ECLI:NL:RBGEL:2023:4873

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 augustus 2023
Publicatiedatum
29 augustus 2023
Zaaknummer
05.102861.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor stalking en overtreding van gedragsaanwijzing met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 28 augustus 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van stalking van zijn ex-partner en het overtreden van een gedragsaanwijzing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 127 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De proeftijd is vastgesteld op drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de ex-partner en een locatieverbod voor Zaltbommel voor de duur van vijf jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 21 februari 2023 tot en met 11 maart 2023 stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster door haar meerdere e-mailberichten te sturen, ondanks een eerder opgelegde gedragsaanwijzing die hem verbood contact met haar op te nemen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder was veroordeeld voor belaging van dezelfde aangeefster en dat hij ondanks duidelijke signalen van de politie en de officier van justitie doorging met het versturen van berichten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, namelijk het plaatsen van WhatsApp-statussen, omdat niet kon worden vastgesteld dat deze specifiek gericht waren aan de aangeefster. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, de ex-partner, tot schadevergoeding voor smartengeld toegewezen, maar gematigd tot € 250,-. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden en de vrijheidsbeperkende maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05-102861-23
Datum uitspraak : 28 augustus 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats 1] ,
wonende aan de [adres 1] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. P. van Tour, advocaat in Rotterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2023 tot en met 11 maart 2023 te Zaltbommel,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
  • voornoemde [aangeefster] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
  • veelvuldig e-mailberichten te versturen aan [slachtoffer] waarin de naam van
voornoemde [aangeefster] wordt genoemd, en/of
- veelvuldig WhatsApp statussen te plaatsen,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 februari 2023 tot en met 6 maart 2023 te Zaltbommel, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de verlenging gedragsaanwijzing d.d. 23 november 2023, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland door (meermaals) in strijd met deze gedragsaanwijzing op verschillende datums e-mailberichten te versturen aan [aangeefster] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 2:
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de verlenging gedragsaanwijzing (art. 509hh), d.d. 23 november 2022, p. 161 en 162;
- de akte van uitreiking, in persoon uitgereikt d.d. 24 november 2022;
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2023.
Ten aanzien van feit 1:
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft in de periode van 21 februari 2023 tot en met 11 maart 2023 meerdere
e-mailberichten gestuurd naar zijn ex-partner [aangeefster] . [2] Hij heeft eveneens meerdere
e-mailberichten gestuurd naar zijn andere ex-partner [slachtoffer] , waarin de naam van [aangeefster] wordt genoemd. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. Hij voert daartoe aan dat het belang van verdachte bij hulpverlening vooropstaat.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte op 19 januari 2023 is veroordeeld voor belaging van aangeefster en dat aan hem onder meer een contact- en locatieverbod voor de duur van 3 jaren is opgelegd. Verdachte heeft van de politie al eerder een stopbrief gekregen en van het Openbaar Ministerie een contactverbod welke nog tot 1 april 2023 loopt. Desondanks heeft aangeefster op 21 februari 2023 een e-mail van verdachte ontvangen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar vanaf die datum weer begon te stalken door dagelijks mails naar haar te sturen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte ook emailberichten naar zijn andere ex-partner ( [slachtoffer] ) heeft gestuurd, waarin hij aangeefster bij naam noemt. [4] Aangeefster heeft op 8 maart 2023 mondeling een klacht ingediend terzake belaging/stalking. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft op 28 februari 2023 een stopgesprek met verdachte gevoerd waarin hij meerdere keren heeft aangegeven dat verdachte zijn ex-partner [aangeefster] en zijn ex-partner [slachtoffer] met rust moet laten. [6]
Partiële vrijspraak
In het dossier bevinden zich eveneens screenshots van de statusupdates die verdachte op zijn WhatsApp heeft geplaatst. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn WhatsApp statussen regelmatig verandert. Aangeefster kon die statussen volgens hem niet zien omdat zij hem had geblokkeerd. Ook heeft hij verklaard dat de statussen niet aan aangeefster waren gericht en dat hij niet weet hoe aangeefster op de hoogte is geraakt van deze statussen.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld of de statusupdates van verdachte binnen de ten laste gelegde periode zijn geplaatst, nu de screenshots geen datum bevatten. Ook kan naar het oordeel van de rechtbank uit de inhoud van de berichten niet worden afgeleid dat deze specifiek gericht zijn aan aangeefster. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij dacht dat aangeefster hem geblokkeerd had en de statusupdates niet kon zien. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte er actief voor heeft gezorgd of dat hij wist dat aangeefster de updates zou zien.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de statusupdates en de inhoud daarvan onvoldoende zijn om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat verdachte door middel van deze statusupdates binnen de ten laste gelegde periode stelselmatig opzettelijk inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster heeft gemaakt. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van dit deel van de tenlastelegging.
