Op 18 augustus 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Arnhem een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoekster tegen mr. S.J. Peerdeman, de voorzitter van de wrakingskamer. Dit verzoek was de tweede in een reeks van wrakingsverzoeken die verzoekster had ingediend. Het eerste verzoek tot wraking, dat op 31 mei 2023 was behandeld, was op 12 juni 2023 afgewezen. Verzoekster had in haar tweede verzoek, ingediend op 19 juni 2023, aangevoerd dat de opmerkingen van de voorzitter tijdens de zitting van 31 mei 2023 en haar schriftelijke reactie op het eerste verzoek niet voldoende erkenning gaven voor een eerlijke behandeling van de zaak.
De wrakingskamer oordeelde dat het tweede verzoek niet in behandeling kon worden genomen, omdat het volledig was gebaseerd op dezelfde gronden als het eerste verzoek, dat al was afgewezen. De voorzitter van de wrakingskamer had in haar reactie op het tweede verzoek aangegeven dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die na het eerste verzoek bekend waren geworden. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid en dat verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van dergelijke omstandigheden.
Daarnaast werd vastgesteld dat verzoekster in het verleden al meerdere wrakingsverzoeken had ingediend die niet waren gehonoreerd, wat leidde tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. De wrakingskamer concludeerde dat verzoekster het wrakingsinstrument misbruikte, en besloot dat toekomstige verzoeken tot wraking niet in behandeling zouden worden genomen indien deze evident als misbruik konden worden bestempeld. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.