ECLI:NL:RBGEL:2023:4607

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5755 e.a.
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor kiss & ride zone bij school en handhaafbaarheid van het besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor het aanleggen van een kiss & ride zone bij een school in de gemeente Heumen. De rechtbank oordeelt dat de verleende omgevingsvergunning, ondanks de bezwaren van eisers, voldoende handhaafbaar is. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders, dat op 6 oktober 2020 de vergunning verleende. Tijdens de zitting op 1 september 2022 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om het college de gelegenheid te geven om de handhaafbaarheid van het gebruik van de zone nader uit te werken. Het college heeft daarop een wijzigingsbesluit genomen, waarin aanvullende maatregelen zijn opgenomen, zoals het plaatsen van slagbomen bij de in- en uitgang van de kiss & ride zone. De rechtbank concludeert dat deze maatregelen voldoende zijn om het gebruik van de zone te reguleren en dat de overige beroepsgronden van eisers niet slagen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad, hoewel niet ter inzage gelegd, wel degelijk is verleend. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard en het college veroordeeld in de proceskosten. Tevens is een schadevergoeding toegekend aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/5755, 20/5764 en 20/6076

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] ,

(gemachtigde: mr. G.T. van de Weerdt),
en

[eiser] en [eiser] , uit [woonplaats] ,

(gemachtigde: S. Oord),
en

[eiseres] , uit [woonplaats]

(gemachtigde: mr. drs. C.R. Jansen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heumen,

(gemachtigde: A.C. Kneppers).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[derde-partij], uit [woonplaats] ,

de gemeente Heumen, en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het aanleggen van een kiss & ride zone bij de [locatie] in [woonplaats] .
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 september 2022. Eiser [eiser] is met zijn gemachtigde verschenen. Namens [eiseres] is gemachtigde verschenen. Namens het college is gemachtigde verschenen.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst en het college in de gelegenheid gesteld om de handhaafbaarheid van het toegestane gebruik van de zone nader uit te werken.
Het college heeft in de e-mail van 14 september 2022 aangegeven:
“Een en ander is door de gemeente nader bekeken en de intentie nu een meer afdoende en handhaafbare regeling te treffen om het niet beoogde gebruik tegen te gaan. Deze regeling houdt in dat bij de in- en uitgang slagbomen worden geplaatst, en dat de zone toegankelijk is tussen 7:30 en 9:00 uur en tussen 14:45 en 16:00 uur voor het brengen en halen van kinderen. De leerkrachten die een ontheffing hebben om in de zone te parkeren, zullen de
beschikking krijgen over een voorziening om de toegangsslagboom buiten genoemde tijden te openen en in te rijden.”
Eisers hebben gereageerd op de e-mail van het college van 14 september 2022. Eisers hebben aangegeven dat zij de intentie van het college als positief ervaren maar dat een waarborg voor plaatsing en gebruik nog ontbreekt. Eisers willen graag dat het college een besluit neemt waarin de maatregelen worden vastgelegd.
In de brief van 15 november 2022 heeft het college gereageerd op de reacties van eisers en aangegeven dat binnenkort een kopie van de opdrachtverlening voor de plaatsing van slagbomen bij de in- en uitgang van de kiss & ride zone aan de [locatie] zal worden toegezonden.
Bij brief van 13 december 2022 heeft de rechtbank het college verzocht om duidelijk te maken hoe met behulp van de te plaatsen slagbomen het voorgeschreven gebruik van de kiss & ride zone zal worden gereguleerd.
Op 10 januari 2023 heeft het college een wijzigingsbesluit genomen. De door eisers ingestelde beroepen richten zich op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ook tegen dit wijzigingsbesluit.
Partijen hebben aangegeven hun beroepen te handhaven en hebben aanvullende gronden ingediend.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze procedure over?
1. Op 19 december 2019 is door [derde-partij] een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een kiss & ride zone, voor de ontsluiting van de [locatie] op de locatie nabij [locatie] te [woonplaats] . De kiss & ride zone bestaat uit parkeerplaatsen om kort te parkeren voor het halen en brengen van kinderen en een aantal dagparkeerplaatsen voor personeel van de school.
1.1.
De locatie valt binnen het bestemmingsplan “Kern [woonplaats] ” en heeft de enkelbestemming “Groen”. Een groot deel van de locatie heeft de bouwaanduiding “specifieke bouwaanduiding -1”, waarbinnen een ondergrondse parkeergarage is toegestaan. Het zuidwestelijk deel van de locatie heeft de dubbelbestemming “Waarde - Archeologische verwachting 1”. Het noordoostelijk deel van de locatie heeft de dubbelbestemming “Waarde - Archeologische verwachting 2”.
De aanvraag past niet binnen het bestemmingsplan. Om het plan toch mogelijk te kunnen maken heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het afwijken van dat bestemmingsplan. [1] Aan dit besluit ligt de ruimtelijke onderbouwing van Buro SRO van april 2020 ten grondslag.
Het college heeft bij de voorbereiding van het besluit de uniforme openbare voorbereidingsprocedure toegepast. [2]
1.2.
Bij besluit van 10 januari 2023 heeft het college een wijzigingsbesluit genomen. In het besluit is besloten tot het plaatsen van slagbomen bij de in- en uitgang van de kiss & ride zone aan de [locatie] te [woonplaats] in plaats van de eerder aanwezige paaltjes. De slagbomen worden automatisch geopend tijdens een aantal tijdvensters die in overleg met de gebruikers van het schoolgebouw, [naam] en [naam] , zijn vastgesteld. Het systeem voorziet ook in de mogelijkheid voor het personeel van de school om op elk moment in en uit te rijden. De slagboom bij de uitgang gaat altijd open bij het verlaten van de zone.