Stelselmatigheid
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank neemt in haar overweging in de eerste plaats mee dat verdachte in januari 2023 door de politierechter van deze rechtbank is veroordeeld voor belaging van aangeefster [aangeefster] . De rechtbank overweegt ten aanzien van de ten laste gelegde periode dat verdachte op 21 februari 2023 weer is begonnen met het mailen van aangeefster. Het stopgesprek heeft weliswaar op 28 februari 2023 plaatsgevonden, maar uit de aan verdachte op 24 november 2022 uitgereikte gedragsaanwijzing blijkt dat verdachte ook op 28 februari 2023 geen contact mocht opnemen met aangeefster. Verdachte wist dat er op dat moment een gedragsaanwijzing was en dat hij geen contact mocht opnemen met aangeefster.
De omstandigheid dat slechts een beperkt aantal e-mailberichten (elf mails rechtstreeks naar aangeefster) in een periode van drie weken zijn verstuurd, staat gelet op de geschiedenis tussen verdachte en aangeefster niet aan het aannemen van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster in de weg. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte eveneens zijn andere ex-partner drie e-mailberichten heeft gestuurd waarin hij aangeefster [aangeefster] noemt. Ondanks de duidelijke signalen aan verdachte dat hij diende te stoppen met het zoeken van contact met aangeefster, is verdachte telkens weer doorgegaan met het sturen van berichten naar haar. De e-mailberichten bevatten kwetsende en beledigende teksten en dat verdachte wederom contact met aangeefster heeft opgenomen leidt tot angst en stress bij aangeefster en tot ontwrichting van haar sociale leven.
Conclusie
Gelet op de voornoemde bewijsmiddelen en de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster [aangeefster] door haar en [slachtoffer] meerdere e-mailberichten te sturen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 21 februari 2023 tot en met 11 maart 2023 te Zaltbommel,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster] , door
  • voornoemde [aangeefster] veelvuldig e-mailberichten te sturen,
  • veelvuldig e-mailberichten te versturen aan [slachtoffer] waarin de naam van
voornoemde [aangeefster] wordt genoemd,
en/of
-
veelvuldig WhatsApp statussen te plaatsen,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets
te doen, niet te doen,te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 21 februari 2023 tot en met 6 maart 2023
te Zaltbommel, althansin Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de verlenging gedragsaanwijzing d.d. 23 november 202
2, gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland door (meermaals) in strijd met deze gedragsaanwijzing op verschillende datums e-mailberichten te versturen aan [aangeefster] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
belaging;
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 145 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering ten behoeve van de onderhavige rechtszitting geadviseerde bijzondere voorwaarden.
Daarnaast heeft de officier van justitie een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht geëist inhoudende een contactverbod met [aangeefster] en een locatieverbod voor Zaltbommel voor de duur van vijf jaren en voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet drie weken hechtenis. De officier van justitie heeft verzocht deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte hulp nodig heeft en dat de grootste aandacht uit dient te gaan naar de oplegging van de bijzondere voorwaarden. De raadsman voegt daar aan toe dat de door de reclassering geadviseerde opname in een zorginstelling wat algemeen is geformuleerd en dus niet duidelijk is wat deze precies inhoudt. Hij voegt daar aan toe dat de geadviseerde opname van 6 weken is wat verdachte wil en dat het een goed idee is deze opname te laten volgen door begeleid wonen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waaronder het uittreksel uit de justitiële documentatie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-partner door haar veelvuldig en stelselmatig mailberichten te sturen. Verdachte is doorgegaan met het sturen van mails, ook nadat zijn ex-partner had gevraagd haar met rust te laten. Zelfs nadat aan verdachte een gedragsaanwijzing werd opgelegd waarin een contactverbod was opgenomen, vond verdachte het noodzakelijk om mails te blijven sturen. Verdachte heeft door de belaging een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] . Gelet op de slachtofferverklaring heeft dit bij [aangeefster] gevoelens van stress, verdriet en boosheid veroorzaakt. Daar komt nog bij dat verdachte met het negeren van de gedragsaanwijzing er blijk van heeft gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan beslissingen van de officier van justitie. Het zijn kwalijke feiten.
