ECLI:NL:RBGEL:2023:4752

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
21 augustus 2023
Zaaknummer
411633
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Partiële vernietiging van een overeenkomst inzake de levering en montage van dakkapellen wegens dwaling en herstel in oude toestand

In deze zaak vorderden de gezamenlijke eisers, die dakkapellen hadden besteld bij de gedaagde, dat de overeenkomst per 31 mei 2022 zou worden ontbonden. De eisers stelden dat de gedaagde hen niet had gewaarschuwd voor de aanwezigheid van spantbenen die de plaatsing van de dakkapellen bemoeilijkten. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn waarschuwingsplicht, waardoor de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand was gekomen. De rechtbank verklaarde de overeenkomst (partieel) vernietigbaar en oordeelde dat de gedaagde de dakkapellen moest ophalen en de door de eisers betaalde bedragen moest terugbetalen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot het vergoeden van de kosten voor herstel van het dak in de oorspronkelijke staat, en de rechtbank wees buitengerechtelijke incassokosten toe aan de eisers. De zaak illustreert de belangrijke rol van de waarschuwingsplicht van aannemers en de gevolgen van dwaling in contractuele relaties.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/411633 / HA ZA 22-513 / 1547
Vonnis van 16 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [gezamenlijke eisers] ,
advocaat: mr. J.J. Wolleswinkel te Barneveld,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. S.R. van der Boom te Alkmaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 maart 2023 en de daarin genoemde processtukken,
- de op 31 maart 2023 ingekomen producties (2) van de zijde van [gedaagde]
- de akte met aanvullende productie 17, ingekomen op 3 april 2023, van de zijde van [gezamenlijke eisers]
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 12 april 2023 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gezamenlijke eisers] heeft op 19 maart 2021 met [gedaagde] een overeenkomst gesloten voor het leveren en monteren van twee dakkapellen, wanden, kozijnen en een dakraam voor een prijs van € 20.710,00 (inclusief btw). [gezamenlijke eisers] heeft aan [gedaagde] tweemaal een bedrag van € 7.000,00 (inclusief btw) als aanbetaling betaald.
2.2.
[gedaagde] is op 16 augustus 2021 bij de woning van [gezamenlijke eisers] verschenen om de dakkapellen te plaatsen. Tijdens het openbreken van de binnenbeplating van het dak werden een tweetal stalen spantbenen zichtbaar die onderdeel zijn van de bestaande dakconstructie.
2.3.
Na overleg met [gezamenlijke eisers] heeft [gedaagde] de dakkapellen dezelfde dag nog geplaatst. Zowel bij het linker- als het rechterdakkapel loopt een stalen spantbeen door de leefruimte van de betreffende zolderkamer. Een van de stalen spantbenen is zodanig gesitueerd dat een draaikiepraam in de dakkapel niet kan worden geopend. [gezamenlijke eisers] heeft onderstaande foto’s in het geding gebracht die de situatie weergeven.
2.4.
[gedaagde] heeft na het plaatsen van de dakkapellen advies ingewonnen over het verwijderen van de spantbenen bij Adviesburo F.T.V. B.V. (hierna FTV), die gespecialiseerd is in het maken van berekeningen van onder andere staalconstructies. In haar berekening van 20 oktober 2021 (productie 7 van [gezamenlijke eisers] ) heeft zij geadviseerd om een stalen ligger aan te brengen in de nok van het dak, waartegen de nieuw te plaatsen spantbenen moeten worden bevestigd. In de zijwangen van de dakkapellen moeten nieuwe stalen spantbenen worden aangebracht, waarna de bestaande spantbenen kunnen worden verwijderd. FTV is tot deze berekening gekomen op basis van constructietekeningen, zonder het dak zelf te hebben geïnspecteerd.
2.5.
Hierop heeft [gedaagde] [naam montagebedrijf] ingeschakeld om de constructie aan te passen. [naam montagebedrijf] heeft op basis van de berekeningen van FTV een alternatieve (goedkopere) staalconstructie aan [gedaagde] voorgesteld. Dit voorstel heeft FTV echter afgeraden, omdat de stalen spant de extra belasting die door dit voorstel ontstaat volgens haar niet kan dragen. FTV ziet geen andere optie dan de door haar voorgestelde constructie. [gedaagde] heeft aan [gezamenlijke eisers] voorgesteld om het probleem met de spantbenen in samenwerking met [naam montagebedrijf] op te lossen voor een – voor rekening van [gezamenlijke eisers] komend – bedrag van € 12.000,00.
