ECLI:NL:RBGEL:2023:4912

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
31 augustus 2023
Zaaknummer
05/276895-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met fietser en ongeldig rijbewijs; vrijspraak voor aanmerkelijke schuld

Op 18 augustus 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 8 april 2022 te Apeldoorn. De verdachte, die met een ongeldig verklaard rijbewijs reed, verleende geen voorrang aan een fietser, wat leidde tot een aanrijding. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, waardoor hij werd vrijgesproken van de primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (WVW). De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW, omdat hij door zijn verkeersgedrag gevaar op de weg had veroorzaakt. De fietser liep ernstig letsel op, waaronder een klaplong en gebroken ribben. De verdachte verliet de plaats van het ongeval en liet het slachtoffer in hulpeloze toestand achter, wat ook leidde tot een veroordeling voor het verlaten van de plaats van het ongeval (artikel 7 WVW). De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een voorwaardelijke rijontzegging van 9 maanden op. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en zijn inspanningen om zijn leven weer op de rails te krijgen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/276895-22
Datum uitspraak : 18 augustus 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. W.H. Boer, advocaat in Heerde.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 augustus 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op of omstreeks 8 april 2022 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto [bestelwagen]), daarmede rijdende over de weg, de Deventerstraat, zeer, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,hierin bestaande dat verdachte,- terwijl hij reed met een ongeldig verklaard rijbewijs en/of (aldus) door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen ongeschikt was bevonden om een motorrijtuig te besturen en/of- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Molenstraat naderde of was genaderd en/of- terwijl naast de in zijn richting gekeerde en voor hem bestemde driekleurige verkeerslichten een geel knipperend (verkeers)licht met een naar rechts wijzende pijl was aangebracht, welk geel knipperlicht ingevolge artikel 75 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 betekent: gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden en/of knipperde wanneer het driekleurige verkeerslicht groen uitstraalde,- niet of in onvoldoende mate heeft opgelet op het overige (voorrangsgerechtigde) verkeer en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of- (daarbij) zich niet of onvoldoende ervan vergewist of het rechts naast hem gelegen (vrijliggende) fietspad voor onder meer het doorgaande verkeer vrij was van enig verkeer en/of- op voornoemde kruising naar rechts is afgeslagen teneinde de Molenstraat op te rijden en/of- (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dezelfde weg rijdende bestuurder van een fiets, die zich rechts naast verdachte bevond, niet voor heeft laten gaan en/of- (waardoor) de bestuurder van die fiets en/of de fiets is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met het door verdachte bestuurde motorrijtuig,en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 8 april 2022 te Apeldoorn, in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto [bestelwagen]), daarmede rijdende over de weg, de Deventerstraat,
- terwijl hij reed met een ongeldig verklaard rijbewijs en/of (aldus) door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen ongeschikt was bevonden om een voertuig te besturen en/of
- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Molenstraat naderde of was genaderd en/of
- terwijl naast de in zijn richting gekeerde en voor hem bestemde driekleurige verkeerslichten een geel knipperend (verkeers)licht met een naar rechts wijzende pijl was aangebracht, welk geel knipperlicht ingevolge artikel 75 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 betekent: gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden en/of knipperde wanneer het driekleurige verkeerslicht groen uitstraalde,
- op voornoemde kruising naar rechts is afgeslagen teneinde de Molenstraat op te rijden en/of
- (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dezelfde weg rijdende bestuurder van een fiets, die zich rechts naast verdachte bevond, niet voor heeft laten gaan en/of
