1.De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Epe, in de gemeente Epe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelwagen), daarmede rijdende over de weg, de Zuidweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij reed op een (smalle) weg, welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl tegenliggers op dezelfde rijbaan naderden en/of passeerden en/of
- terwijl op dezelfde weg twee fietsers (wielrenners) al enige tijd voor hem uit reden en/of hij deze fietsers reeds had waargenomen,
-niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte(n) van die weg en/of de (door hem reeds waargenomen) voornoemde fietsers en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- terwijl hij voornoemde voor hem uit rijdende fietsers naderde, niet tijdig heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en/of (met hoge snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fietsen en/of fietsers, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen (voornoemde fietsers genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Epe, in de gemeente Epe, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, bestelwagen), daarmee rijdende op de weg, de Zuidweg,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij reed op een (smalle) weg, welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl tegenliggers op dezelfde rijbaan naderden en/of passeerden en/of
- terwijl op dezelfde weg twee fietsers (wielrenners) al enige tijd voor hem uit reden en/of hij deze fietsers reeds had waargenomen,
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- terwijl hij voornoemde voor hem uit rijdende fietsers naderde, niet tijdig heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en/of (met hoge snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fietsen en/of fietsers, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 14 mei 2022 over de Zuidweg te Epe. Hij kwam uit de richting van ’t Harde en reed in de richting van Heerde. Twee wielrenners, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , reden op dezelfde weg in dezelfde rijrichting als verdachte. Uit tegenovergestelde richting kwam een tractor aan rijden. Verdachte passeerde de tractor met zijn bedrijfsvoertuig, een bestelbus type Opel Vivaro. Vervolgens reed hij achterop de wielrenners. Bij het ongeval liepen de wielrenners letsel op.
Het rijbewijs van verdachte is afgegeven op 11 december 2017, waardoor hij is aan te merken als beginnend bestuurder.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft betoogd dat de track & trace van het bedrijfsvoertuig laat zien dat hij niet harder dan de maximumsnelheid (60 km/u) heeft gereden op de Zuidweg. Verdachte heeft verklaard dat hij de fietsers niet had gezien, anders had hij de fietsers niet aangereden. Verdachte heeft daarnaast betoogd dat fietsers niet op de Zuidweg mogen rijden, maar gebruik hadden moeten maken van het naastgelegen fietspad.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de WVW. Daarvan is pas sprake bij minimaal een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Of sprake is van een dergelijke (mate van) schuld hangt volgens vaste jurisprudentie af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid van de verdachte. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op de Zuidweg te Epe reed. Hij was niet aan het werk. Verdachte rijdt elke dag over deze weg. Verdachte weet dat er, zeker op zonnige dagen, wielrenners kunnen rijden over de Zuidweg. Verdachte werd die dag verblind door de zon en heeft de zonneklep naar beneden gedaan. Verdachte moest uitwijken voor de tractor die hem tegemoet reed. Hij gaf gas toen hij de tractor gepasseerd was.Het betrof een smalle weg en verdachte reed op de ribbelstrook die zich aan de zijkant van de weg bevindt. Het ongeval vond plaats nabij een heuvel. Verdachte had op een eerder moment de fietsers wel gezien, maar door de heuvel waren de fietsers een tijdje uit het zicht geweest. Nadat de tractor hem gepasseerd was, reed verdachte al tegen de achterste fietser aan. Hij was gefocust op de tractor. Verdachte weet dat hij ongeveer 60 km/u reed of minder. Dit kan hij zien op de track & trace van de bus.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij over de Zuidweg achter een trekker reed. Hij zag dat de trekker opzij ging. Op dat moment passeerde er een busje dat opviel door zijn snelheid. [getuige 1] vond het vreemd dat het busje snelheid hield bij het passeren, omdat er fietsers voor het busje reden.Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op de Zuidweg achter een tractor met oplegger reed en dat er uit tegenovergestelde richting twee wielrenners aan kwamen rijden. Achter de wielrenners reed een witte bestelbus. De bestelbus moest uitwijken voor het landbouwvoertuig en stuurde daarna weer terug. Vervolgens reed de bestelbus met een flinke vaart de beide wielrenners aan. De wielrenners vlogen met fiets en al door de lucht. [getuige 2] vond dat de bus op het moment van het ongeluk stevig doorreed.
Bij het ongeval zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gewond geraakt. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 2] fracturen had in zijn sleutelbeen en zijn schouderblad en een aantal ribben gebroken had. Het herstel werd geschat op 6 maanden.[slachtoffer 1] heeft blijkens de geneeskundige verklaring bij het ongeval vier ruggenwervels en een aantal ribben aan de linker- en rechterkant gebroken. Daarnaast is één van zijn tussenwervelschijven ingezakt. Het herstel werd geschat op 6 maanden.
Verdachte is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende oplettend geweest en heeft zijn snelheid onvoldoende aangepast op de verkeerssituatie. Verdachte passeerde de tegemoetkomende tractor en gaf toen al gas, terwijl hij kennelijk de verkeerssituatie onvoldoende kon overzien. Dat verdachte hierbij de maximumsnelheid niet overschreed, doet voor de rechtbank niets af aan de vaststelling dat hij zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie ter plaatse en kennelijk te hard reed om de wielrenners te zien en nog tijdig te kunnen afremmen. Verdachte had blijkens zijn verklaring bij de politie op een eerder moment gezien dat de wielrenners zich voor hem op de weg bevonden en had dus extra alert moeten zijn op hun aanwezigheid. De rechtbank vindt de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar, omdat hij daar concreet en gedetailleerd heeft verklaard dat hij de fietsers had gezien en ze door de heuvel uit zijn vizier waren.
Verdachte heeft op de zitting aangevoerd dat hij werd verblind door het zonlicht. Hij had daarom al eerder op de route de zonneklep naar beneden gedaan. Daarnaast heeft verdachte aangegeven dat hij een dag later constateerde dat hij corona had, wat wellicht invloed had op zijn concentratie. Daarbij moest hij uitwijken voor de tractor en zijn door de heuvels waarover de weg loopt, de fietsers uit beeld geweest en heeft hij hen een tijd niet kunnen zien. De voornoemde omstandigheden vormen de redenen waarom hij de fietsers niet heeft gezien toen hij hen aanreed. Verdachte heeft daarnaast aangevoerd dat fietsers niet op de Zuidweg mogen fietsen, nu er zich naast de weg een fietspad bevindt.
Op de foto’s die verdachte heeft meegebracht naar de zitting en die aan het procesdossier zijn toegevoegd, is te zien dat er zich een fietspad bevindt naast de Zuidweg. Dit fietspad wordt aangeduid met het bord G13 (onverplicht fietspad). Hierdoor zijn fietsers niet verplicht gebruik te maken van dit fietspad en mochten de wielrenners dus ook op de Zuidweg rijden. Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat er vaker wielrenners op de Zuidweg fietsen, vooral op zonnige dagen. Gelet op voorgaande omstandigheden had verdachte naar oordeel van de rechtbank bij het passeren van de tractor juist extra oplettend moeten zijn en zijn snelheid nog meer moeten verminderen. Deze oplettendheid heeft verdachte echter niet betracht, waardoor het ongeval heeft kunnen plaatsvinden. Door het ongeval hebben de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte te kwalificeren als aanmerkelijk onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.