ECLI:NL:RBGEL:2023:4914

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
05/119624-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man uit Roemenië wegens medeplegen van mishandeling tijdens een geweldsincident

Op 21 augustus 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Roemenië, die werd beschuldigd van medeplegen van mishandeling. De zaak vond plaats op 17 juli 2020 in Lienden, waar de verdachte samen met zijn broer, de medeverdachte, betrokken was bij een geweldsincident met het slachtoffer. De officier van justitie eiste vrijspraak voor de poging tot zware mishandeling, maar stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit van medeplegen van mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het slachtoffer had vastgehouden, waardoor de medeverdachte in staat was om het slachtoffer te slaan. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidde tot de bewezenverklaring van het medeplegen van mishandeling.

De rechtbank achtte niet bewezen dat het slachtoffer tijdens de mishandeling was geschopt of dat hij enige tijd zijn bewustzijn had verloren. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, te vervangen door tien dagen hechtenis, met inachtneming van de tijd die hij in verzekering had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, evenals met de persoon van de verdachte. De uitspraak benadrukte de impact van het geweldsincident op het slachtoffer en de omgeving, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/119624-21
Datum uitspraak : 21 augustus 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. P.D. Popescu, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Lienden, gemeente Buren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader, deze [slachtoffer] een of meer(dere) ma(a)len) geslagen en/of gestompt tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] ten val is gekomen en/of (vervolgens) een of meer(dere) ma(a)l(en) geschopt en/of getrapt tegen/op het hoofd, althans het
lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] (enige tijd) het bewustzijn is verloren en/of
deze [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of een of meer(dere) ma(a)l(en) water, althans een vloeistof, in/op de mond, althans het gezicht, heeft laten stromen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2020 te Lienden, gemeente Buren tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer] een of meer(dere) ma(a)l(en) te slaan en/of stompen tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] ten val is gekomen en/of meer(dere) ma(a)l(en) te schoppen en/of trappen
tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] (enige tijd) het bewustzijn is verloren en/of door deze [slachtoffer] vast te pakken en/of (enige tijd) vast te houden en/of water, althans een vloeistof in/op de mond, althans het gezicht, te laten stromen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte, zijn broer ( [medeverdachte] , hierna: medeverdachte) en aangever bevonden zich op vrijdag 17 juli 2020 alle drie in een pand aan de [adres 2] te Lienden. In de avond is een confrontatie ontstaan, waarbij medeverdachte aangever meermaals heeft geslagen en verdachte aangever op enig moment heeft vastgehouden. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde gerequireerd wegens onvoldoende bewijs. Wel heeft verdachte zich volgens de officier van justitie schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde feit, het medeplegen van mishandeling. Verdachte heeft aangever namelijk op een gegeven moment vastgehouden zodat medeverdachte aangever kon slaan.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde. Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde feit is naar het oordeel van de verdediging geen sprake van medeplegen. Het kan zijn dat medeverdachte aangever heeft vastgepakt om te voorkomen dat aangever medeverdachte zou slaan. In dat geval is hoogstens sprake van medeplichtigheid. Het kan niet worden vastgesteld dat verdachte aangever heeft vastgepakt om medeverdachte in de gelegenheid te stellen aangever te slaan.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever heeft aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij meermaals door medeverdachte is geslagen en geschopt, onder meer op zijn hoofd. Op enig moment is hij zijn bewustzijn verloren. Hij is naar buiten gesleept en daar kreeg hij water in zijn mond. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat medeverdachte aangever meerdere keren heeft geslagen. Verdachte heeft aangever vastgehouden om hem tegen te houden en het gevecht te stoppen. Verdachte dacht namelijk dat aangever een mes wilde pakken. Op enig moment heeft verdachte aangever naar buiten gedragen en de mond van aangever met water ingewreven en water op zijn voorhoofd gedaan. [4]
Het geweldsincident is gefilmd door een getuige. De beelden van de twee video-opnames zijn bekeken en beschreven door een verbalisant. Op de eerste opname is volgens de verbalisant te zien dat medeverdachte boven op aangever lag. De verbalisant had de indruk dat zij op de grond aan het vechten waren. Medeverdachte maakte meerdere malen met zijn rechterarm slaande bewegingen richting het lichaam van aangever. Het was niet te zien of deze raak waren. Medeverdachte ging van aangever af en aangever stond op. Medeverdachte greep aangever met zijn linkerarm om zijn nek, een soort nekverstrengeling, en wilde aangever richting de grond trekken. Aangever bleef staan en verdachte duwde hem tegen een deur. Vervolgens ging verdachte naast medeverdachte staan en duwde ook hij tegen aangever. Verdachte kwam achter aangever te staan, sloeg zijn linkerarm om de hals van aangever en maakte een verstrengeling om zijn nek. Op dat moment sloeg medeverdachte met zijn linker gebalde vuist richting het hoofd van aangever en ontstond er een worsteling.
