene bepalingen is – voor zover van belang – opgenomen:
Huurder zal het gehuurde – gedurende de gehele duur van de huurovereenkomst – daadwerkelijk, geheel, behoorlijk en zelf gebruiken uitsluitend in overeenstemming met de in de huurovereenkomst aangegeven bestemming.
2.8.
Hierna staat in artikel 6.1 van de Algemene bepalingen:
Behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van verhuurder is het huurder niet toegestaan het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden in huur, onderhuur of gebruik af te staan, dan wel de huurrechten geheel of gedeeltelijk aan derden over te dragen of in te brengen in een maatschap, commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma of rechtspersoon.
2.9.
[eiser conv/gedaagde rec] heeft op 17 november 2022 een overeenkomst gesloten met [betrokken partij 2] (hierna: [betrokken partij 2]), inhoudende dat [eiser conv/gedaagde rec] haar bedrijfsmiddelen en ondernemingsactiviteiten, waaronder haar bakkerij in [plaats 1], aan [betrokken partij 2] heeft verkocht en waarbij werd overeengekomen dat de ondernemingsactiviteiten per
1 januari 2023 door [betrokken partij 2] worden voortgezet (hierna: de koopovereenkomst).
2.10.
In artikel 5 van de koopovereenkomst is – voor zover van belang – bepaald:
Verkoper garandeert Koper het verkrijgen, onder gelijkwaardige voorwaarden, van de huurovereenkomst met betrekking tot locatie [plaats 1] op naam van Koper. Koper zal aldus per 1 januari 2023 als huurder in de plaats van Verkoper worden gesteld. Koper vrijwaart Verkoper voor aanspraken van de Verhuurder die zien op de periode van na 1 januari 2023 en Koper zal bij een toekomstige beëindiging van de huurovereenkomst zorgdragen voor een correcte oplevering van het gehuurde en doet hierbij afstand van enig recht op regres ter zake jegens Verkoper. Een eventuele door Verkoper aan de verhuurder betaalde waarborgsom c.q. een eventueel restant daarvan, komt Verkoper toe.
2.11.
In de eveneens op 17 november 2022 overeengekomen “Aanvulling op Verkoop onderneming en bijbehorende bedrijfsmiddelen / Verkoop onroerend goed” is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
Beide partijen hebben separate overeenkomsten gesloten voor de koop en verkoop van de onderneming en bijbehorende bedrijfsmiddelen en van het onroerend goed, inhoud is bij partijen bekend. Deze twee overeenkomsten zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden.
In die zin dat als de ene overeenkomst onverhoopt niet doorgaat (bijvoorbeeld omdat de in de LOI genoemde schone grondverklaring voor [plaats 2] niet wordt afgegeven of de huurovereenkomst voor [plaats 1] toch niet kan worden overgenomen) de andere overeenkomst ook geen doorgang zal vinden (ontbindende voorwaarde).
2.12.
[eiser conv/gedaagde rec] wenst het gehuurde over te dragen aan [betrokken partij 2], maar [gedaagde conv/eiser rec] weigert in te stemmen met de indeplaatsstelling door [betrokken partij 2].

3.De vordering en het verweer in conventie

3.1.
[eiser conv/gedaagde rec] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [eiser conv/gedaagde rec] te machtigen om [betrokken partij 2] per direct in haar plaats te stellen als huurder van de bedrijfsruimte zijnde een bakkerij en brood- en banketwinkel gelegen aan het [adres 1];
- [gedaagde conv/eiser rec] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en de nakosten.
3.2.
[eiser conv/gedaagde rec] legt aan haar vordering ten grondslag dat zij op grond van artikel 7:307 BW een machtiging kan vorderen dat [betrokken partij 2] als huurder in haar plaats wordt gesteld. [eiser conv/gedaagde rec] heeft een zwaarwichtig belang bij de overdracht van het bedrijf. Door de gestegen grondstofprijzen, loonkosten en energiekosten is het voor [eiser conv/gedaagde rec] noodzakelijk geworden om de exploitatie van de bakkerij te beëindigen en deze over te dragen aan [betrokken partij 2]. Als de indeplaatsstelling niet wordt gerealiseerd, heeft dit grote financiële gevolgen voor [eiser conv/gedaagde rec] . In de overeenkomst tussen [eiser conv/gedaagde rec] en [betrokken partij 2] is namelijk opgenomen dat als [betrokken partij 2] niet in de plaats wordt gesteld, dit gevolgen kan hebben voor de verkoop van het onroerend goed te [plaats 2]. [betrokken partij 2] heeft kenbaar gemaakt dat zij in dat geval de ontbindende voorwaarde zal inroepen. [eiser conv/gedaagde rec] zal dan de waarde van de goodwill van de winkel te [plaats 1] mislopen en zich voor allerlei kosten gesteld zien. Verder is geen sprake van een zwaarwegender belang aan de zijde van [gedaagde conv/eiser rec] . [betrokken partij 2] biedt voldoende waarborgen voor een volledige nakoming van de overeenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering. Zij heeft de lopende huur tot nu toe netjes aan [eiser conv/gedaagde rec] betaald. [betrokken partij 2] kent een positieve exploitatie waarbij de koop van de bakkerij van [eiser conv/gedaagde rec] verder zal bijdragen aan de reeds gerealiseerde forse synergievoordelen. Daarnaast is de financiering voor de koop van de bakkerij beschikbaar en is [betrokken partij 2] bereid en in staat om aanvullende financiële zekerheid aan [gedaagde conv/eiser rec] te bieden, bijvoorbeeld door het verstrekken van een huurgarantie voor enkele maanden. De accountant van [betrokken partij 2] heeft een positieve verklaring afgegeven.
