ECLI:NL:RBGEL:2023:4915

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
05/119623-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Roemeense man wegens medeplegen van mishandeling na een gewelddadig incident

Op 21 augustus 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Roemenië, die werd beschuldigd van het medeplegen van mishandeling. De zaak vond plaats op 17 juli 2020 in Lienden, waar de verdachte samen met zijn broer, de medeverdachte, betrokken was bij een gewelddadig incident met het slachtoffer. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer door deze meerdere malen te slaan en te schoppen. Tijdens de rechtszaak heeft de officier van justitie vrijspraak gevraagd voor het primair ten laste gelegde, maar stelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit van mishandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling, maar dat de verdachte wel schuldig was aan mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer meerdere malen met de vuist in het gezicht had geslagen, wat leidde tot letsel. De betrokkenheid van de medeverdachte werd ook erkend, aangezien hij het slachtoffer vasthield terwijl de verdachte hem sloeg. De rechtbank verwierp het beroep op putatief noodweerexces, omdat er geen objectieve aanwijzingen waren dat er sprake was van een noodweersituatie.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, te vervangen door vijftien dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak om de openbare veiligheid te waarborgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/119623-21
Datum uitspraak : 21 augustus 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1]
Raadsman: mr. P.D. Popescu, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Lienden, gemeente Buren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader, deze [slachtoffer] een of meer(dere) ma(a)len) geslagen en/of gestompt tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) een of meer(dere) ma(a)l(en) geschopt en/of getrapt tegen/op het hoofd, althans het
lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] (enige tijd) het bewustzijn is verloren en/of
deze [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of een of meer(dere) ma(a)l(en) water, althans een vloeistof, in/op de mond, althans het gezicht, heeft laten stromen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Lienden, gemeente Buren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] een of meer(dere) ma(a)l(en) te slaan en/of stompen tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] ten val is gekomen en/of meer(dere) ma(a)l(en) te schoppen en/of trappen
tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] (enige tijd) het bewustzijn is verloren en/of door deze [slachtoffer] vast te pakken en/of (enige tijd) vast te houden en/of water, althans een vloeistof in/op de mond, althans het gezicht, te laten stromen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte, zijn broer ( [medeverdachte] , hierna: medeverdachte) en aangever bevonden zich op vrijdag 17 juli 2020 alle drie in een pand aan de [adres 2] te Lienden. In de avond is een confrontatie ontstaan, waarbij verdachte aangever meermaals heeft geslagen en medeverdachte aangever op enig moment heeft vastgehouden. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde gerequireerd wegens onvoldoende bewijs. Wel heeft verdachte zich volgens de officier van justitie schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, het medeplegen van mishandeling. Verdachte heeft aangever immers geslagen, ook terwijl zijn broer – de medeverdachte – aangever op een gegeven moment vasthield.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit is naar het oordeel van de verdediging geen sprake van medeplegen. Het kan niet worden vastgesteld dat medeverdachte aangever heeft vastgepakt om verdachte in de gelegenheid te stellen aangever te slaan.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever heeft verklaard dat verdachte hem van achteren benaderde en met gebalde vuist tegen zijn linkeroog sloeg, waardoor aangever op de grond viel. Verdachte bleef hem slaan en schoppen tegen zijn hele lichaam. Toen aangever op de grond lag, ging verdachte op hem zitten en sloeg hij aangever. Aangever werd nog drie of vier keer op zijn oog en hoofd geslagen. Op enig moment is hij zijn bewustzijn verloren. Hij is naar buiten gesleept en daar kreeg hij water in zijn mond. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aangever drie of vier keer met de vuist in zijn gezicht heeft geslagen. Aangever viel op de grond en daarna heeft verdachte hem mee naar buiten genomen en met water besprenkeld. [4]
Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat verdachte aangever met zijn vuist heeft geslagen, hij dacht vijf keer. Medeverdachte heeft aangever vastgehouden om aangever tegen te houden en hij heeft geprobeerd daarmee de mishandeling te stoppen. [5]
Het geweldsincident is gefilmd door een getuige. De beelden van de twee video-opnames zijn bekeken en beschreven door een verbalisant. Op de eerste opname is volgens de verbalisant te zien dat verdachte boven op aangever lag. De verbalisant had de indruk dat zij op de grond aan het vechten waren. Verdachte maakte meerdere malen met zijn rechterarm slaande bewegingen richting het lichaam van aangever. Het was niet te zien of deze raak waren. Verdachte ging van aangever af en aangever stond op. Verdachte greep aangever met zijn linkerarm om zijn nek, een soort nekverstrengeling, en wilde aangever richting de grond trekken. Aangever bleef staan en verdachte duwde hem tegen een deur. Vervolgens ging medeverdachte naast verdachte staan en duwde ook hij tegen aangever. Medeverdachte kwam achter aangever te staan, sloeg zijn linkerarm om de hals van aangever en maakte een verstrengeling om zijn nek. Op dat moment sloeg verdachte met zijn linker gebalde vuist richting het hoofd van aangever en ontstond er een worsteling.