- (waardoor) de bestuurder van die fiets en/of de fiets is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met het door verdachte bestuurde voertuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een bedrijfsauto (bestelwagen) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Apeldoorn, op, nabij of aan de Deventerstraat en/of Molenstraat, op of omstreeks 8 april 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en/of een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op of omstreeks 8 april 2022 te Apeldoorn, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Deventerstraat, als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto [bestelwagen]), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op 8 april 2022 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een bestelbusje en een fietser betrokken waren. Het bestelbusje reed op de Deventerstraat te Apeldoorn in de richting van Zutphensestraat. De fietser, [slachtoffer] , reed op het parallel gelegen fietspand in dezelfde richting. De verkeerslichten stonden voor zowel het bestelbusje als de fietser op groen. Bij het stoplicht sloeg het busje af naar rechts. Op dat moment reed daar de fietser die zijn weg rechtdoor wilde vervolgen. Zij kwamen met elkaar in botsing. [2] Niet ter discussie staat dat de bestuurder van het bestelbusje voorrang had moeten verlenen aan de fietser.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte de bestuurder van het busje is geweest. Verdachte ontkent op 8 april 2022 in het bestelbusje te hebben gereden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW). Op basis van de waarneming van het kenteken door getuige [getuige] , de camerabeelden waarop de bestelbus is te zien, het gegeven dat de bus van de werkgever van verdachte de enige is met een kenteken dat een combinatie van de door de getuige waargenomen letters en cijfers bevat, de verklaring van de werkgever dat verdachte de desbetreffende bestelbus onder zich had en de verklaring van verdachte dat er ladders op de bus zaten, komt de officier van justitie tot de conclusie dat verdachte die bewuste dag de bestuurder was. Door het niet voorrang verlenen aan een kwetsbare verkeersdeelnemer heeft verdachte aanmerkelijke schuld aan het ontstaan van het ongeval. Het slachtoffer heeft daarbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen, namelijk een klaplong en gebroken ribben. Aangezien verdachte na het ongeval is doorgereden, heeft hij zich tevens schuldig gemaakt aan het verlaten van de plaats van het ongeval en het in hulpeloze toestand achterlaten van het slachtoffer. Het rijbewijs van verdachte was op dat moment ongeldig verklaard, zodat verdachte zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 9 WVW.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte heeft van meet af aan ontkent dat hij betrokken was bij een verkeersongeval. Hij was die dag thuis, hij lag ziek op de bank. Dit wordt bevestigd door de werkgever van verdachte. De signalementen die door aangever en getuige [getuige] zijn gegeven komen niet overeen met de uiterlijke kenmerken van verdachte en zijn bovendien onderling tegenstrijdig. De bus die de aanrijding heeft veroorzaakt, wordt door aangever omschreven als een witte bus, terwijl de bus van de werkgever van verdachte grijs was.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Allereerst dient de vraag beantwoord te worden of het bestelbusje waarmee het ongeval is veroorzaakt de Ford Transit Connect met kenteken [kenteken 1] was. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Aangever heeft verklaard dat hij op 8 april 2022 omstreeks 08:30 uur op het fietspad naast de Deventerstraat te Apeldoorn, in de richting van de Zutphensestraat reed. Hij zag dat het verkeerslicht voor hem op groen stond. Toen hij rechtdoor reed voelde hij een harde klap. Hij was tegen een wit/grijs busje aangereden. Er zaten twee mannen in het busje, een getinte man en een blanke man. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 8 april 2022 omstreeks 08:45 uur over de Zutphensestraat in Apeldoorn fietste toen hij ter hoogte van de kruising met de Molenstraat op het midden van de weg een man op de grond zag zitten, waarvan hij vermoedde dat hij hulp nodig had. Voor de man op de grond lag een fiets met schade. Naast het slachtoffer zat een, zo beschrijft getuige [getuige] , Surinaamse jongen die zei dat hij er niets mee te maken had. Deze man liep daarna naar een wit/grijzig busje, dat even verderop stond. Getuige [getuige] zag het busje vanaf de voorzijde. Hij denkt dat het kenteken [kenteken 2] was. [4]
Het nabijgelegen Pannekoekhuis bleek beelden te hebben van kort voor het ongeval. Aangever herkent op die beelden een wit/licht grijs busje van het merk Ford, type Transit Connect. [5]
Het is een feit van algemene bekendheid dat de lettercombinaties van kentekens van bedrijfsvoertuigen beginnen met een [letter kenteken 1] of een [letter kenteken 2] . [6] Uit de openbare gegevens van de RDW blijkt dat het door getuige [getuige] waargenomen kenteken een heel ander type voertuig betreft. Echter, als de letters van de eerste lettercombinatie worden omgedraaid, zodat het kenteken [kenteken 1] ontstaat, blijkt dat dit kenteken hoort bij een bedrijfsvoertuig van het merk Ford, type Transit Connect. Ondanks dat getuige zich klaarblijkelijk vergist heeft in de volgorde van twee van de letters van het kenteken acht de rechtbank zijn verklaring betrouwbaar. Hij had goed zicht op de voorkant van het busje en het kenteken. Dat wordt door de verdediging ook niet betwist. Het kenteken wordt voorts bevestigd door raadpleging van de open data set van de RDW. Uitgaande van het merk en type voertuig en de door getuige [getuige] waargenomen cijfers en letters van het kenteken, komt er slechts één zoekresultaat naar voren, namelijk het kenteken [kenteken 1] .