Beoordeling rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de verleende omgevingsvergunning en het daarbij horende wijzigingsbesluit aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over een aanvraag als hier aan de orde beleidsruimte heeft. De rechtbank toetst dan of het college bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen. Dit is een terughoudende toets.
Verklaring van geen bedenkingen
4. Eisers [eiser] en [eiser] voeren aan dat noch bij het ontwerpbesluit noch bij het definitieve besluit de vereiste verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad ter inzage is gelegd. Dit is volgens eiser een gebrek op grond waarvan het besluit niet in stand kan blijven.
4.1.
Het college heeft verklaard dat, voor zover kan worden nagegaan, de bij besluit van 19 december 2019 door de gemeenteraad verleende verklaring van geen bedenkingen niet bij het ontwerpbesluit en ook niet bij het definitieve besluit ter visie is gelegd. Dit betekent dat sprake is van een gebrek. De rechtbank stelt echter vast dat in het raadsbesluit van
19 december 2019 met het onderwerp “Beschikbaarstelling van een krediet voor de inrichting van het [locatie] ” staat dat een verklaring van geen bedenkingen is afgegeven. Dus hoewel de verklaring van geen bedenkingen niet ter inzage heeft gelegen is hij wel verleend. De rechtbank ziet hierin aanleiding het gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Past de aanvraag binnen de bestemming “Verkeer”?
5. Eiser [eiser] voert aan dat niet duidelijk is of het door de verleende afwijking beoogde gebruik als kiss & ride zone, voor zover deze zone is gelegen op gronden van de bestemming “Verkeer”, ook past binnen deze bestemming.
5.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat een gedeelte van de kiss & ride zone op grond ligt waarop volgens het bestemmingsplan “Kern Malden” de bestemming “Verkeer” rust. In artikel 15.1, aanhef en onder a van de planregels staat dat de voor “Verkeer” aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden. De rechtbank oordeelt dat een kiss & ride zone binnen die bestemming past. In de uitspraak van de voorzieningenrechter [3] van 30 november 2020 staat dat het college tijdens de zitting heeft uitgelegd dat er nu twee bloembakken op de gronden met bestemming “Verkeer” staan. Een ervan wordt weggehaald en één wordt verschoven, waardoor de rijbaan breder wordt. Daarmee is niet gebleken dat er vergunningplichtige werkzaamheden plaatsvinden op de gronden met de bestemming “Verkeer”. De omgevingsvergunning ziet daarom niet op deze gronden. De beroepsgrond slaagt niet.
Is er een omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen vereist?
6. Eiser [eiser] voert aan dat het college ook een omgevingsvergunning had moeten verlenen op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor de activiteit aanleggen voor het aanbrengen van de oppervlakteverhardingen.
6.1.
In artikel 8:69a van de Awb is het volgende bepaald: “De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept.”
Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) heeft de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis willen stellen dat er een verband moet bestaan tussen een beroepsgrond en het belang waarin de eiser door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van de eiser.
6.2.
Het perceel waarop de aanvraag ziet heeft de dubbelbestemmingen “Waarde - Archeologische verwachting 1” en “Waarde - Archeologische verwachting 2”. In artikel 21.3.1, aanhef en onder d en artikel 22.3.1, aanhef en onder d van de planregels staat dat het binnen deze dubbelbestemming verboden is zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verhardingen 200 m² (dan wel 500 m²) of meer bedraagt.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de artikelen 21.3.1 en 22.3.1. van het bestemmingsplan zien op de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden in de gronden. Naar het oordeel van de rechtbank kan de beroepsgrond van eiser [eiser] niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden, omdat het relativiteitsvereiste in artikel 8:69a van de Awb daaraan in de weg staat. Het belang van eiser [eiser] in de voorliggende procedure is gelegen in het voorkomen van parkeeroverlast in zijn omgeving. De norm in het bestemmingsplan ter bescherming van archeologische waarden strekt daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van eiser. Dit betekent dat artikel 8:69a van de Awb in de weg staat aan vernietiging van de omgevingsvergunning wegens de door eiser voorgedragen beroepsgronden. De beroepsgrond slaagt niet.