2.6.
[gezamenlijke eisers] heeft bij brief van haar rechtsbijstandsverzekeraar van
3 december 2021 (productie 10 van [gezamenlijke eisers] ) [gedaagde] – tevergeefs – gesommeerd om binnen vier weken het dak in de oorspronkelijke staat te herstellen en de reeds door [gezamenlijke eisers] betaalde bedragen terug te betalen.
2.7.
[gezamenlijke eisers] heeft vervolgens Bureau voor Bouwpathologie ingeschakeld. In haar rapport van 25 mei 2022 (bladzijde 6-7 van productie 11 van [gezamenlijke eisers] ) heeft dit bureau geconcludeerd dat [gedaagde] de locatie van de constructiepalen vooraf moeten onderzoeken en ook kunnen opmerken, waarvoor hij [gezamenlijke eisers] had moeten waarschuwen:

De constructiepalen zitten op zichzelf niet op een ongebruikelijke plaats maar zijn gewoonweg niet opgemerkt terwijl hier wel een mogelijkheid voor is gebleken op de zolder van de woning waarvan aannemelijk is dat deze ook toegankelijk was ten tijde van de vooropname.”
Over het herstel adviseert het bureau (op bladzijde 8):
“Ondergetekende adviseert vanuit technisch oogpunt het dak niet terug te laten brengen in de oorspronkelijke staat. Dit zal namelijk niet geheel meer lukken zonder een veel ruimere en ingrijpendere sloop van het dak dan de plaats van de dakkapellen zelf en het plaatsen van de dakkapellen zelf aan ruimte heeft gevraagd. Dit als gevolg van de oorspronkelijke constructie van het dak.
Daarnaast is geconstateerd dat de dakkapellen op zich niet veel gebreken bevatten, de plaatsing slechts enkele gebreken bevatten die goed kunnen worden hersteld.”
De kosten om het dak weer in de oorspronkelijke staat te krijgen begroot het bureau (eveneens op bladzijde 8) op een bedrag van € 19.500,00 (inclusief btw).
2.8.
[gezamenlijke eisers] heeft bij e-mail van 31 mei 2022 (productie 12 van [gezamenlijke eisers] ) de overeenkomst ontbonden en [gedaagde] gesommeerd om aan hem te betalen een bedrag van in totaal € 35.315,00.
2.9.
Bij brief van 14 juli 2022 heeft [gedaagde] aansprakelijkheid afgewezen en [gezamenlijke eisers] gevraagd om hem weer toe te laten tot de woning om het werk af te maken en op te leveren.
2.10.
Bij brief van 24 augustus 2022 heeft [gezamenlijke eisers] zijn verzoek tot betaling herhaald (ditmaal voor een bedrag van € 36.425,00), maar ook die sommatie heeft niet tot enige betaling door [gedaagde] geleid. Evenmin heeft [gezamenlijke eisers] [gedaagde] toegelaten tot de woning om verdere werkzaamheden te verrichten.

3.Het geschil

3.1.
[gezamenlijke eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat de overeenkomst tussen partijen per 31 mei 2022 is ontbonden, althans deze overeenkomst met het te wijzen vonnis zal ontbinden,
b. [gedaagde] veroordeelt om op eerste verzoek van [gezamenlijke eisers] binnen een door hem te bepalen termijn van ten minste een maand de twee dakkapellen op te halen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00, vermeerderd met € 1.000,00 voor elke dag dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft,
c. [gedaagde] veroordeelt om aan [gezamenlijke eisers] te betalen een bedrag van € 34.245,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf – zo begrijpt de rechtbank – 31 mei 2022 tot de dag der algehele voldoening,
een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van geding en de nakosten.
3.2.
