ECLI:NL:RBGEL:2023:47

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
05.183076.22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersdelict met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van aanrijding met fietsers

Op 3 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 mei 2022 in Epe een aanrijding heeft veroorzaakt met twee wielrenners. De verdachte, die als beginnend bestuurder een bedrijfsauto bestuurde, reed op de Zuidweg en kwam in botsing met de wielrenners terwijl hij een tractor passeerde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende oplettend was en zijn snelheid niet had aangepast aan de verkeerssituatie, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers. De rechtbank achtte het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig maakte aan aanmerkelijk onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had een taakstraf van 90 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 90 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 12 maanden en een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als kostwinner en het feit dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.183076.22
Datum uitspraak : 3 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 december 2022.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Epe, in de gemeente Epe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelwagen), daarmede rijdende over de weg, de Zuidweg, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij reed op een (smalle) weg, welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl tegenliggers op dezelfde rijbaan naderden en/of passeerden en/of
- terwijl op dezelfde weg twee fietsers (wielrenners) al enige tijd voor hem uit reden en/of hij deze fietsers reeds had waargenomen,
-niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte(n) van die weg en/of de (door hem reeds waargenomen) voornoemde fietsers en/of de verkeerssituatie ter plaatse en/of
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- terwijl hij voornoemde voor hem uit rijdende fietsers naderde, niet tijdig heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en/of (met hoge snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fietsen en/of fietsers, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen (voornoemde fietsers genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 mei 2022 te Epe, in de gemeente Epe, als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto, bestelwagen), daarmee rijdende op de weg, de Zuidweg,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en/of
- terwijl hij reed op een (smalle) weg, welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en/of
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en/of
- terwijl tegenliggers op dezelfde rijbaan naderden en/of passeerden en/of
- terwijl op dezelfde weg twee fietsers (wielrenners) al enige tijd voor hem uit reden en/of hij deze fietsers reeds had waargenomen,
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- terwijl hij voornoemde voor hem uit rijdende fietsers naderde, niet tijdig heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en/of (met hoge snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fietsen en/of fietsers, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte reed op 14 mei 2022 over de Zuidweg te Epe. Hij kwam uit de richting van ’t Harde en reed in de richting van Heerde. Twee wielrenners, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , reden op dezelfde weg in dezelfde rijrichting als verdachte. Uit tegenovergestelde richting kwam een tractor aan rijden. Verdachte passeerde de tractor met zijn bedrijfsvoertuig, een bestelbus type Opel Vivaro. Vervolgens reed hij achterop de wielrenners. Bij het ongeval liepen de wielrenners letsel op. [2]
Het rijbewijs van verdachte is afgegeven op 11 december 2017, waardoor hij is aan te merken als beginnend bestuurder. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft betoogd dat de track & trace van het bedrijfsvoertuig laat zien dat hij niet harder dan de maximumsnelheid (60 km/u) heeft gereden op de Zuidweg. Verdachte heeft verklaard dat hij de fietsers niet had gezien, anders had hij de fietsers niet aangereden. Verdachte heeft daarnaast betoogd dat fietsers niet op de Zuidweg mogen rijden, maar gebruik hadden moeten maken van het naastgelegen fietspad.
