ECLI:NL:RBGEL:2023:4919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
05.016245.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak door gebrek aan bewijs

In de zaak van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, is op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van brandstichting en gekwalificeerde diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte op 25 december 2022 op de plaats delict aanwezig was en dat er sterke aanwijzingen waren dat de brand opzettelijk was aangestoken. Echter, de rechtbank concludeerde dat de brandoorzaak en de ontstaansplek van de brand niet konden worden vastgesteld, waardoor er onvoldoende bewijs was voor brandstichting. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de gekwalificeerde diefstal, en heeft de verdachte daarom van beide feiten vrijgesproken.

Daarnaast was er een vordering tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partij in verband met de brandstichting. De benadeelde partij vorderde een aanzienlijk bedrag aan materiële schade en smartengeld. De officier van justitie steunde de vordering, maar de rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering, aangezien er geen bewezenverklaring was van de brandstichting.

De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland, waarbij de rechters de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging hebben gewogen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.016245.23
Datum uitspraak : 31 augustus 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1953 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .
Raadsman: mr. L. E. Rode, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 25 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland opzettelijk brand heeft gesticht aan het chalet en/of woonwagen gelegen aan [adres 2] , door open vuur in aanraking te brengen met één of meer in de chalet en/of woonwagen aanwezige goed(eren), opstal en/of inrichting van het chalet en/of woonwagen, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan het chalet en/of woonwagen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor genoemde chalet en/of woonwagen en/of in genoemde chalet/ en/of woonwagen aanwezige goederen en/of de bijgebouwen van genoemde chalet en/of woonwagen en/of naastgelegen bedrijfspanden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
2.
zij op of omstreeks 25 december 2022 te [plaats] , althans in Nederland uit een chalet en/of woonwagen en/of op een besloten erf waarop een chalet en/of woonwagen stond, te weten gelegen aan [adres 2] , alwaar zij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
- een pot met ongeveer 190 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- een plastic emmertje met daarin een hoeveelheid geld en/of
- een porseleinen pot met daarin 780 euro, althans een hoeveelheid geld en/of
- meerdere (2) althans één dameshorloge(s) en/of
- een (gouden) armband,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl zij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder haar bereik heeft gebracht door middel van braak,
verbreking, inklimming en/of een valse sleutel.

2.De standpunten

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. De officier van justitie heeft hiertoe betoogd dat verdachte op 25 december 2022 op het moment van het ontstaan van de brand op de plaats delict is geweest. Er is een sterk vermoeden dat de brand is aangestoken. Volgens de officier van justitie zijn er geen aanwijzingen dat de brand is ontstaan door een kortsluiting, een brandende kaars of de oven die nog aanstond. Verdachte had op 23 en 25 december de tijd en de mogelijkheid om een gat in de omheining te knippen en het terrein, waarop het chalet stond, te betreden. Dat zij gebruik maakte van een gat in de omheining duidt op kwade bedoelingen. Verdachte is in de richting van het terrein gefietst in de periode vóór de brand en weggefietst rond de tijd dat de brand ontstond. Zij heeft de brand kunnen zien, terwijl zij heeft nagelaten 112 te bellen. Gelet op de omvang van de brand was er gevaar te duchten voor de omstaande bedrijfspanden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder 2 ten laste gelegde feit is en heeft betoogd dat verdachte daarom voor feit 2 moet worden vrijgesproken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de brandstichting wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor beide ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman kan niet bewezen worden dat verdachte enige betrokkenheid heeft gehad bij de brand en niet kan worden uitgesloten dat de brand een natuurlijke oorzaak heeft gehad. Ook bevat het dossier volgens de raadsman ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om tot een bewezenverklaring te komen.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Overwegingen ten aanzien van feit 1:
Vast staat dat op 25 december 2022 een brand in het chalet gelegen aan [adres 2] in [plaats] heeft gewoed, waardoor de woning van aangever teniet is gegaan.
De rechtbank sluit, op basis van de mastgegevens, de camerabeelden van de directe omgeving van [adres 2] , de camerabeelden uit de trein en het forensisch onderzoek naar de kleding van verdachte, niet uit dat verdachte op 25 december 2022 met de trein vanuit [woonplaats] naar [plaats] is gereisd en rond het tijdstip van het ontstaan van de brand nabij de woning van aangever is geweest.
Uit het proces-verbaal van het forensisch onderzoek van de woning blijkt echter dat zowel de brandoorzaak als de ontstaansplek van de brand door de deskundige niet kon worden vastgesteld. Gelet daarop bevat het dossier onvoldoende bewijs dat sprake is geweest van brandstichting. Betrokkenheid van verdachte bij brandstichting kan in het verlengde daarvan evenmin worden vastgesteld.
Overweging ten aanzien van feit 2:
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de onder 2 tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal.
De rechtbank zal verdachte daarom van het haar onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijspreken.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met de brandstichting een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 289.716,00 aan materiële schade en € 10.000,00 aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] volledig kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 en 2 tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.C. Henniphof (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. W. van der Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U. Posthumus, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 augustus 2023.