ECLI:NL:RBGEL:2023:4832

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
10254645
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van zorgpremie en schadevergoeding wegens onrechtmatige daad door zorgverzekeraar

In deze zaak vordert de eisende partij, aangeduid als [eisende partij], een bedrag van € 2.412,00 van de gedaagde partij, Menzis Zorgverzekeraar N.V., op basis van onrechtmatige daad. De procedure betreft een geschil over een premieachterstand en de gevolgen daarvan, waaronder de aanmelding bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). De kantonrechter heeft op 26 juli 2023 uitspraak gedaan na een mondelinge behandeling op 31 mei 2023. De eisende partij stelt dat Menzis onterecht als wanbetaler is aangemeld bij het CAK, wat heeft geleid tot schade in de vorm van boetes en andere kosten. Menzis heeft de vordering betwist en stelt dat de aanmelding bij het CAK terecht was, gezien de premieachterstand van de eisende partij. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij inderdaad een premieachterstand had van meer dan zes maanden en dat de aanmelding bij het CAK gerechtvaardigd was. De vordering van de eisende partij is afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10254645 \ CV EXPL 22-9080
Vonnis van 26 juli 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij],
gemachtigde: Wiggers Gerechtsdeurwaarders - Incasso en Juridische dienstverlening,
tegen
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V., DOOR SPLITSING RECHTSOPVOLGER ONDER ALGEMENE TITEL VAN DE ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ MENZIS ZORGVERZEKERAAR U.A.,
te Wageningen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Menzis,
vertegenwoordigd door mr. A.A.S. Smulders

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 februari 2023
- de aanvullende productie van Menzis
- de aanvullende producties van [eisende partij].
1.2.
De mondelinge behandeling, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, heeft plaatsgevonden op 31 mei 2023. Vervolgens is vonnis bepaald. Van het nadien (op
15 juni 2023) ontvangen bericht van [eisende partij] heeft de kantonrechter geen kennisgenomen.

2.De feiten

2.1.
Menzis heeft [eisende partij] per brief op 30 april 2020 het volgende bericht:

(…)
Misschien is de betaling van uw zorgpremie aan uw aandacht ontsnapt. U heeft namelijk een premieachterstand van 2 maanden of meer.
(…)
Als u niet binnen vier weken betaalt of een betalingsregeling met ons treft, dan zijn we wettelijk verplicht om u aan te melden bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Dit moeten we doen als u een premieachterstand heeft van 6 maanden. Het CAK kan de premie inhouden op uw salaris, uitkering, pensioen of legt beslag op uw eigendommen. Het CAK int de standaardpremie plus een toeslag (…).
2.2.
Op 17 augustus 2020 heeft Menzis [eisende partij] het volgende bericht:

(…) Mogen we u helpen? Zoals u waarschijnlijk weet, heeft u een premieachterstand van 4 maanden of meer. Graag gaan we met u in gesprek om deze achterstand samen aan te pakken, bijvoorbeeld via een betalingsregeling. (…)
Graag helpen we u te voorkomen dat het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de standaardpremie plus een toeslag op uw salaris of uitkering gaat inhouden. Daarom moet u de volledige premieachterstand aan ons betalen voordat deze is opgelopen tot 6 maandpremies. (…)
Bent u het niet eens met de hoogte van uw premieachterstand? Stuur dan een brief naar Menzis. U moet dit doen binnen 4 weken nadat u deze brief heeft gekregen. (…)
2.3.
Op 1 september 2020 heeft de kantonrechter in Groningen [eisende partij] veroordeeld tot betaling aan Menzis van een bedrag van € 85,00. Dit zag op een onbetaalde premie van januari 2019 op de basis zorgverzekering, vermeerderd met een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.4.
[eisende partij] is ergens in oktober 2020 verhuisd vanuit Groningen. Ze heeft enige tijd in het buitenland verbleven en nam een postadres in [woonplaats].
2.5.
Op 14 december 2020 heeft Menzis aan [eisende partij] het volgende bericht:

(…)
U heeft bij ons een premieachterstand van 6 of meer maanden. Enige tijd geleden heeft u hierover 2 brieven van ons gekregen. Wij hebben geen premiebetaling van u ontvangen. In deze brief leest u wat er vanaf nu gebeurt.
(…)
Omdat u 6 of meer maanden geen premie heeft betaald, melden we u per 1 januari 2021 aan bij het Centraal Administratie Kantoor (CAK). Het CAK gaat de standaardpremie plus een toeslag op uw salaris, uitkering of pensioen inhouden. De premie is vastgesteld op € 147,80 per persoon per maand. (…)
Alle bestaande schulden (bijvoorbeeld via de deurwaarder) moet u nog aan ons betalen.
Als u het niet eens bent met de hoogte van uw premieachterstand kunt u een brief sturen naar Menzis.
(…)
We melden u weer af bij het CAK als:
- de volledige premieachterstand en bijkomende kosten betaald zijn aan ons. Bijkomende kosten kunnen bijvoorbeeld het eigen risico, rente en incassokosten zijn, of
- er een schuldsanering natuurlijke personen is uitgesproken, of
- er door tussenkomst van een schuldhulpverlener een schuldregeling is getroffen, of
- er een betalingsregeling is afgesproken voor de volledige schuld.
(…)
2.6.
Op 15 januari 2021 heeft Menzis [eisende partij] bericht dat zij door de kantonrechter in Groningen veroordeeld is om € 86,06, inclusief rente aan Menzis te betalen. Op 26 januari 2021 heeft de deurwaarder het vonnis van de kantonrechter in Groningen aan [eisende partij] aan het adres in [woonplaats] betekend. Inclusief rente en explootkosten moest [eisende partij] € 188,16 binnen twee dagen betalen. [eisende partij] heeft op of omstreeks 28 januari 2021 € 85,00 betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - Menzis te veroordelen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om € 2.412,00 aan haar te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente, met veroordeling van Menzis in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Aan haar vordering legt [eisende partij] ten grondslag dat Menzis onrechtmatige daden jegens haar heeft begaan. Deze kunnen Menzis worden toegerekend. Daarom moet Menzis de schade die [eisende partij] daardoor heeft geleden vergoeden. De schade en onrechtmatige daden kunnen als volgt worden samengevat:
a. € 1.200,00 (24x50) omdat Menzis [eisende partij] ten onrechte bij het CAK als wanbetaler heeft aangemeld. [eisende partij] betaalt daarom al 24 maanden ten onrechte een boete van € 50,00 per maand;
b. € 480,00 (24x20) omdat [eisende partij] naar een andere verzekeraar wilde overstappen die € 20,00 per maand goedkoper is dan Menzis en daarom de verzekering bij Menzis wilde opzeggen, maar dat niet kon, omdat Menzis dat blokkeert. De opzegging is 24 maanden geleden gebeurd.
c. € 60,00 vanwege een nota die [eisende partij] aan haar huisarts moest betalen voor een wondje en twee Covid injecties. Menzis heeft van de nota van € 230,25 een deel betaald, maar € 60,00 niet.
d. € 340,00 die de deurwaarder ten onrechte heeft geïncasseerd en waar Menzis het mee eens was. Het betreft een onterecht incassotraject.
3.3.
Menzis voert verweer. Menzis concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij], met veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] vordert een bedrag van € 2.412,00. Daarvan heeft ze een bedrag van € 332,00 niet onderbouwd. Ze vordert namelijk € 1.200,00 + € 480,00 + € 60,00 + € 340,00 = € 2.080,00. Het bedrag van € 332,00 zal dus in ieder geval worden afgewezen.
Was de aanmelding bij CAK terecht?
4.2.
Het eerste verwijt dat [eisende partij] aan Menzis maakt, is dat Menzis haar niet bij het CAK had mogen aanmelden. [eisende partij] is per 1 januari 2021 bij het CAK aangemeld. Dat betekent dat vóór die tijd een premieschuld van zes of meer maanden ontstaan moet zijn (art. 18c van de Zorgverzekeringswet - hierna: Zvw).
4.3.