3.3.
[gedaagde conv/eiser rec] betwist dat [eiser conv/gedaagde rec] een zwaarwegend belang heeft en dat [betrokken partij 2] voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de overeenkomst en een behoorlijke bedrijfsvoering. [betrokken partij 2] ervaart de problemen als gevolg van de hoge energiekosten als zeer belastend en verklaart hierover in diverse publicaties in de media. Daarnaast tonen de verkorte jaarrekeningen van [betrokken partij 2] over de jaren 2019 tot en met 2021 geen positief beeld en kon de huisbankier van [betrokken partij 2] geen bijdrage leveren aan de groeistrategie. Ook heeft [betrokken partij 2] haar bakkerij in [plaats 3] gesloten. Verder heeft [betrokken partij 2] in strijd met de wettelijke voorschriften en de huurovereenkomst verbouwingen aan het gehuurde gerealiseerd en maakt [betrokken partij 2] zonder recht of titel gebruik van het gehuurde. [gedaagde conv/eiser rec] wil samen met zijn dochter in het gehuurde een winkel gespecialiseerd in kaas en noten starten. Om [eiser conv/gedaagde rec] tegemoet te komen, heeft [gedaagde conv/eiser rec] aangeboden de huurovereenkomst met wederzijdse instemming per 1 januari 2023 te ontbinden en de inventaris in het gehuurde voor dezelfde prijs over te nemen als [betrokken partij 2] bereid was hiervoor te betalen. Als gevolg hiervan heeft [eiser conv/gedaagde rec] dan ook geen zwaarwegend belang bij de verkoop aan [betrokken partij 2] en weegt het belang van [gedaagde conv/eiser rec] zwaarder. Door in de koopovereenkomst met [betrokken partij 2] niet te voorzien in een gebruikelijke bepaling en voorbehoud ter zake van de indeplaatsstelling kan [eiser conv/gedaagde rec] geen zwaarwegend belang creëren. Dit risico dient [eiser conv/gedaagde rec] zelf te dragen. [gedaagde conv/eiser rec] concludeert dan ook tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser conv/gedaagde rec] in haar vorderingen, althans deze af te wijzen, met veroordeling van [eiser conv/gedaagde rec] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De vordering en het verweer in reconventie

4.1.
[gedaagde conv/eiser rec] vordert, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, uit hoofde van artikel 6:267 lid 2 BW de ontbinding van de huurovereenkomst met ingang van 1 februari 2023, althans tegen een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum uit te spreken en
[eiser conv/gedaagde rec] te veroordelen het gehuurde overeenkomstig artikel 9 van de huurovereenkomst uiterlijk op 1 februari 2023, althans op een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum aan [gedaagde conv/eiser rec] ter beschikking te stellen, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag voor iedere dag dat het gehuurde niet overeenkomstig dit vonnis in de zin van artikel 9 van de huurovereenkomst ter beschikking wordt gesteld, althans op straffe van een door de kantonrechter te bepalen dwangsom, met veroordeling van [eiser conv/gedaagde rec] in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde conv/eiser rec] legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiser conv/gedaagde rec] , zonder voorafgaand overleg met [gedaagde conv/eiser rec] , een overeenkomst met [betrokken partij 2] is aangegaan waarin onder andere is opgenomen dat [betrokken partij 2] de inventaris van de winkel in het gehuurde overneemt en een brood- en banketwinkel in het gehuurde gaat drijven. [gedaagde conv/eiser rec] heeft geen toestemming gegeven voor de indeplaatsstelling van [betrokken partij 2] en er is ook geen vonnis waarin dit bepaald is. Desondanks hebben [eiser conv/gedaagde rec] en [betrokken partij 2] al feitelijk uitvoering gegeven aan de tussen hen gesloten koopovereenkomst. Hiermee heeft [eiser conv/gedaagde rec] in strijd met artikel 1.4 van de huurovereenkomst en de artikelen 5.1 en 6.1 van de Algemene bepalingen gehandeld. Eigenrichting is volstrekt onacceptabel en het handelen door
[eiser conv/gedaagde rec] is dermate ernstig en onrechtmatig dat ontbinding van de huurovereenkomst op zijn plaats is.