[gezamenlijke eisers] baseert zijn vordering tegen de achtergrond van de vaststaande feiten op onder meer de volgende stellingen. [gedaagde] heeft hem voor de aanwezigheid van de spantbenen niet gewaarschuwd. Indien [gedaagde] hem zou hebben gewaarschuwd zou hij hebben afgezien van de realisatie van dakkapellen. Daarnaast voldoen de dakkapellen ook overigens niet. De actuele situatie is voor [gezamenlijke eisers] onaanvaardbaar. De ruimte is niet vrij te gebruiken en wordt bovendien ontsierd door de stalen spantbenen. Deze situatie stemt niet overeen met hetgeen hij op basis van de overeenkomst mocht verwachten. De stalen spanten zijn te verplaatsen, maar dit brengt risico’s op beschadiging van andere constructiedelen van de woning met zich. Hij wenst niet aan deze risico’s te worden blootgesteld. Nakoming is blijvend onmogelijk. Door de ontbinding van de overeenkomst zijn over en weer ongedaanmakingsverbintenissen ontstaan.
3.3.
[gedaagde] dient de door hem betaalde bedragen van in totaal € 14.000,00 terug te betalen. Daarop in mindering komt een door hem verschuldigd bedrag van € 1.330,00 voor het plaatsen van twee wanden en € 850,00 voor het plaatsen van een dakraam, zodat resteert een door [gedaagde] terug te betalen bedrag van € 11.820,00. Daarnaast dient [gedaagde] aan hem te vergoeden de kosten van herstel van het dak in de oude staat ad € 19.500,00. Voorts zijn er veel buitengerechtelijke kosten gemaakt. Op grond van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten maakt hij aanspraak op een bedrag van € 1.110,00. Ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid heeft hij een deskundige ingeschakeld. De kosten daarvan bedragen € 1.815,00. De totale buitengerechtelijke kosten komen daarmee uit op een bedrag van € 2.925,00.
3.4.
[gedaagde] betwist dat de vordering van [gezamenlijke eisers] Daarnaast voert hij als verweer dat het werk is opgeleverd en daarmee voor risico van [gezamenlijke eisers] komt. Ook beroept hij zich op schuldeisersverzuim, omdat [gezamenlijke eisers] hem niet in de gelegenheid heeft gesteld de gebreken te herstellen. Verder zijn de dakkapellen met instemming van [gezamenlijke eisers] geplaatst, nadat [gedaagde] hem op de spanten had gewezen. Ook doet hij een beroep op de tenzij-bepaling van artikel 6:265 BW: volgens [gedaagde] staan de kosten voor herstel niet in verhouding tot het belang van [gezamenlijke eisers] bij herstel en zijn minder bezwaarlijke opties voorhanden. Tot slot doet hij een beroep op artikel 6:101 BW waar hij stelt dat [gezamenlijke eisers] zelf heeft gevraagd de werkzaamheden voort te zetten en [gezamenlijke eisers] hem geen gelegenheid heeft geboden om te herstellen. Ten aanzien van de dwangsom doet hij een beroep op matiging. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gezamenlijke eisers] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [gezamenlijke eisers] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van [gezamenlijke eisers] in de kosten van deze procedure alsmede in de nakosten.
3.5.
Op de (overige) stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Vast staat dat [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een bezoek heeft gebracht aan de woning van [gezamenlijke eisers] Ook staat vast dat [gedaagde] wist waar de twee dakkapellen moesten worden geplaatst, te weten in symmetrie met de ramen en deuren op de begane grond. [gedaagde] heeft niet, althans niet voldoende gemotiveerd, betwist dat hij bij die gelegenheid op de vliering van de woning de aanwezigheid van de twee spantbenen had kunnen ontdekken. Dit volgt ook uit het rapport van Bureau voor Bouwpathologie. Hij had de spanten daarom al eerder kunnen ontdekken dan bij het weghalen van de beplating, zoals volgens hem nu het geval is geweest. [gedaagde] had moeten begrijpen dat kamers waarin spantbenen aanwezig zijn niet datgene was dat [gezamenlijke eisers] voor ogen stond. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] ook verklaard dat hij deze keuze niet zou hebben gemaakt als hij de constructie eerder had ontdekt.
4.2.