Beoordeling door de rechtbank
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of het rijgedrag van verdachte zodanig is geweest dat sprake is van schuld aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de WVW. Daarvan is pas sprake bij minimaal een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Of sprake is van een dergelijke (mate van) schuld hangt volgens vaste jurisprudentie af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid van de verdachte. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding, is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op de Zuidweg te Epe reed. Hij was niet aan het werk. Verdachte rijdt elke dag over deze weg. Verdachte weet dat er, zeker op zonnige dagen, wielrenners kunnen rijden over de Zuidweg. Verdachte werd die dag verblind door de zon en heeft de zonneklep naar beneden gedaan. Verdachte moest uitwijken voor de tractor die hem tegemoet reed. Hij gaf gas toen hij de tractor gepasseerd was. [4] Het betrof een smalle weg en verdachte reed op de ribbelstrook die zich aan de zijkant van de weg bevindt. Het ongeval vond plaats nabij een heuvel. Verdachte had op een eerder moment de fietsers wel gezien, maar door de heuvel waren de fietsers een tijdje uit het zicht geweest. Nadat de tractor hem gepasseerd was, reed verdachte al tegen de achterste fietser aan. Hij was gefocust op de tractor. Verdachte weet dat hij ongeveer 60 km/u reed of minder. Dit kan hij zien op de track & trace van de bus. [5]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij over de Zuidweg achter een trekker reed. Hij zag dat de trekker opzij ging. Op dat moment passeerde er een busje dat opviel door zijn snelheid. [getuige 1] vond het vreemd dat het busje snelheid hield bij het passeren, omdat er fietsers voor het busje reden. [6] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op de Zuidweg achter een tractor met oplegger reed en dat er uit tegenovergestelde richting twee wielrenners aan kwamen rijden. Achter de wielrenners reed een witte bestelbus. De bestelbus moest uitwijken voor het landbouwvoertuig en stuurde daarna weer terug. Vervolgens reed de bestelbus met een flinke vaart de beide wielrenners aan. De wielrenners vlogen met fiets en al door de lucht. [getuige 2] vond dat de bus op het moment van het ongeluk stevig doorreed. [7]
Bij het ongeval zijn [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gewond geraakt. Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat [slachtoffer 2] fracturen had in zijn sleutelbeen en zijn schouderblad en een aantal ribben gebroken had. Het herstel werd geschat op 6 maanden. [8] [slachtoffer 1] heeft blijkens de geneeskundige verklaring bij het ongeval vier ruggenwervels en een aantal ribben aan de linker- en rechterkant gebroken. Daarnaast is één van zijn tussenwervelschijven ingezakt. Het herstel werd geschat op 6 maanden. [9]
Verdachte is naar oordeel van de rechtbank onvoldoende oplettend geweest en heeft zijn snelheid onvoldoende aangepast op de verkeerssituatie. Verdachte passeerde de tegemoetkomende tractor en gaf toen al gas, terwijl hij kennelijk de verkeerssituatie onvoldoende kon overzien. Dat verdachte hierbij de maximumsnelheid niet overschreed, doet voor de rechtbank niets af aan de vaststelling dat hij zijn snelheid niet heeft aangepast aan de situatie ter plaatse en kennelijk te hard reed om de wielrenners te zien en nog tijdig te kunnen afremmen. Verdachte had blijkens zijn verklaring bij de politie op een eerder moment gezien dat de wielrenners zich voor hem op de weg bevonden en had dus extra alert moeten zijn op hun aanwezigheid. De rechtbank vindt de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar, omdat hij daar concreet en gedetailleerd heeft verklaard dat hij de fietsers had gezien en ze door de heuvel uit zijn vizier waren.
Verdachte heeft op de zitting aangevoerd dat hij werd verblind door het zonlicht. Hij had daarom al eerder op de route de zonneklep naar beneden gedaan. Daarnaast heeft verdachte aangegeven dat hij een dag later constateerde dat hij corona had, wat wellicht invloed had op zijn concentratie. Daarbij moest hij uitwijken voor de tractor en zijn door de heuvels waarover de weg loopt, de fietsers uit beeld geweest en heeft hij hen een tijd niet kunnen zien. De voornoemde omstandigheden vormen de redenen waarom hij de fietsers niet heeft gezien toen hij hen aanreed. Verdachte heeft daarnaast aangevoerd dat fietsers niet op de Zuidweg mogen fietsen, nu er zich naast de weg een fietspad bevindt.