De politie heeft op de schermafbeelding van de camerabeelden gezien dat er twee ladders op het dak van het busje lagen. [7]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 8 april 2022 werkte als glazenwasser. Hij werkte voor [werkgever] , op wiens naam de Ford Transit Connect met kenteken [kenteken 1] stond. Op de bus liggen ladders. De bus is lichtgrijs, zilvergrijs. [8]
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat de bedrijfsauto van het merk Ford, type Transit Connect, met kenteken [kenteken 1] betrokken was bij het verkeersongeval. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte op 8 april 2022 de bestuurder was van deze bedrijfsauto.
Getuige [getuige] heeft gezien dat achter het stuur van vorenbedoeld busje een jongen zat met het volgende signalement: een blanke man van ongeveer 26 jaar oud, zwart haar, zwarte jas. [9] Aangever heeft gezien dat de bestuurder tatoeages op zijn onderarm had. [10] Ter terechtzitting is door de rechtbank waargenomen dat verdachte een opvallende, grote tatoeage op de bovenkant van zijn linkerhand heeft en een tatoeage aan de binnenkant van zijn rechteronderarm. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij die dag een klus als glazenwasser had. Hij had de desbetreffende bus onder zich en had ook de sleutels in zijn bezit. [11]
Hoewel uit geen enkel bewijsmiddel op zichzelf direct de betrokkenheid van verdachte bij het verkeersongeval blijkt, leveren de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden een dusdanig samenstel van toevalligheden op dat zij in onderlinge samenhang bezien het oordeel rechtvaardigen dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die op 8 april 2022 de bedrijfsauto heeft bestuurd waarmee een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Gelet op de tijd van het jaar en het vroege tijdstip waarop het ongeval plaatsvond, ligt het niet voor de hand dat de bestuurder met ontblote onderarmen achter het stuur zat. De bestuurder had immers een zwarte jas aan. De tatoeage op de hand van verdachte springt erg in het oog, zodat aannemelijk is dat aangever deze tatoeage heeft gezien. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, dat hij die hele dag ziek thuis op de bank lag, niet geloofwaardig. Bij de politie heeft hij slechts verklaard dat hij die dag niet heeft gewerkt, pas op zitting verklaart hij dat hij ziek was. De verklaring van zijn werkgever [werkgever] maakt het voorgaande niet anders. [werkgever] heeft verklaard dat hij een appje van verdachte heeft gekregen dat hij ‘niet heeft gewerkt’. Dit sluit de betrokkenheid van verdachte bij het ongeval geenszins uit, nu hij volgens [werkgever] wel de beschikking had over de bestelbus.
Nu naar het oordeel van de rechtbank vaststaat dat verdachte de bestuurder was en betrokken was bij een verkeersongeval, dient vervolgens de vraag te worden beantwoordt of dit een overtreding van artikel 6 WVW oplevert.
Of er sprake is van schuld in de zin van die bepaling hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dit brengt met zich dat niet in het algemeen valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld. Uit de ernst van de gevolgen alleen kan niet worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De verkeersfout die verdachte heeft gemaakt is dat hij, zonder zich voldoende ervan te vergewissen dat de weg voor hem vrij was, naar rechts is afgeslagen op een kruispunt en geen voorrang heeft verleend aan de fietser die bezig was het kruispunt over te steken, terwijl hij dat wel had moeten doen. Verdachte heeft hiermee een verkeersovertreding begaan. Dat verdachte op het moment van het ongeval niet beschikte over een geldig rijbewijs, omdat deze door het CBR ongeldig was verklaard, heeft geen bijdrage geleverd aan het ontstaan van het ongeval. De rechtbank heeft daarom bij de beoordeling af sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW hierop geen acht geslagen.
Het enkel niet voorrang verlenen en daarbij onvoldoende opmerken van een fietser betreft een moment van onoplettendheid van verdachte en is, hoewel de gevolgen voor het slachtoffer ernstig en ingrijpend zijn (het slachtoffer heeft hierdoor een klaplong, een gebroken sleutelbeen en meerdere gebroken ribben opgelopen), in de gegeven omstandigheden naar haar aard en ernst op zichzelf onvoldoende om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor is nodig dat ten minste sprake is van
aanmerkelijkonvoorzichtig of onoplettend handelen. Handelen dat als ‘onvoorzichtig’ kan worden gekenmerkt, is dus onvoldoende om tot een bewezenverklaring van 'schuld' te kunnen komen. De rechtbank weegt daarin mee dat aangever [slachtoffer] naar eigen zeggen hard fietste, 30 tot 35 km/u, en er met zijn hoofd niet helemaal bij was. Dat kan verklaren dat [slachtoffer] tegen de bestelbus is aangereden en niet andersom. De vraag is dan ook of verdachte [slachtoffer] onder die omstandigheden voldoende heeft kunnen zien. Daarom zal verdachte van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich door zijn handelen heeft schuldig gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW. Daarvoor is vaststelling van enige mate van schuld niet vereist. Het enkele plegen van de gedraging is voldoende voor strafbaarheid. Verdachte heeft met zijn verkeersgedrag gevaar op de weg veroorzaakt door niet voldoende oplettend te zijn geweest op weggebruikers die op dezelfde weg rechtdoor gingen toen hij afsloeg naar de Molenstraat. Dit gevaar voor andere weggebruikers heeft zich daadwerkelijk verwezenlijkt in het verkeersongeval.