Gelet hierop had [gedaagde] [gezamenlijke eisers] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst kunnen en moeten waarschuwen dat bij elk van de dakkapellen na plaatsing een spantbeen zichtbaar zou zijn wat – nog daargelaten het esthetisch effect – ten koste gaat van de vrije indeelbaarheid van de betreffende ruimten (kinderkamers). Van hem had als professioneel aannemer het inzicht mogen worden verwacht dat verwijdering van de spantbenen weliswaar mogelijk was, maar dat daarvoor eerst de constructie van het dak op een andere – ingrijpende en kostbare wijze – moest worden versterkt. Vast staat dat [gedaagde] [gezamenlijke eisers] hiervoor toen niet heeft gewaarschuwd, maar [gezamenlijke eisers] hierop pas heeft geattendeerd na aanvang van zijn werkzaamheden.
4.3.
Anders dan [gedaagde] stelt, kan niet gezegd worden dat [gezamenlijke eisers] na aanvang van de werkzaamheden heeft aanvaard dat de stalen spanten door de ruimten zouden lopen. Immers, [gedaagde] heeft op 16 augustus 2021 weliswaar aan [gezamenlijke eisers] toegezegd dat hij voor een oplossing zou zorgen, maar niet gebleken is dat hij toen heeft toegelicht waaruit die oplossing zou bestaan. Pas na plaatsing van de dakkapellen heeft [gedaagde] FTV en [naam montagebedrijf] ingeschakeld om de mogelijkheden te onderzoeken. Zijn toezegging was daarom niet concreet en op een relevant punt van de kosten onvolledig. Ook zouden in de door [gedaagde] voorziene oplossing in de betreffende twee zolderruimten (die bedoeld waren als kinderkamer) spantbenen aanwezig blijven. Voor [gedaagde] moet het duidelijk zijn geweest dat [gezamenlijke eisers] – ook zonder dat [gezamenlijke eisers] dat toen uitdrukkelijk aan hem zou hebben medegedeeld – de dakkapellen niet aanvaardde met de aanwezigheid van de stalen spanten en dat [gezamenlijke eisers] een oplossing verwachtte waarbij de stalen spanten zouden worden verwijderd. Gelet hierop kon en mocht [gedaagde] er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gezamenlijke eisers] akkoord ging met de ontstane situatie.
4.4.
Door [gezamenlijke eisers] niet tijdig te wijzen op de spanten is [gezamenlijke eisers] de mogelijkheid onthouden om van het plaatsen van de dakkapellen af te zien. [gedaagde] heeft niet betwist dat [gezamenlijke eisers] van het plaatsen van de dakkapellen zou hebben afgezien indien hij geweten zou hebben dat het verwijderen van de spantbenen een ingrijpende en kostbare aanpassing van de dakconstructie noodzakelijk zou hebben gemaakt. [gezamenlijke eisers] heeft zijn vordering weliswaar gebaseerd op tekortschieten door [gedaagde] in de nakoming van een verbintenis uit overeenkomst (waaronder de waarschuwingsplicht), maar zijn stellingen komen er in feite op neer dat hij de overeenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet zou hebben gesloten. Met toepassing van artikel 25 Rv is de rechtbank onder voormelde omstandigheden van oordeel dat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen en de overeenkomst daarom (partieel) vernietigbaar is als bedoeld in artikel 6:228 BW.
4.5. Nu de overeenkomst (partieel) vernietigbaar is, komt de rechtbank niet toe aan beoordeling van de overige verweren. Ten overvloede overweegt de rechtbank ten aanzien van de gestelde oplevering onder verwijzing naar de brief van [gedaagde] van 14 juli 2022 dat hiervan ook volgens de eigen stellingen van [gedaagde] geen sprake is. In de brief verzoekt hij immers om in staat te worden gesteld het werk af te maken en op te leveren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [gedaagde] dit standpunt herhaald.
4.6.