De verbalisant heeft beschreven dat op de tweede video te zien is dat aangever door verdachte en medeverdachte naar buiten wordt getild en door hen op het grasveld wordt gegooid. Op enig moment kwam verdachte naar buiten met een kan water en goot hij meerdere malen een straal water in het gezicht van aangever. Medeverdachte deed dit vervolgens ook. Aangever spuugde het water uit. Verdachte veegde meerdere malen in het gezicht van aangever en daarna duwde medeverdachte aangever op zijn rechterzij. [6]
Aangever heeft letsel opgelopen, namelijk forse zwellingen in het gelaat en een bloeduitstorting op zijn linker oogkas. Verder is in de medische informatie aangegeven dat aangever bij aankomst van de ambulance een verlaagd bewustzijn had, waarbij het onduidelijk was in hoeverre het gebruik van alcohol en mogelijk drugs hierbij een rol speelde. Op de spoedeisende hulp was geen sprake meer van een verlaagd bewustzijn. Er bleek sprake van een forse alcoholintoxicatie. Aangever is de volgende dag met ontslag gegaan en heeft pijnstilling gekregen. [7]
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de verdediging, niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) een poging zware mishandeling van aangever.
Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken, blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs is voor het schoppen en/of trappen tegen/op het hoofd van aangever. Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is slechts vast te stellen dat verdachte meerdere malen met zijn vuist in het gezicht van aangever heeft geslagen en aangever op enig moment op de grond is gevallen. Niet kan worden vastgesteld met hoeveel kracht de vuistslagen in het gezicht zijn gegeven. Ook het bij aangever aangetroffen letsel geeft hierover onvoldoende informatie. Naar het oordeel van de rechtbank is niet komen vast te staan dat sprake was van een aanmerkelijk kans op zwaar lichamelijk letsel en dat verdachte die aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling. Verdachte heeft immers aangever meermaals met een vuist in het gezicht geslagen, waardoor aangever letsel heeft opgelopen.
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte ook zou hebben geschopt. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat aangever enige tijd zijn bewustzijn is verloren en dat dit het gevolg zou zijn van de mishandeling door verdachte, nu dit op basis van het dossier niet is vast te stellen. De verklaringen hierover lopen uiteen en verder blijkt uit de medische informatie dat bij aangever sprake was van een forse alcoholintoxicatie. De rechtbank acht ook niet bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door water in zijn mond te laten stromen. Niet is gebleken dat aangever hiervan pijn of letsel heeft ondervonden.
Medeplegen
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Medeverdachte heeft verklaard dat hij aangever op enig moment tijdens het geweldsincident heeft vastgehouden. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat hij dit deed door zijn linkerarm om de hals van aangever te slaan en een verstrengeling om zijn nek te maken. Op dat moment sloeg verdachte met zijn vuist richting het hoofd van aangever en ontstond er een worsteling. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van medeverdachte erop gericht was om verdachte in staat te stellen om aangever te slaan en dus dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachte, zodat sprake is van medeplegen van mishandeling.