Feit 2
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij door de harde klap van zijn fiets afvloog en hard op de grond terechtkwam. Zijn sleutelbeen is hierdoor gebroken, evenals vijf ribben, en heeft hij een klaplong opgelopen. Zijn fiets is kapot, het voorwiel is ontzet. De bestuurder van de bus reed er na het verkeersongeval vandoor en heeft geen identiteitsgegevens bekend gemaakt. [12] Dit wordt bevestigd door getuige [getuige] . Hij heeft verklaard dat hij aan kwam fietsen en een man op het midden van de weg zag zitten. Voor de man lag een fiets op de grond met schade. Volgens hem is de bestuurder van de bus weliswaar gestopt, maar niet uitgestapt. Daarna reed hij met verhoogde snelheid weg. [13]
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in elk geval redelijkerwijs moet hebben vermoed dat aan een ander door het ongeval letsel en schade was toegebracht. Verdachte is kort na het ongeval bij de plaats van het ongeval weggereden. Hij heeft het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. De omstandigheid dat een toevallige omstander (getuige [getuige] ) zich over het slachtoffer heeft ontfermd, maakt dit niet anders en dit kan de strafbaarheid van handelen in strijd met het in artikel 7, eerste lid, onder c, WVW gegeven verbod niet opheffen.
Feit 3
Gelet op hetgeen onder feit 1 en 2 door de rechtbank is geconcludeerd, staat vast dat verdachte op 8 april 2022 heeft gereden. Voor het besturen van de Ford Transit met kenteken [kenteken 1] is een rijbewijs categorie B vereist. Verdachtes rijbewijs is voor deze categorie ongeldig verklaard sinds 29 juli 2021. [14] Verdachte wist ook dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. [15]
Op grond daarvan acht de rechtbank feit 3 wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1, subsidiair
hij op
of omstreeks8 april 2022 te Apeldoorn,
in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland,als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto
[bestelwagen]), daarmede rijdende over
de weg,de Deventerstraat,
- terwijl hij reed met een ongeldig verklaard rijbewijs en/of (aldus) door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen ongeschikt was bevonden om een voertuig te besturen en/of- terwijl hij de kruising van de door hem bereden weg met de Molenstraat naderde of was genaderd en
/of- terwijl naast de in zijn richting gekeerde en voor hem bestemde driekleurige verkeerslichten een geel knipperend (verkeers)licht met een naar rechts wijzende pijl was aangebracht, welk geel knipperlicht ingevolge artikel 75 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 betekent: gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden en/of knipperde wanneer het driekleurige verkeerslicht groen uitstraalde,
- op voornoemde kruising naar rechts is afgeslagen teneinde de Molenstraat op te rijden en
/of- (daarbij) in strijd met het gestelde in artikel 18 lid 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een op dezelfde weg rijdende bestuurder van een fiets, die zich rechts naast verdachte bevond, niet voor heeft laten gaan en
/of- (waardoor) de bestuurder van die fiets en/of de fiets is gebotst tegen,
althans in aanrijding gekomen methet door verdachte bestuurde voertuig,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een bedrijfsauto (bestelwagen) had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden te Apeldoorn, op, nabij of aan de Deventerstraat en/of Molenstraat, op
of omstreeks8 april 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer] ) letsel en/of schade was toegebracht en
/ofeen ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten;
3.
hij op
of omstreeks8 april 2022 te Apeldoorn, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Deventerstraat, als bestuurder een motorrijtuig (bedrijfsauto
[bestelwagen]), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, subsidiair:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
overtreding van artikel 7 lid 1, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte, na een periode van veel problemen, zijn leven weer op de rit heeft. Hij is abstinent van middelen en heeft hulp gezocht voor zijn psychische klachten. Hij heeft een baan en is hard bezig om zijn schulden af te betalen. In het geval van een gevangenisstraf zou hij zijn huis kwijtraken en zullen zijn schulden weer oplopen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft bij het afslaan naar rechts een aanrijding veroorzaakt tussen de door hem bestuurde bedrijfsauto en een fietser die naast hem, rechtsdoor, fietste, omdat hij geen voorrang gaf aan de fietser en tijdens het afslaan niet goed heeft opgelet. Ten gevolge van de botsing heeft de fietser zijn sleutelbeen en meerdere ribben gebroken en een klaplong opgelopen.