4.3.
[eiser conv/gedaagde rec] voert aan dat [gedaagde conv/eiser rec] begin november 2022 al op de hoogte is gesteld van een (mogelijke) overdracht van de twee winkels/locaties, al het personeel, de machines, goodwill et cetera van [eiser conv/gedaagde rec] . Vervolgens is [gedaagde conv/eiser rec] dwars gaan liggen, omdat zijn ontoereikende aanbod inzake de beëindiging van de huurovereenkomst per 1 januari 2023 en de overname van de inventaris van de hand werd gewezen. Verder heeft [eiser conv/gedaagde rec] niet in strijd met de huurovereenkomst gehandeld, in verband met het volgende. Op grond van artikel 7:307 BW heeft [eiser conv/gedaagde rec] bij dagvaarding van 30 december 2022 een machtiging tot indeplaatsstelling gevorderd. Omdat deze machtiging voor de bedrijfsoverdracht is verzocht, is dat tijdig gedaan. De stelling van [gedaagde conv/eiser rec] dat de uitvoering van de koopovereenkomst instemming van [gedaagde conv/eiser rec] of een positief vonnis van de rechtbank behoefde, is dan ook onjuist. Voor zover de kantonrechter van oordeel is dat wel sprake is van een tekortkoming, rechtvaardigt deze tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst niet. [eiser conv/gedaagde rec] heeft in een vroeg stadium de voorgenomen overdracht aangekaart bij [gedaagde conv/eiser rec] . [gedaagde conv/eiser rec] heeft vervolgens een aanbod gedaan dat niet geaccepteerd kon worden, reden waarom [gedaagde conv/eiser rec] weigert in te stemmen met een indeplaatsstelling. [eiser conv/gedaagde rec] concludeert dan ook tot niet-ontvankelijk verklaring van [gedaagde conv/eiser rec] in haar vordering, althans haar vordering af te wijzen, met veroordeling van [gedaagde conv/eiser rec] in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en de nakosten.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling van de vorderingen in conventie en in reconventie

5.1.
Omdat de vorderingen in conventie en in reconventie nauw met elkaar samenhangen, bespreekt de kantonrechter deze gezamenlijk.
5.2.
Tussen partijen is in de eerste plaats in geschil of aan [eiser conv/gedaagde rec] een machtiging verstrekt dient te worden om [betrokken partij 2] als huurder in haar plaats te stellen.
5.3.
De kantonrechter stelt voorop dat artikel 7:307 BW in zoverre een uitzonderlijke bepaling is dat deze een inbreuk maakt op de contractsvrijheid van partijen. De verhuurder kan immers te maken krijgen met een opvolgend huurder die hij eigenlijk niet wenst.
Deze mogelijkheid van een inbreuk op dit beginsel is door de wetgever gebonden aan specifieke voorwaarden, terwijl het voldoen daaraan nog niet automatisch leidt tot het verlenen van de gewenste machtiging door de kantonrechter. Het wijzigen van de persoon van de huurder is geen doel op zich maar een middel om een bedrijfsoverdracht mogelijk te maken die zonder die indeplaatsstelling (redelijkerwijs) niet tot stand kan komen.
5.4.
Om een beroep op indeplaatsstelling te laten slagen is allereerst vereist dat de huurder het in het gehuurde (door haarzelf of een ander) uitgeoefende bedrijf wenst over te dragen aan een derde (artikel 7:307 lid 1 BW). Naar het oordeel van de kantonrechter is hieraan voldaan, omdat tussen partijen vast staat dat [eiser conv/gedaagde rec] haar bakkerijen te [plaats 2] en [plaats 1] aan [betrokken partij 2] wenste over te dragen en dit inmiddels ook al heeft gedaan.
5.5.
Vervolgens is op grond van artikel 7:307 lid 2 BW vereist dat sprake is van een zwaarwichtig belang bij de overdracht van de onderneming aan de zijde van de huurder.