Ten aanzien van het beroep van [gedaagde] op schuldeisersverzuim overweegt de rechtbank eveneens ten overvloede dat van [gezamenlijke eisers] niet gevergd kan worden om in te stemmen met de door [gedaagde] voorgestelde oplossing om de spantbenen te verwijderen. [gezamenlijke eisers] heeft voldoende onderbouwd dat hij betwijfelt of [gedaagde] in samenwerking met [naam montagebedrijf] een deugdelijke aanpassing van de dakconstructie zou hebben kunnen realiseren. In de eerste plaats wijkt de door [naam montagebedrijf] geoffreerde prijs van € 12.000,00 substantieel af van de door Bureau voor Bouwpathologie geoffreerde prijs van 19.500,00. In de tweede plaats heeft de door [gedaagde] zelf ingeschakelde deskundige FTV een door [naam montagebedrijf] aangedragen (goedkoper) alternatief afgewezen vanwege de technische onuitvoerbaarheid daarvan, terwijl de door FTV zelf berekende oplossing tot stand is gekomen zonder dat zij de situatie ter plaatse heeft opgenomen. In de derde plaats heeft [gedaagde] niet weersproken dat het aanpassen van de constructie scheurvorming tot gevolg kan hebben, ook al zou dit volgens hem niet gevaarlijk zijn en ook verholpen kunnen worden. Onder deze omstandigheden heeft [gezamenlijke eisers] met recht geweigerd om in te gaan op het voorstel van [gedaagde] om de constructie in samenwerking met [naam montagebedrijf] aan te passen.
Gevolgen van vernietiging
4.7.
Vernietiging van de overeenkomst werkt terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht (artikel 3:53 lid 1 BW). De gevolgen van de rechtshandeling dienen ongedaan gemaakt te worden. Ook indien de dakkapellen nu voor [gedaagde] waardeloos zouden zijn, betekent dit niet dat de al ingetreden gevolgen van de rechtshandeling bezwaarlijk ongedaan gemaakt kunnen worden.
4.8.
[gezamenlijke eisers] dient de dakkapellen aan [gedaagde] terug te geven. [gezamenlijke eisers] vordert in dit verband dat De Haande dakkapellen bij hem komt ophalen. [gedaagde] heeft ook verklaard dat hij de dakkapellen zelf wil demonteren en meenemen. [gezamenlijke eisers] stelt dat hij het verwijderen van de dakkapellen door [gedaagde] moet afstemmen met het dicht maken van het dak door een andere aannemer en dat hij er daarom belang bij heeft dat [gedaagde] op zijn verzoek de dakkapellen komt ophalen binnen een redelijke termijn die door hem wordt gesteld op ten minste een maand. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat deze termijn voor hem te kort is. Dit heeft [gezamenlijke eisers] niet weersproken. Om die reden zal de rechtbank de vordering in zoverre toewijzen en voormelde termijn bepalen op twee maanden.
4.9.
[gedaagde] heeft zich niet verweerd tegen het opleggen van een dwangsom. Hij heeft wel een beroep op matiging gedaan. De rechtbank acht een dwangsom van € 500,00 per (gedeelte van een) dag dat [gedaagde] niet aan dit onderdeel van het vonnis voldoet redelijk. Het maximum aan te verbeuren dwangsommen zal worden bepaald op € 10.000,00.
4.10.
Als gevolg van de partiële vernietiging van de overeenkomst geldt hetgeen [gezamenlijke eisers] voor de levering en montage van de dakkapellen heeft aanbetaald als onverschuldigd betaald. [gedaagde] dient dan ook aan [gezamenlijke eisers] terug te betalen hetgeen [gezamenlijke eisers] op grond van de overeenkomst aan hem heeft betaald. Dit is een bedrag van € 14.000,00, waarop [gezamenlijke eisers] een bedrag van € 2.180,00 in mindering heeft gebracht. Dit bedrag is hij – zo begrijpt de rechtbank – op grond van de overeenkomst nog steeds aan [gedaagde] verschuldigd voor het plaatsen van twee wanden en een dakraam. De overeenkomst is daarom in zoverre niet voor vernietiging vatbaar. Aldus resteert een door [gedaagde] aan [gezamenlijke eisers] terug te betalen bedrag van € 11.820,00.
Herstel van het dak
4.11.
Tot het ongedaan maken van de gevolgen van de rechtshandeling behoort ook het dichtmaken van het dak nadat de dakkapellen verwijderd zijn. Van [gezamenlijke eisers] kan niet gevergd worden dat hij [gedaagde] daartoe in de gelegenheid stelt. [gedaagde] heeft overigens ook niet aangeboden om het dak weer dicht te maken nadat de dakkapellen zijn verwijderd.