6.4.
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de parkeerplaatsen zijn gerealiseerd bovenop een al bestaande parkeergarage hetgeen betekent dat geen sprake meer kan zijn van een aantasting van archeologische waarden.
Berekening verkeersbewegingen en het benodigde aantal parkeerplaatsen
7. Eiser [eiser] voert aan dat hij vraagtekens zet bij de juistheid van het aantal leerlingen, de verdeling tussen boven- en onderbouw en het aantal verkeersbewegingen waarvan in de berekening van het aantal benodigde parkeerplaatsen, het akoestisch onderzoek en de Aeriusberekening is uitgegaan.
Eiseres [eiseres] voert aan dat het aantal te realiseren parkeerplaatsen van 48 niet goed is onderbouwd, geredeneerd vanuit de functie van de kiss & ride zone: halen en brengen. In de praktijk is gebleken dat er geen noodzaak bestaat voor de aanleg van 34 parkeerplaatsen. Het personeel van de school parkeert namelijk niet op deze parkeerplaats, maar aan de [locatie]. Het enkele aanleggen van een kiss & ride zone, waarbij kinderen worden afgezet bij school en de ouders (vrijwel) direct doorrijden, had volgens eiseres volstaan. Niet valt in te zien waarom er zoveel parkeerplaatsen moesten worden aangelegd. Eiseres [eiseres] is van mening dat dit onvoldoende is onderbouwd.
7.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de verkeersbewegingen mede zijn bepaald, zoals toegelicht in de ruimtelijke onderbouwing, op basis van het adviesrapport met betrekking tot veilige verkeersroutes. De parkeervraag en gehanteerde percentages in dit rapport zijn berekend op basis van de methoden en kengetallen uit de CROW-publicaties 317 en 182. Er is volgens het college geen reden aan te nemen dat deze gegevens onjuist zijn gehanteerd.
7.2.
De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de voorzieningenrechter [4] van 30 november 2020, rechtsoverweging 7.1 en 7.2. De voorzieningenrechter heeft overwogen:
“7.1. Voor de ruimtelijke onderbouwing van het bouwplan heeft Goudappel Coffeng een advies uitgebracht over verkeer en parkeren ten behoeven van de nieuwe schoollocatie. [5] In paragraaf 5.2 is met behulp van CROW-parkeerkencijfers de parkeerbehoefte weergegeven. De totale parkeerbehoefte komt uit op 46 plekken. Dit totaal is onderverdeeld in 34 parkeerplaatsen voor kortparkeren (halen en brengen van kinderen) en 12 parkeerplaatsen voor langparkeren (medewerkers). Het totaal aan verkeersbewegingen komt volgens de berekeningen uit op 362, waarbij vier piekmomenten zijn aangenomen: brengen in de ochtend, halen en brengen in de lunchpauze en halen in de middag als de school uit gaat.
7.2.
Blijkens bijlage 4 van het Bijlagenrapport bij het advies van Goudappel Coffeng zijn in de berekening de groepen één tot en met drie als onderbouw geduid en de groepen vier tot en met acht als bovenbouw. Het totaal aantal kinderen is gebaseerd op het huidige leerlingenaantal van de twee schoollocaties die samen worden gevoegd tot de nieuwe [locatie] , zo heeft Van Driel namens [derde-partij] ter zitting toegelicht. Ook het aantal kinderen dat met de auto voor de lunch van school zal worden opgehaald is gebaseerd op het huidige aantal. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de gemaakte berekening ten aanzien van het aantal verkeersbewegingen onjuist is. Het college kan bovendien worden gevolgd in het betoog dat Goudappel Coffeng bij de berekening de afstand van de kiss & ride zone tot de school betrokken heeft.”
De rechtbank volgt het oordeel van de voorzieningenrechter. De enkele stellingen van eisers dat vraagtekens bestaan bij het aantal verkeersbewegingen en het aantal benodigde parkeerplaatsen is onvoldoende voor het oordeel dat het college de voornoemde berekening en motivering niet aan de omgevingsvergunning ten grondslag heeft kunnen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Belasting parkeerdek