Verdachte heeft zich helemaal niet om het slachtoffer bekommerd. Sterker nog, na het ongeval heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten en heeft hij het slachtoffer in hulpeloze toestand achtergelaten. Hiermee heeft verdachte zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid die rust op een verkeersdeelnemer die een ongeluk veroorzaakt, namelijk het zich bekommeren om het slachtoffer die als gevolg van het handelen van verdachte, hulp behoefde en het bekend maken van zijn gegevens om de schade te kunnen afwikkelen. Dit getuigt van een gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef als verkeersdeelnemer. De rechtbank vindt dit zeer kwalijk.
Bovendien heeft verdachte een bedrijfsauto bestuurd, ondanks dat hij daartoe op dat moment niet bevoegd was doordat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard door het CBR. Dergelijke beslissingen van het CBR hebben tot doel de verkeersveiligheid te bevorderen. Verdachte, die van de ongeldigverklaring op de hoogte was en desondanks als bestuurder aan het verkeer deelnam, heeft zich hier niets van aangetrokken en in feite de juistheid van die ongeldigheid bevestigd door een ongeval te veroorzaken.
Persoon van verdachte
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank gelet op het uittreksel Justitiële Documentatie (strafblad) van 22 juni 2023. Hieruit volgt dat verdachte recentelijk is veroordeeld voor rijden met een geschorst rijbewijs en rijden onder invloed van drugs. Deze veroordelingen waren ook onherroepelijk ten tijde van dit feit. Bovendien heeft hij onderhavige feiten in de op dat moment nog lopende proeftijd gepleegd. Verdachte was aldus een gewaarschuwd mens en heeft er toch wederom voor gekozen om te rijden terwijl hij niet over een geldig rijbewijs beschikte. Dat vindt de rechtbank onaanvaardbaar.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf ook op grond van artikel 63 Sr rekening gehouden met de veroordeling door het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden bij arrest van 14 februari 2023.
Op te leggen straf
Gelet op het feit dat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring van feit 1 komt dan de officier van justitie, komt de rechtbank tot oplegging van een andersoortige en tevens lagere straf dan geëist door de officier van justitie. Omdat onder 1 een overtreding en niet een misdrijf bewezen wordt verklaard, moet hiervoor een afzonderlijke straf worden opgelegd.
Gelet op de vermelde omstandigheden en om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit acht de rechtbank, naast een forse taakstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid passend. De rechtbank heeft daarbij tevens rekening gehouden met de vordering tot tenuitvoerlegging, die hierna wordt besproken. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van 3 jaren verbinden, gelet op het strafblad van verdachte.
De rechtbank acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 50 uren, te vervangen door 25 dagen hechtenis passend voor feit 1. Voor feit 2 en 3 zal de rechtbank een taakstraf voor de duur van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis opleggen en daarnaast een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 96-140786-21)

De politierechter heeft verdachte op 20 september 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur 25 uren, te vervangen door 12 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft bepleit dat, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, de vordering tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Subsidiair heeft ze daartoe aangevoerd dat met name de ontzegging van de rijbevoegdheid de stijgende lijn die verdachte heeft ingezet zal worden tenietgedaan.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5, 7, 9, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1, primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 1 bewezenverklaarde tot:
 een taakstraf van
50 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
 veroordeelt verdachte wegens het onder 2 en 3 bewezenverklaarde tot:
 een taakstraf van
100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
 een gevangenisstraf voor de duur van
1 maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
9 maanden;
 bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
drie jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 20 september 2021 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een
taakstrafvoor de duur van
25 uren, subsidiair 12 dagen hechtenis en een
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
9 maanden(parketnummer 96-140786-21).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Snijders (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. W. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 augustus 2023.
Mr. W. Bruins is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022497853, gesloten op 27 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal VPO, p. 2-3.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 7
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 20.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 26.
6.https://www.rdw.nl/particulier/voertuigen/bedrijfsauto/de-kentekenplaat/het-kenteken-op-de-plaat.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
8.Verklaring van verdachter ter terechtzitting van 4 augustus 2023.
9.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] , p. 20.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 7.
11.Verklaring van verdacht ter terechtzitting van 4 augustus 2023.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 7.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 20.
14.Proces-verbaal artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, p. 50, inclusief bijlage p. 52.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 54.