4.12.
Het enkele feit dat Bureau voor Bouwpathologie (op bladzijde 8 van haar rapport) vanuit technisch oogpunt adviseert het dak niet te laten terugbrengen in de oorspronkelijke staat omdat dit niet geheel mogelijk is zonder een veel ruimere en ingrijpende sloop van het dak dan de plaats die de dakkapellen hebben ingenomen, betekent niet dat [gezamenlijke eisers] zou moeten afzien van herstel van het dak in de oorspronkelijke toestand. [gezamenlijke eisers] heeft voldoende onderbouwd dat de aanwezigheid van de spanten voor hem en zijn gezin hinderlijk zijn en ook vanuit esthetisch oogpunt onaanvaardbaar. [gedaagde] heeft dit belang tijdens de mondelinge behandeling ook erkend waar hij verklaarde dat hij deze keuze nu niet meer zou hebben gemaakt. [gezamenlijke eisers] maakt dan ook met recht jegens [gedaagde] aanspraak op vergoeding van de kosten van herstel van het dak in de oude toestand.
4.13.
[gezamenlijke eisers] vordert in dit verband een bedrag van € 19.500,00. Met [gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat [gezamenlijke eisers] dit onderdeel van zijn vordering met het rapport van Bureau voor Bouwpathologie onvoldoende heeft onderbouwd. Naast het ontbreken van een specificatie van en toelichting op deze kosten zijn in de begroting ook kosten meegenomen voor het demonteren en afvoeren van de huidige dakkapellen. Deze kosten komen niet voor rekening van [gezamenlijke eisers] nu [gedaagde] heeft aangeboden om de dakkapellen zelf te demonteren en af te voeren. Dit wordt ook door [gezamenlijke eisers] gevorderd. [gezamenlijke eisers] zal dan ook overeenkomstig haar aanbod ter zitting in de gelegenheid worden gesteld om de aard en omvang van de benodigde werkzaamheden voor herstel van het dak in de oorspronkelijke staat en de daarmee gemoeide kosten nader te onderbouwen.
4.14.
Anders dan [gedaagde] heeft aangevoerd is er geen deugdelijke grond om de peildatum voor de omvang van de kosten van herstel van het dak in de oude toestand te bepalen op 16 augustus 2021. De schade is immers niet ontstaan op de dag waarop de dakkapellen werden geplaatst. [gedaagde] miskent hierbij dat [gezamenlijke eisers] na de partiële vernietiging van de overeenkomst zoveel mogelijk in de toestand moet worden gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien hij ervan zou hebben afgezien om de overeenkomst met [gedaagde] (voor levering en montage van de dakkapellen) te sluiten. De schade bestaat dan ook uit de werkelijke kosten van herstel.
4.15.
De rechtbank is van oordeel dat in de gegeven omstandigheden – anders dan [gedaagde] heeft betoogd – geen deugdelijke grond aanwezig is om bij het begroten van de kosten van herstel rekening te houden met een aftrek van nieuw voor oud. Door het dichtmaken van het dak wordt [gezamenlijke eisers] niet in een wezenlijk betere situatie gebracht dan de situatie waarin hij zou hebben verkeerd indien het dak niet open was gemaakt om daarin dakkapellen te plaatsen. Zoals [gezamenlijke eisers] met recht heeft aangevoerd is het bovendien de vraag of het dak na herstel even sterk zal zijn in vergelijking tot de situatie waarin het oude dak niet op twee plaatsen zou zijn opengemaakt.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.16.
Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke kosten meent [gedaagde] dat die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen omdat die kosten vallen onder de kosten waarvoor de door [gezamenlijke eisers] afgesloten rechtsbijstandverzekering dekking verleent. Daarnaast heeft [gezamenlijke eisers] volgens [gedaagde] niet duidelijk gemaakt dat hij meer werkzaamheden heeft verricht dan de werkzaamheden waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten en dat de vordering om die reden afgewezen zou moeten worden.
4.17.