8. Eiser [eiser] voert aan dat met de benutting van 46 parkeerplaatsen de maximale belasting van het dek van de parkeergarage, die een maximale belasting 30.000 kg heeft, onder de [locatie] en [locatie] , wordt overschreden.
8.1.
In de notitie van zienswijzen heeft het college aangegeven dat in de rapportage van Verhoeven en Leenders van 3 juli 2019 is aangegeven dat er een permanente belasting op het kelderdak van 10 kN/m² (= ca. 1 ton/m²) mag rusten, en dat daarbij een veranderlijke verkeersbelasting van Verkeersklasse 30 (= 30 ton) op het kelderdak mag worden aangebracht. De massabeperking van niet 20 maar 30 ton, met borden aan te geven, is geen maximale totaalbelasting van het parkeerdek, maar geldt per voertuig. Dat dit zo is aangegeven, heeft te maken met de wijze van berekening van de belastbaarheid in de vorm van drukkracht die door de dakconstructie kan worden weerstaan per vierkante meter. Het gewicht van vervoersmiddelen drukt altijd verdeeld over een bepaalde oppervlakte op het kelderdak.
Gegeven deze oppervlakte is doorberekend dat voertuigen tot maximaal 30 ton de belastbaarheid per m2 niet kunnen overschrijden. Dit is dus ongeacht het aantal voertuigen dat de parkeerkelder in totaal belast. De 30 ton geldt voor de belasting op het kelderdek per voertuig en is dus geen totaallast voor het gehele dek.
Binnen de genoemde belasting wordt gerekend met een maximaal gewicht van 2.500 kg per auto, conform de Eurocode-norm die toegepast wordt volgens het Bouwbesluit. De meeste (zo niet alle) elektrische personenauto's blijven onder dit gewicht. De uitgangspunten voorzien daarom nog steeds in voldoende toelaatbare belasting door personenauto's, ook als zijn deze als elektrische auto's uitgevoerd.
8.2.
De rechtbank oordeelt dat het college de beroepsgrond van eiser [eiser] uitvoerig heeft weerlegd en eiser [eiser] deze uitleg niet heeft bestreden. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college deze motivering niet aan de omgevingsvergunning ten grondslag heeft kunnen leggen. De beroepsgrond slaagt niet.
Verkeersveiligheid
9. Eiseres [eiseres] voert aan dat de aanleg van de kiss & ride zone ten koste gaat van de verkeersveiligheid, omdat de verkeersintensiteit op de Schoolstaat toeneemt en vanwege het gebruik van de opritten van de bewoners van de Kroonsingel. De geplaatste bloembakken belemmeren het soepel uitrijden van de kiss & ride zone. Ook wordt de [locatie] juist versmald hierdoor, juist ter hoogte van de in-/uitrit van de kiss & ride zone. De kiss & ride zone leidt dan ook tot een onveilige situatie voor fietsers, voetgangers en automobilisten.
Eisers [eiser] en [eiser] voeren aan dat een verkeerskundige beoordeling van de aanvraag ontbreekt.
9.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat de verkeerstoename niet wordt veroorzaakt door de parkeerzone maar door de gegeven schoollocatie. De keuze om deze verkeerstoename op te vangen aan de [locatie] is onderbouwd in het rapport “Veilige schoolroutes toekomstige basisschool [woonplaats] ” van Goudappel Coffeng van 5 maart 2019 en is bedoeld om de buurt en om de school liggende straten te ontlasten. Zonder de kiss & ride zone zal de gegeven verkeerstoename tot overlast leiden in de omliggende straten alsook op de [locatie] zelf. Zonder deze aangewezen locatie om het halen en brengen te faciliteren zal dit ad hoc plaatsvinden en zal een onwenselijkere en onveiligere situatie ontstaan. Daarnaast zal zich de verwachte concentratie van verkeer slechts enkele malen per dag, overdag en alleen doordeweeks voordoen.
9.2.
Uit de gedingstukken blijkt dat de kiss & ride zone als een eenrichting straat wordt ingericht. De [locatie] is ingericht als een fietsstraat, waar de auto te gast is. Op dit moment staan er twee bloembakken op de [locatie] . Een ervan wordt verwijderd en een ervan wordt verplaatst, waardoor de rijbaan een halve meter wordt verbreed. Door bovendien het verkeer op de [locatie] voorrang te geven boven het verkeer dat van de kiss & ride afkomt, wordt de verkeersveiligheid vergroot.