Conclusie
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 juli 2020 te Lienden, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer]
een ofmeer
(dere
)ma
(a)l
(en
)te slaan
en/of stompen tegen/op het hoofd
, althans het lichaamen
/of(ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] ten val is gekomen
en/of meer(dere) ma(a)l(en) te schoppen en/of trappen
tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] (enige tijd) het bewustzijn is verlorenen/
ofdoor deze [slachtoffer] vast te pakken
en/of (enige tijd) vast te houden
en/of water, althans een vloeistof in/op de mond, althans het gezicht, te laten stromen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Door de verdediging is een beroep gedaan op putatief noodweerexces. Hiertoe is aangevoerd dat sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van zijn eigen lijf, dan wel onmiddellijk dreigend gevaar hiervoor waartegen verdediging noodzakelijk was, waarbij verdachte de proportionaliteit van zijn handelen verkeerd heeft ingeschat, omdat in zijn beleving sprake was van een mes.
De rechtbank stelt allereerst vast dat niet aannemelijk is geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, ofwel: een noodweersituatie. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of verdachte een beroep op putatief noodweerexces toekomt. Dat is het geval als weliswaar geen sprake was van een noodweersituatie, maar wel van een situatie waarin verdachte redelijkerwijs mocht aannemen dat sprake was van een (dreigende) noodweersituatie. Voor deze beoordeling is een “enigszins geobjectiveerde waarneming” van belang. Dit betekent dat een onmiddellijke dreiging van ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding niet alleen voor verdachte, maar ook voor derden (voor de gemiddelde mens) aannemelijk moet zijn geweest op grond van wat er op dat moment gebeurde.
De rechtbank is van oordeel dat geen objectieve aanwijzingen kunnen worden vastgesteld waarop verontschuldigbare dwaling ten aanzien van de feiten kan worden gebaseerd. In het dossier bevinden zich geen aanwijzingen dat op enig moment voorafgaand of tijdens het geweldsincident sprake is geweest van een mes. De enige die daarover verklaart, is verdachte zelf. Medeverdachte heeft bij de politie verklaard dat hij aannam dat het slachtoffer een mes wilde pakken, maar niet dat hij daadwerkelijk een mes heeft gezien. Verder hebben twee getuigen verklaard dat zij geen mes hebben gezien. De omstandigheid dat aangever ooit in Roemenië iemand doodgestoken zou hebben, is onvoldoende. De rechtbank verwerpt daarom ook het beroep van de verdediging op putatief noodweerexces.
Verdachte is dus strafbaar, nu ook voor het overige geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,00, te vervangen door vijftien dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij heeft het slachtoffer meerdere malen een vuistslag in het gezicht gegeven, ook terwijl medeverdachte aangever vasthield. Aangever heeft hierdoor pijn en letsel opgelopen. Het feit vond daarbij plaats in de woning van aangever, een plek waar hij zich veilig zou moeten kunnen voelen. In die woning woonden bovendien ook anderen waarvan een aantal bij het geweldsincident aanwezig waren, wat maakt dat dit feit ook bijdraagt aan gevoelens van angst en onveiligheid bij die bewoners.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat het feit in 2020 heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een geldboete van € 750,00, te vervangen door vijftien dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld. Gelet op de hoogte van deze straf zal de rechtbank volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot legt op een geldboete van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door vijftien dagen hechtenis;
 beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de geldboete in verzekering is doorgebracht, bij het opleggen van die straf een bedrag in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht € 50,00 in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, Basisteam De Waarden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020546201, gesloten op 13 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 augustus 2023.
3.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] d.d. 19 juli 2023, p. 12-14.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 juli 2020, p. 64-65.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 juli 2020 p. 22-23.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2020, p. 30-31.
7.Medische informatie GGD Gelderland-Zuid, p. 21.