[eiser conv/gedaagde rec] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat zij een zwaarwichtig belang heeft, gewezen op haar noodzaak om de exploitatie van de bakkerij te beëindigen in verband met de gestegen grondstofprijzen, loonkosten en energiekosten. Zij raakte steeds meer door haar reserves heen en had geen buffer meer om dit nog langer op te vangen. In de koopovereenkomst tussen [eiser conv/gedaagde rec] en [betrokken partij 2] is opgenomen dat onder meer de realisatie van de overname van de huurovereenkomst voor de onderneming in [plaats 1] een ontbindende voorwaarde vormt voor zowel de overeenkomst tot verkoop van de onderneming en bijbehorende bedrijfsmiddelen in [plaats 1] als die tot verkoop van de winkel en het onroerend goed in [plaats 2]. Dit betekent dat een overdracht van alleen de inventaris in [plaats 1] aan [gedaagde conv/eiser rec] geen vergelijkbaar alternatief vormde. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser conv/gedaagde rec] aldus een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van de onderneming aan [betrokken partij 2].
5.6.
Artikel 7:307 lid 2 BW bepaalt tot slot dat de voorgestelde huurder ook voldoende waarborgen moet bieden voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiser conv/gedaagde rec] een resultatenrekening van [betrokken partij 2] over 2022 en 2023 overgelegd. Deze is tijdens de mondelinge behandeling nader toegelicht door de accountant van [betrokken partij 2]. [betrokken partij 2] heeft bovendien het eerder gedane aanbod tot het afgeven van een huurgarantie op de mondelinge behandeling herhaald. Ook is toegelicht dat [betrokken partij 2] door de omvang van haar onderneming schaalvoordelen geniet, waardoor zij de onderneming van [eiser conv/gedaagde rec] , in tegenstelling tot [eiser conv/gedaagde rec] , rendabel kan voortzetten. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser conv/gedaagde rec] daarmee deugdelijk heeft onderbouwd dat sprake is van voldoende waarborgen voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst. In het licht daarvan heeft [gedaagde conv/eiser rec] dit standpunt door enkel te verwijzen naar de verkorte jaarrekeningen van [betrokken partij 2] over de jaren 2019 tot en met 2021 onvoldoende gemotiveerd betwist.
5.7.
Gelet op het hiervoor overwogene is de kantonrechter van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van artikel 7:307 BW. Vervolgens moet een belangenafweging plaatsvinden, omdat het verweer van [gedaagde conv/eiser rec] daar aanleiding toe geeft. In dit kader geldt het volgende.
[eiser conv/gedaagde rec] heeft een zwaarwegend belang bij indeplaatsstelling. Daar staat tegenover dat [gedaagde conv/eiser rec] , althans zijn dochter, gebruik wenst te maken van het gehuurde. Het betreft echter enkel de – nog op geen enkele wijze concreet geworden – wens van zijn dochter, die zij pas op termijn wil realiseren. Het belang van [eiser conv/gedaagde rec] bij een indeplaatsstelling moet op dit moment daarom zwaarder wegen. De gevorderde machtiging wordt toegewezen.
5.8.
Omdat de vordering in conventie is toegewezen en deze door [eiser conv/gedaagde rec] tijdig is ingesteld, is geen sprake van een tekortkoming aan de zijde van [eiser conv/gedaagde rec] . De vordering in reconventie wordt dus afgewezen.
5.9.
[gedaagde conv/eiser rec] is de partij die zowel in conventie als in reconventie ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.
In conventie worden de proceskosten tot aan dit vonnis aan de zijde van [eiser conv/gedaagde rec] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
127,43
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
398,00
(2,00 punten × € 199,00)
Totaal
‭653,43‬‬‬‬
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie worden de proceskosten in reconventie begroot op een half punt van het salaris voor de gemachtigde in conventie, zijnde (2,00 punten x € 99,50 =) € 199,00.
De rente over de proceskosten wordt toegewezen vanaf veertien dagen na de datum van het vonnis.
De gevorderde nakosten worden toegewezen tot een half salarispunt van het toegewezen salaris zijnde € 99,50 in conventie en € 49,75 in reconventie, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter
in conventie:
6.1.
machtigt [eiser conv/gedaagde rec] om [betrokken partij 2] ingaande per direct in haar plaats te stellen als huurder van de bedrijfsruimte zijnde een bakkerij en brood- en banketwinkel, gelegen aan [adres 1],
6.2.
veroordeelt [gedaagde conv/eiser rec] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser conv/gedaagde rec] tot dit vonnis vastgesteld op € 653,43, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en de nakosten van € 99,50, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie:
6.5.
wijst het gevorderde af,
6.6.
veroordeelt [gedaagde conv/eiser rec] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser conv/gedaagde rec] tot dit vonnis vastgesteld op € 199,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling, en de nakosten van € 49,75, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Schoo en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.
43576 \ 918