Uit het reclasseringsadvies van 2 augustus 2023 blijkt dat verdachte in het verleden is gediagnosticeerd met een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis, agressie regulatie problematiek en impulsiviteit. De reclassering houdt er sterk rekening mee dat verdachte vanwege die diagnose zijn impulsen niet voldoende kan beheersen, waardoor een actief contactverbod hem er ook niet van kan weerhouden om contact op te nemen. Verdachte is bekend met alcohol- en cocaïnegebruik en de reclassering houdt hierdoor rekening met de mogelijkheid dat dit gebruik een ontremmende werking kan hebben gehad, waardoor de ten laste gelegde feiten zijn begaan. Verdachte ontkent echter dat hij ten tijde van de tenlastelegging onder invloed van alcohol is geweest. De reclassering heeft gedurende het schorsingstoezicht meerdere discrepanties ontdekt in het verhaal van verdachte omtrent verschillende onderwerpen, waardoor zij vraagtekens hebben bij de betrouwbaarheid van verdachtes uitspraken. De reclassering kan vanwege het gebrek aan actuele diagnostiek niet inschatten of het gedrag een gevolg is van een antisociale houding of dat er andersoortige problematiek aan ten grondslag ligt. Verdachtes houding, zowel ten opzichte van wetten en regels, als afspraken met instanties en de onwaarheden die hij aan de ketenpartners verstrekt, maakt een toezicht met ambulante voorwaarden moeilijk uitvoerbaar voor de reclassering. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Vanwege de onduidelijkheden over een toekomstig behandeltraject, adviseert de reclassering een breed pallet aan voorwaarden, zodat de reclassering de ruimte heeft om alle bijzondere voorwaarden in te zetten. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), drugsverbod, alcoholverbod, contactverbod, locatieverbod (zonder elektronische monitoring) en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank houdt in vergaande mate rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met het feit dat, alhoewel verdachte tijdens een gedragsaanwijzing stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, sprake is van een beperkte hoeveelheid e-mails die verdachte heeft verzonden in de ten laste gelegde (eveneens beperkte) periode. De rechtbank acht het verder – evenals de verdediging – van groot belang dat verdachte zo snel mogelijk kan worden gediagnostiseerd en behandeld. De rechtbank ziet in de aard van de feiten aanleiding om een fors deel van de straf voorwaardelijk op te leggen, dit als zogenoemde ‘stok achter de deur’ om zoveel mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten begaat en zich committeert aan nakoming van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 127 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met aftrek van het aantal dagen dat verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Daarbij zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden opleggen in lijn met het advies van de reclassering en hierboven genoemd.
Voorts zal de rechtbank – ter voorkoming van strafbare feiten – de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opleggen, te weten een contactverbod met [aangeefster] en een locatieverbod voor Zaltbommel voor de duur van vijf jaren en voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet drie weken hechtenis (waarbij de totale duur van de ten uitvoer gelegde vervangende hechtenis ten hoogste zes maanden bedraagt)
De rechtbank zal deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangeefster] heeft in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en daarbij aangegeven dat de rechtbank gebruik zou kunnen maken van haar schattingsbevoegdheid.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen en voert daartoe aan dat de vordering minimaal is onderbouwd en het gevorderde bedrag lijkt op een punitieve vergoeding. Daarnaast moet vast komen te staan dat er sprake is van letsel en dat is niet het geval.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door de belaging is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid en mede gelet op de beperkte duur van de ten laste gelegde belaging, zal zij het smartengeld matigen en op een bedrag van € 250,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 2 maart 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 184a en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 127 dagen;
  • beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 90 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich binnen drie dagen na dagtekening van dit vonnis (in persoon) moet melden bij de Reclassering IrisZorg op het volgende adres, Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem, en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht. Verdachte dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering IrisZorg, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de SCIL, de methodiek ‘Stap voor Stap’ en/of urinecontroles;
- verdachte zal meewerken aan klinische diagnostiek bij DD Kliniek Wolfheze (dubbel diagnose) van IrisZorg of een soortgelijke zorgverlener en de daaruit voorvloeiende behandeling, te bepalen door de reclassering. De behandeling/opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • indien de reclassering het nodig acht, verdachte zich laat behandelen door IrisZorg verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • indien de reclassering het nodig acht, verdachte wordt verplicht om zich te laten behandelen en/of te begeleiden door forensische polikliniek Kairos of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Ook wanneer dit inhoudt dat hij moet deelnemen aan een psychologisch onderzoek;
  • de reclassering bij een terugval in middelen gebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld een indicatiestelling kan aanvragen voor een kortdurende opname voor bijvoorbeeld crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich
  • verdachte zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) en/of de alcoholmeter, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • indien een algeheel middelenverbod niet haalbaar is, verdachte meewerkt aan de controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek, ademonderzoek (blaastest) en de alcoholmeter gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd;
  • verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 2] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Van het contact- en/of locatieverbod kan worden afgeweken (ten behoeve van het maken van afspraken in het kader van hulpverlening) met instemming van de reclassering en na nadrukkelijke schriftelijke toestemming door een medewerker van Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming. Het contact vindt in dat geval enkel plaats:
• onder begeleiding dan wel regie van Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming;
• op een door Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming bepaalde locatie;
• voor een door Veilig Thuis en/of de Raad voor de Kinderbescherming bepaalde duur;
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in Zaltbommel (woonplaats slachtoffer), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • beveelt dat de bijzondere voorwaarden
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende dat verdachte gedurende vijf jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , wonende te [adres 2] en dat verdachte zich gedurende vijf jaren niet zal bevinden in Zaltbommel;
 beveelt dat vervangende hechtenis van drie weken wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
De vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 250,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [aangeefster] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangeefster] , een bedrag te betalen van € 250,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 5 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. S. Jansen en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer en L. Willems, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 augustus 2023.
mr. M. Hoedeman, mr. C.F. Brouwer en L. Willems zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023167454, gesloten op 19 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 6 en 7, proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, p. 10, proces-verbaal van bevindingen, p. 45 (met bijlagen, p. 47 t/m 61), de verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 14 augustus 2023.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 6 en 7, proces-verbaal van bevindingen, p. 62 (met bijlagen, p. 64 t/m 70).
4.Proces-verbaal aangifte, p. 6 en 7.
5.Proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, p. 10.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 39 t/m 42.