De rechtbank volgt [gedaagde] hierin niet. Voor het verschuldigd zijn van buitengerechtelijke incassokosten is alleen vereist dat daadwerkelijk incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Daartoe is het versturen van één brief in beginsel voldoende (vgl. Hoge Raad 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.7.2). In dit geval heeft [gezamenlijke eisers] als productie 10 een brief van zijn rechtsbijstandsverzekeraar van 3 december 2021 in het geding gebracht, waarin [gedaagde] aansprakelijk wordt gesteld en wordt gesommeerd om het dak in de oorspronkelijke staat te herstellen. Vervolgens heeft de rechtsbijstandsverzekeraar namens [gezamenlijke eisers] de overeenkomst met [gedaagde] ontbonden per e-mail van 31 mei 2022. Hierna heeft de advocaat van [gezamenlijke eisers] de zaak overgenomen van de rechtsbijstandsverzekeraar. De advocaat heeft bij brief van 24 augustus 2022 jegens [gedaagde] aanspraak gemaakt op betaling van een bedrag van € 36.245,00. Hiermee zijn (voldoende) buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. De omstandigheid dat [gezamenlijke eisers] wordt bijgestaan door een gemachtigde van ARAG rechtsbijstand maakt ook niet dat hij geen aanspraak kan maken op buitengerechtelijke incassokosten, aangezien enkel relevant is of er incassowerkzaamheden zijn verricht. Bovendien vermeldt de polis van rechtsbijstandsverzekeraars doorgaans dat een verzekerde verplicht is de eventueel ontvangen buitengerechtelijke incassokosten af te dragen aan de verzekeraar.
4.18.
Het door [gezamenlijke eisers] ter zake van buitengerechtelijke incassokosten gevorderde bedrag van € 1.110,00 komt de rechtbank redelijk voor, zonder dat van [gezamenlijke eisers] wordt verlangd de tijd en de kosten die aan de buitengerechtelijke werkzaamheden zijn besteed nader te specificeren. Deze kosten komen als zijnde redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking (artikel 6:96 lid 2 sub c BW).
4.19.
[gedaagde] heeft voor het overige niet betwist dat [gezamenlijke eisers] jegens [gedaagde] aanspraak kan maken op redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (artikel 6:96 lid 2 sub b BW). [gezamenlijke eisers] heeft evenwel geen factuur overgelegd van de kosten van de door haar ingeschakelde deskundige, Bureau voor Bouwpathologie. [gezamenlijke eisers] zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte bedoelde factuur in het geding te brengen, zodat [gedaagde] het door [gezamenlijke eisers] gevorderde bedrag van € 1.815,00 kan verifiëren.
Vervolg
4.20.
De conclusie is dat partijen zijn gehouden de gevolgen van de overeenkomst ongedaan te maken op de wijze zoals hiervoor vermeld. Dat betekent onder meer dat [gedaagde] de dakkapellen bij [gezamenlijke eisers] moet ophalen, ook al heeft [gezamenlijke eisers] ter zitting verklaard dat hij niet wenst dat [gedaagde] nog langskomt. Hij heeft zijn vordering ter zake immers niet ingetrokken. Daarnaast dient [gezamenlijke eisers] de hoogte van zijn schade nader te onderbouwen op de hierna vermelde wijze. De rechtbank kan zich voorstellen dat het voorgaande partijen aanleiding geeft nader te overleggen over een voor hen werkbare afronding van hun samenwerking. Indien een dergelijk overleg alsnog leidt tot overeenstemming tussen partijen, ontvangt de rechtbank daarvan graag spoedig bericht.
4.21.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
stelt [gezamenlijke eisers] in de gelegenheid om bij akte ter rolle van 13 september 2023:
a. de aard en omvang te onderbouwen van de benodigde werkzaamheden voor herstel van het dak in de oorspronkelijke staat en de daarmee gemoeide kosten,
b. de factuur van Bureau voor Bouwpathologie ad € 1.815,00 te overleggen,
5.2.
stelt [gedaagde] in de gelegenheid om bij akte ter rolle van vier weken na de onder 5.1 vermelde datum te reageren op
uitsluitendde inhoud van de hiervoor bedoelde akte van [gezamenlijke eisers] ,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Olthof en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2023.