ECLI:NL:RBGEL:2023:4926

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
C/05/423312 KG RK 23-636
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van herhaald wrakingsverzoek tegen de voorzitter van de wrakingskamer wegens misbruik van het wrakingsinstrument

Op 18 augustus 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. S.J. Peerdeman, de voorzitter van de wrakingskamer. Dit verzoek was de tweede in een reeks van wrakingsverzoeken die verzoekster had ingediend. Het eerste verzoek tot wraking, dat op 31 mei 2023 was behandeld, was op 12 juni 2023 afgewezen. Verzoekster had in haar tweede verzoek, ingediend op 19 juni 2023, aangevoerd dat de opmerkingen van de voorzitter tijdens de zitting van 31 mei 2023 en haar schriftelijke reactie op het eerste verzoek niet voldoende erkenning gaven voor een eerlijke behandeling van de zaak.

De wrakingskamer oordeelde dat het tweede verzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat het volledig was gebaseerd op dezelfde gronden als het eerste verzoek, dat al was afgewezen. De voorzitter van de wrakingskamer had in haar reactie op het tweede verzoek aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die na het eerste verzoek bekend waren geworden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid en dat verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van dergelijke omstandigheden.

Daarnaast werd vastgesteld dat verzoekster in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die niet waren gehonoreerd, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het wrakingsinstrument misbruikte, en besloot dat toekomstige verzoeken tot wraking niet in behandeling zouden worden genomen indien deze evident als misbruik konden worden bestempeld. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/423312 KG RK 23-636
Beslissing
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van:
mr. S.J. Peerdeman,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de voorzitter van de wrakingskamer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 19 juni 2023, waarin de gronden tot wraking zijn vermeld;
  • de reactie van de voorzitter van de wrakingskamer van 19 juni 2023, waarbij het wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen;
  • de brief van verzoekster van 25 juli 2023, met het verzoek om haar wrakingsverzoek van 19 juni 2023 alsnog in behandeling te nemen.
1.2.
De wrakingskamer heeft besloten een zitting achterwege te laten.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoekster had een verzoek tot wraking van [… 1] ingediend (zaaknummer: C/05/421352 KG RK 23-523). Tijdens de mondelinge behandeling van dat wrakingsverzoek op 31 mei 2023 heeft verzoekster de voorzitter van de wrakingskamer gewraakt. Dit wrakingsverzoek is behandeld op de zitting van 12 juni 2023 en bij beslissing van dezelfde dag is het verzoek afgewezen. Op 19 juni 2023 heeft verzoekster een tweede verzoek tot wraking ingediend tegen de voorzitter van de wrakingskamer. Verzoekster heeft – kort samengevat – het volgende aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd. De opmerkingen van de voorzitter van de wrakingskamer tijdens de zitting van 31 mei 2023 en haar schriftelijke reactie van 6 juni 2023 op het eerste wrakingsverzoek van 31 mei 2023 geven, volgens verzoekster, geen uiting van afdoende erkenning voor de wettelijke bepalingen voor een eerlijke behandeling van een zaak.
2.2.
De voorzitter van de wrakingskamer heeft in haar reactie op het tweede wrakingsverzoek – samengevat - geschreven dat zij dit tweede wrakingsverzoek van verzoekster tegen haar in dezelfde procedure, naast zich neerlegt onder verwijzing naar zowel de (mondelinge) beslissing van de wrakingskamer op het eerste wrakingsverzoek als naar de uitspraak van de Hoge Raad van 16 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:370). De voorzitter van de wrakingskamer heeft in deze reactie geconcludeerd dat het tweede wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen. Het eerste wrakingsverzoek tegen haar als voorzitter van de wrakingskamer in de wrakingszaak tegen [… 1], is door de wrakingskamer bij beslissing van 12 juni 2023 afgewezen. Volgens de voorzitter van de wrakingskamer heeft verzoekster in het tweede wrakingsverzoek geen feiten of omstandigheden aangedragen die pas na het eerste wrakingsverzoek bekend zijn geworden. De genoemde wrakingsgronden zien op hetgeen door de voorzitter van de wrakingskamer zou zijn gezegd op de zitting van 31 mei 2023 en wat zij in haar reactie van 6 juni 2023 op het eerste wrakingsverzoek naar voren heeft gebracht. In het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de wrakingskamer van 12 juni 2023 is vermeld dat verzoekster op 12 juni 2023 nog een schriftelijke reactie op de reactie van 6 juni 2023 bij de wrakingskamer heeft ingediend. Al deze stukken waren dus reeds bij de wrakingskamer bekend, voordat de wrakingskamer op 12 juni 2023 de mondelinge uitspraak deed, waarbij het eerste wrakingsverzoek is afgewezen, aldus nog steeds de voorzitter van de wrakingskamer.
2.3
In haar brief van 25 juli 2023 verzoekt verzoekster haar (tweede) verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer alsnog in behandeling te nemen.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2
Een wrakingsverzoek moet in beginsel worden beoordeeld door een wrakingskamer waarvan de gewraakte rechter geen deel van uitmaakt. Deze regel impliceert dat een rechter tegen wie een wrakingsverzoek wordt ingediend, in beginsel, niet zelf kan beslissen een wrakingsverzoek buiten behandeling te laten. Op deze hoofdregel bestaan uitzonderingen. Op grond van artikel 37, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt een volgend verzoek tot wraking van dezelfde rechter(s) niet in behandeling genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingskamer stelt vast dat het wrakingsverzoek van verzoekster volledig is gebaseerd op de uitingen van de voorzitter van de wrakingskamer op de zitting van 31 mei 2023 en haar schriftelijke reactie van 6 juni 2023 op het eerste wrakingsverzoek. Dit terwijl de wrakingskamer op 12 juni 2023 al een beslissing op dit eerste wrakingsverzoek heeft genomen, waarmee deze eerste wrakingsprocedure al tot een volledige afronding is gekomen. Verzoekster heeft daarnaast in die afgeronde procedure uitvoerig een reactie kunnen geven op het door de voorzitter van de wrakingskamer ingediende verweer tegen dat eerste wrakingsverzoek. Zij heeft daar immers nog schriftelijk op gereageerd en er heeft vervolgens nog een mondelinge behandeling plaatsgevonden op 12 juni 2023 voordat de wrakingskamer tot een afwijzing kwam van het eerste wrakingsverzoek.
3.3.
Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het tweede wrakingsverzoek van verzoekster van 19 juni 2023 terecht niet in behandeling is genomen. Gelet op het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad van 16 maart 2021 kon de voorzitter van de wrakingskamer zelf tot deze beslissing komen en hoefde dit niet te worden voorgelegd aan een wrakingskamer waarvan zij geen deel uitmaakte. De wrakingskamer wijst het verzoek van verzoekster van 25 juli 2023 om haar tweede wrakingsverzoek van 19 juni 2023 alsnog in behandeling te nemen dan ook af.
3.4.
Verzoekster heeft in deze procedure reeds meerdere wrakingsverzoeken gedaan die geen van alle zijn gehonoreerd en die hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruikt verzoekster het middel van wraking voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven of met geen ander doel dan de voortgang van procedures te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zal worden genomen, wanneer dat wrakingsverzoek evident als misbruik van het wrakingsmiddel kan worden bestempeld.
3.5.
Gelet op het voorgaande zal het wrakingsverzoek worden afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster niet in behandeling zal worden genomen, wanneer sprake is van misbruik van het middel wraking.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.F. Germs-de Goede (voorzitter), mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en mr. M.M. Klaasen (leden) in tegenwoordigheid van de griffier [… 2] en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.
de griffier
de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.