Menzis heeft gesteld en onderbouwd dat de premieschuld waarvoor [eisende partij] bij het CAK was aangemeld, zag op de maanden januari 2019 (deels), juli 2019 en juni 2020 tot en met november 2020. Partijen zijn het erover eens dat de premiebetaling van januari 2019 inderdaad nog open stond in 2020. Die premie is namelijk pas in januari 2021, naar aanleiding van het vonnis van de kantonrechter in Groningen, voldaan. Ook de premiebetalingen van juni tot en met september 2020 zijn niet (volledig) voldaan. Dat blijkt uit het door Menzis overgelegde premieoverzicht van 20 februari 2023. Hoewel [eisende partij] heeft gesteld dat zij de betalingen van juni, juli en augustus 2020 wél tijdig heeft voldaan, heeft zij dit onvoldoende onderbouwd en wordt van het overzicht van Menzis uitgegaan. Volgens het overzicht zijn verder de premiebetalingen van oktober en november 2020 (pas) op 29 december 2020 en dus ook niet tijdig voldaan. Dit erkent [eisende partij] ook. Tot slot volgt uit het premieoverzicht dat de premie van juli 2019 op 1 juli 2019 (en dus tijdig) is voldaan.
4.4.
Het voorgaande betekent dat [eisende partij] in november 2020 een premieachterstand van zeven maanden had en terecht door Menzis bij het CAK is aangemeld. Ten tijde van de aanmelding (14 december 2020) had [eisende partij] ook de premie over de maand december (nog) niet betaald, terwijl die bij vooruitbetaling verschuldigd was. [eisende partij] had dus in december 2020 een premieachterstand van acht maanden.
4.5.
[eisende partij] heeft niet gesteld dat zij de premieachterstanden uit 2020 ook in 2020 heeft betwist. Had zij dit destijds gedaan, bijvoorbeeld naar aanleiding van de brieven van Menzis van 30 april 2020 en/of 17 augustus 2020 dan had de melding aan het CAK niet kunnen plaatsvinden (art. 18b Zvw). Ze heeft ook niet betwist dat de brieven van april en augustus haar hebben bereikt.
4.6.
Als de melding bij het CAK eenmaal is gedaan, is vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand van de melding (januari 2021 dus in het geval van [eisende partij]) een bestuursrechtelijke premie verschuldigd. Deze premie is niet meer verschuldigd met ingang van de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de uit de zorgverzekering voortvloeiende schulden zijn of zullen zijn afgelost of tenietgegaan (art. 18d Zvw). De premie blijft dus verschuldigd tot de volledige schuld is afgelost. Dat [eisende partij] in december 2020 drie maanden achterstand had ingelopen, betekent dus niet dat ze afgemeld werd bij het CAK.
4.7.
De conclusie is dat Menzis met betrekking tot de aanmelding bij het CAK niet onrechtmatig heeft gehandeld en ook geen schadevergoeding aan [eisende partij] hoeft te betalen.
Ongelukkige gang van zaken
4.8.
Menzis heeft aan [eisende partij] toegegeven dat het ongelukkig is dat [eisende partij], hoewel ze op 29 december 2020 drie maanden achterstand had ingelopen, toch aangemeld is bij het CAK. Daarom heeft Menzis zich coulancehalve bereid getoond een bedrag van € 493,50 te verrekenen met hetgeen [eisende partij] nog aan Menzis verschuldigd is. Dat is het totale bedrag dat [eisende partij] aan bestuursrechtelijke premie heeft moeten betalen in de periode januari 2021 tot en met februari 2023. Op die manier krijgt [eisende partij] wat gecompenseerd. Dat de bestuursrechtelijke premie in plaats van de door Menzis onderbouwde € 20,00 per maand, € 50,00 per maand bedroeg, heeft [eisende partij] weliswaar gesteld, maar niet onderbouwd en daarom wordt uitgegaan van het bedrag dat Menzis heeft onderbouwd. Op wat [eisende partij] nog aan Menzis verschuldigd is, wordt in het navolgende nader ingegaan.
Blokkeert Menzis een overstap naar een andere zorgverzekeraar?
4.9.