Op de foto’s die verdachte heeft meegebracht naar de zitting en die aan het procesdossier zijn toegevoegd, is te zien dat er zich een fietspad bevindt naast de Zuidweg. Dit fietspad wordt aangeduid met het bord G13 (onverplicht fietspad). Hierdoor zijn fietsers niet verplicht gebruik te maken van dit fietspad en mochten de wielrenners dus ook op de Zuidweg rijden. Verdachte heeft verklaard dat hij weet dat er vaker wielrenners op de Zuidweg fietsen, vooral op zonnige dagen. Gelet op voorgaande omstandigheden had verdachte naar oordeel van de rechtbank bij het passeren van de tractor juist extra oplettend moeten zijn en zijn snelheid nog meer moeten verminderen. Deze oplettendheid heeft verdachte echter niet betracht, waardoor het ongeval heeft kunnen plaatsvinden. Door het ongeval hebben de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het handelen van verdachte te kwalificeren als aanmerkelijk onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW 1994.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks14 mei 2022 te Epe, in de gemeente Epe, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto, bestelwagen), daarmede rijdende over de weg, de Zuidweg,
zeer, althansaanmerkelijk
, onvoorzichtig,onoplettend
en/of onachtzaamheeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte,
- terwijl hij het motorrijtuig beroepsmatig bestuurde en/of
- terwijl hij beginnend bestuurder was en
/of
- terwijl hij reed op een (smalle) weg, welke weg bestond uit een rijbaan bestemd voor verkeer uit beide richtingen en
/of
- terwijl hij ter plaatse (zeer) bekend is en
/of
- terwijl tegenliggers op dezelfde rijbaan naderden en
/ofpasseerden en
/of
- terwijl op dezelfde weg twee fietsers (wielrenners) al enige tijd voor hem uit reden en
/ofhij deze fietsers reeds had waargenomen,
- niet of in onvoldoende mate heeft gelet en
/ofis blijven letten op het direct voor hem gelegen weggedeelte(n) van die weg en
/ofde (door hem reeds waargenomen) voornoemde fietsers en
/ofde verkeerssituatie ter plaatse en
/of
- zijn snelheid niet of onvoldoende heeft aangepast aan de (verkeers)situatie ter plaatse en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
/of
- terwijl hij voornoemde voor hem uit rijdende fietsers naderde, niet tijdig heeft geremd dan wel anderzijds (sterk) de door hem gereden snelheid heeft verminderd en
/of(met hoge snelheid) is gebotst tegen, althans in aanrijding gekomen met, voornoemde fietsen en
/offietsers, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor aan anderen (voornoemde fietsers genaamd [slachtoffer 1] en
/of[slachtoffer 2] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezighedenis ontstaan.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht’

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 90 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 45 dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft gevraagd dat de rechtbank rekening houdt met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de omstandigheid dat verdachte kostwinner is en zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een aanrijding. Verdachte heeft, door aanmerkelijk onoplettend te zijn en zijn snelheid onvoldoende aan te passen aan de verkeerssituatie, twee fietsers aangereden. Door de aanrijding hebben de twee fietsers zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
Bij haar beslissing over de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die oriëntatiepunten gaan in beginsel uit van de oplegging van een taakstraf van 120 uur in combinatie met een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank houdt er in strafverminderende zin rekening mee dat verdachte zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en na het ongeval contact heeft gezocht met de slachtoffers. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. De rechtbank houdt er wel rekening mee dat verdachte, hoewel hij beginnend bestuurder is, eerder een strafbeschikking heeft ontvangen voor een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank zal daarom een langere voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen dan geëist.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een taakstraf van 90 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 45 dagen hechtenis. Ook zal de rechtbank aan verdachte opleggen een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van twee jaar.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
taakstraf van 90 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
 bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. M.F. Gielissen en mr. R.P.W. van de Meerakker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 januari 2023.
Mr. R.P.W. van de Meerakker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verballisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022211029-1, gesloten op 14 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2-5.
3.Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 3.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 december 2022.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 35-36.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 18.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 20.
8.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 2] , p. 25.
9.Geneeskundige verklaring [slachtoffer 1] , p. 31.