De verbalisant heeft beschreven dat op de tweede video te zien is dat aangever door verdachte en medeverdachte naar buiten wordt getild en door hen op het grasveld wordt gegooid. Op enig moment kwam medeverdachte naar buiten met een kan water en goot hij meerdere malen een straal water in het gezicht van aangever. Verdachte deed dit vervolgens ook. Aangever spuugde het water uit. Medeverdachte veegde meerdere malen in het gezicht van aangever en daarna duwde verdachte aangever op zijn rechterzij. [5]
Aangever heeft letsel opgelopen, namelijk forse zwellingen in het gelaat en een bloeduitstorting op zijn linker oogkas. Verder is in de medische informatie aangegeven dat aangever bij aankomst van de ambulance een verlaagd bewustzijn had, waarbij het onduidelijk was in hoeverre het gebruik van alcohol en mogelijk drugs hierbij een rol speelde. Op de spoedeisende hulp was geen sprake meer van een verlaagd bewustzijn. Er bleek sprake van een forse alcoholintoxicatie. Aangever is de volgende dag met ontslag gegaan en heeft pijnstilling gekregen. [6]
Beoordeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling van aangever. Daarvoor bevinden zich geen aanknopingspunten in het dossier. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Aan verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling. De rechtbank overweegt als volgt. Medeverdachte heeft aangever meermaals met een vuist in het gezicht geslagen, waardoor aangever letsel heeft opgelopen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangever op enig moment tijdens het geweldsincident heeft vastgehouden. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat hij dit deed door zijn linkerarm om de hals van aangever te slaan en een verstrengeling om zijn nek te maken. Op dat moment sloeg medeverdachte met zijn vuist richting het hoofd van aangever en ontstond een worsteling. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte erop was gericht om medeverdachte in staat te stellen aangever te slaan. Verdachte heeft dus nauw en bewust samengewerkt met de medeverdachte, zodat sprake is van het medeplegen van mishandeling.
De rechtbank acht niet bewezen dat aangever tijdens de mishandeling ook zou zijn geschopt, omdat dit alleen volgt uit de verklaring van aangever. Ook acht de rechtbank niet bewezen dat aangever enige tijd zijn bewustzijn is verloren en dat dit het gevolg zou zijn van de mishandeling door verdachte of medeverdachte, nu dit op basis van het dossier niet is vast te stellen. De verklaringen hierover lopen uiteen en verder blijkt uit de medische informatie dat bij aangever sprake was van een forse alcoholintoxicatie. De rechtbank acht ook niet bewezen dat verdachte of de medeverdachte aangever heeft mishandeld door water in zijn mond te laten stromen. Niet is gebleken dat aangever hiervan pijn of letsel heeft ondervonden.
Conclusie
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks17 juli 2020 te Lienden, gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door deze [slachtoffer]
een ofmeer
(dere
)ma
(a)l
(en
)te slaan
en/of stompen tegen/op het hoofd
, althans het lichaamen
/of(ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] ten val is gekomen
en/of meer(dere) ma(a)l(en) te schoppen en/of trappen
tegen/op het hoofd, althans het lichaam en/of (ten gevolge waarvan) deze [slachtoffer] (enige tijd) het bewustzijn is verlorenen
/ofdoor deze [slachtoffer] vast te pakken
en/of (enige tijd) vast te houden
en/of water, althans een vloeistof in/op de mond, althans het gezicht, te laten stromen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
medeplegen van mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, te vervangen door tien dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de strafmaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van mishandeling. Hij heeft zich, terwijl zijn broer aangever mishandelde, in het gevecht gemengd en aangever vastgehouden zodat zijn broer hem kon slaan. Aangever heeft door deze mishandeling pijn en letsel opgelopen. Het feit vond plaats in de woning van aangever, een plek waar hij zich veilig zou moeten kunnen voelen. In die woning woonden bovendien ook anderen waarvan een aantal bij het geweldsincident aanwezig waren, wat maakt dat dit feit ook bijdraagt aan gevoelens van angst en onveiligheid bij die bewoners.
De rechtbank neemt als uitgangspunt de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een lagere straf dient te worden opgelegd dan aan medeverdachte, omdat het aandeel van verdachte aan de mishandeling kleiner is geweest. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat het feit in 2020 heeft plaatsgevonden. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een geldboete van € 500,00, te vervangen door tien dagen hechtenis met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering is gesteld. Gelet op de hoogte van deze straf zal de rechtbank volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 23, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot legt op een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis;
 beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de geldboete in verzekering is doorgebracht, bij het opleggen van die straf een bedrag in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht € 50,00 in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.L. Heldens (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. F.E. Venema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 augustus 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, Basisteam De Waarden opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020546201, gesloten op 13 mei 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 augustus 2023.
3.Het proces-verbaal aangifte d.d. 19 juli 2023, p. 12-14.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 augustus 2023.
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 juli 2020, p. 30-31.
6.Medische informatie GGD Gelderland-Zuid, p. 21.