Menzis heeft betwist dat zij onrechtmatig handelde door de opzegging van [eisende partij] niet uit te voeren. Volgens haar kan een verzekeringnemer niet zomaar overstappen naar een andere verzekeraar als er een achterstand is in betalingen. De kantonrechter begrijpt dat Menzis doelt op art. 8a Zvw waarin staat dat een verzekeringnemer de zorgverzekering niet kan opzeggen, gedurende de tijd dat de verschuldigde premie, rente en incassokosten niet zijn voldaan, nadat de zorgverzekeraar de verzekeringnemer heeft aangemaand tot betaling van een of meer vervallen termijnen van de verschuldigde premie. Dit verweer treft doel. [eisende partij] heeft niet gesteld waarom aan haar opzegging, ondanks haar betalingsachterstand, gehoor moest worden gegeven. Menzis heeft dus in dit opzicht ook niet onrechtmatig jegens [eisende partij] gehandeld.
Nota arts
4.10.
[eisende partij] stelt dat Menzis een nota van 20 april 2022 slechts deels heeft betaald. Waarom dit onrechtmatig is jegens [eisende partij] heeft [eisende partij] onvoldoende onderbouwd. Deze vordering van [eisende partij] wordt dus ook afgewezen. Menzis heeft aangegeven dat de € 60,00 kan zien op eigen risico en/of eigen bijdrage, maar dat zij bereid is coulancehalve dit bedrag te verrekenen met hetgeen [eisende partij] nog aan Menzis verschuldigd is. Daarop zal in het navolgende worden ingegaan.
Incassotraject deurwaarder
4.11.
[eisende partij] was op 1 september 2020 door de kantonrechter in Groningen veroordeeld tot betaling aan Menzis van een bedrag van € 85,00. [eisende partij] heeft gesteld dat de deurwaarder, om het bedrag van € 85,00 te incasseren, € 340,00 aan kosten heeft gemaakt. Die kosten heeft de deurwaarder ten onrechte bij [eisende partij] geïncasseerd. Het oorspronkelijke bedrag van € 85,00 was toen al lang betaald. [eisende partij] heeft ter onderbouwing van deze vordering een brief van 16 augustus 2022 overgelegd waaruit blijkt dat een bedrag van € 334,59 wordt ingehouden van het AOW-pensioen van [eisende partij].
4.12.
In het midden kan blijven of Menzis (of de deurwaarder) onrechtmatig heeft gehandeld. Menzis heeft namelijk erkend dat de deurwaarder doorging met incasseren van de executiekosten nadat [eisende partij] de hoofdsom had betaald en ook beslag heeft gelegd. Uit het oogpunt van proportionaliteit had de deurwaarder niet zoveel kosten moeten maken, aldus Menzis. Ook is een en ander ongelukkig verlopen omdat [eisende partij] het bedrag van € 85,00 naar eigen zeggen betaald heeft naar aanleiding van de brief van Menzis van
15 januari 2021 en niet naar aanleiding van de betekening door de deurwaarder op 26 januari 2021. Daarom zal de kantonrechter het gevorderde bedrag van € 340,00 toewijzen.
Verrekeningsverweer
4.13.
In het voorgaande is geoordeeld dat [eisende partij] een bedrag van (493,50+60+340) € 893,50 van Menzis tegoed heeft. Echter, Menzis heeft een beroep gedaan op verrekening van dit bedrag met wat nog aan vorderingen van Menzis op [eisende partij] openstaat. Menzis stelt dat zij een vordering van € 1.025,15 en een vordering van € 428,10 op [eisende partij] heeft. De eerste vordering ziet op de premie voor de maanden juni 2020 tot en met september 2020, het eigen risico van 2020, een deel van het eigen risico van 2021 en deurwaarderskosten. Het tweede bedrag ziet op het andere deel aan eigen risico van 2021, het eigen risico van 2022 en deurwaarderskosten.
4.14.
[eisende partij] heeft in zijn algemeenheid betwist nog enig bedrag aan Menzis verschuldigd te zijn. Ze heeft echter geen betalingsbewijzen overgelegd waaruit blijkt dat de premies, die volgens Menzis over 2020 nog openstaan, toch zijn betaald. Ook heeft ze geen betalingsbewijzen overgelegd waaruit blijkt dat ze het eigen risico van 2020, 2021 en/of 2022 heeft betaald. Daarom zal Menzis hetgeen ze nog aan [eisende partij] moet betalen mogen verrekenen met de bedragen die [eisende partij] nog aan Menzis verschuldigd is. Per saldo betekent dit dat Menzis niets aan [eisende partij] hoeft te betalen.
Proceskosten
4.15.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eisende partij] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Horsthuis en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2023.
520 \ 40141