Uit het wijzigingsbesluit blijkt verder dat de kiss & ride zone zal worden afgesloten met slagbomen en dat het terrein enkel tijdens tijdvensters toegankelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee voldoende onderbouwd dat de aanleg van de kiss & ride zone geen onaanvaardbare nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid in het gebied. De beroepsgrond slaagt niet.
9.3.
Overigens kan het betoog van eisers [eiser] en [eiser] dat een verkeerskundige beoordeling van de aanvraag ontbreekt niet gevolgd worden. Aan de omgevingsvergunning ligt wel degelijk een verkeerskundige analyse en beoordeling ten grondslag. Zie in dit verband ook paragraaf 4.4 van de ruimtelijke onderbouwing. De beroepsgrond slaagt niet.
Watertoets
10. Eiser [eiser] voert aan dat niet duidelijk is of het plan uitvoerbaar is gelet op de uit te voeren watertoets.
10.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat in paragraaf 4.2 van de ruimtelijke onderbouwing voldoende is aangetoond dat het aspect water geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan oplevert.
10.2.
In de uitspraak van de voorzieningenrechter [6] van 30 november 2020 staat dat het college tijdens de zitting heeft toegelicht dat hemelwater op het eigen terrein wordt opgevangen. Vuilwater wordt via het riool afgevoerd. Het college heeft in een periodiek overleg met het Waterschap inzicht gegeven over de hoeveelheid vuilwater dat naar verwachting op het rioolstelsel zal worden geloosd, waardoor er geen watermelding noodzakelijk is. Er zijn daarom geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat het college toch een watermelding had moeten indienen. Eiser heeft dat ook niet nader onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Handhaafbaarheid
11. Eisers hebben aanvankelijk betoogd dat het college weliswaar benadrukt dat het gebruik van de parkeerplaatsen moet worden beperkt tot het halen en brengen van kinderen en gebruik door leerkrachten, maar dat deze beperking niet handhaafbaar was. Er ligt een winkelcentrum tegenover de school en een openlijk toegankelijke parkeerplaats nodigt uit tot parkeren door winkelend publiek. De gestelde oplossing met verwijderbare paaltjes werkt niet omdat leerkrachten tussendoor wel weg moeten kunnen en de conciërge op afstand in de school zit en dus niet elke keer paaltjes aanbrengt en verwijdert. Dit heeft de praktijk ook uitgewezen. Het controleren van de aanwezige auto’s is ook praktisch niet uitvoerbaar omdat niet duidelijk is welke auto van een leerkracht is en welke niet. Onder deze omstandigheden moet de handhaafbaarheid volgens eisers bij de vergunningverlening worden betrokken en kan deze niet worden afgeschoven op de handhavers.
Het college heeft vervolgens wel, in het aanvullende besluit, besloten om slagbomen te plaatsen maar eisers menen dat ook na het wijzigingsbesluit de situatie onvoldoende handhaafbaar is. Eisers wijzen erop dat in het besluit vermeld staat dat de slagbomen voor het inrijden automatisch worden geopend tijdens een aantal tijdvensters. Omdat ook vermeld wordt dat de slagboom voor het uitrijden altijd open gaat bij het verlaten van de zone, betekent dit volgens eisers nauwelijks een beperking van het oneigenlijk gebruik. Tijdens de tijdvensters kan een ieder de kiss & ride zone oprijden om vervolgens zo lang men wil (gratis) te parkeren om dan, ongehinderd, de zone weer te verlaten. Daarnaast is volgens eisers niet geborgd dat het besluit tot het plaatsen van de slagbomen in de toekomst niet zal worden teruggedraaid en de kiss & ride zone alsnog zal worden opengesteld als openbaar parkeerterrein. Eisers wijzen daarbij op het Masterplan van de gemeente waarin de intentie staat het terrein open te stellen als openbare parkeerplaats.
11.1.
De rechtbank stelt vast dat het wijzigingsbesluit tot gevolg heeft dat slagbomen worden geplaatst en er alleen tijdens tijdvensters naar binnen gereden kan worden. Op de borden die ter plaatse staan blijkt dat geen sprake is van een openbare parkeerplaats waar je de hele dag mag parkeren. Deze wijziging van het eerdere besluit voorkomt naar het oordeel van de rechtbank voor een groot deel dat mensen de hele dag zullen parkeren op de kiss & ride zone. Daarbij merkt de rechtbank op dat het de verwachting is dat sociale druk het ongeoorloofd parkeren door winkelend publiek tijdens de openingstijden van de kiss & ride zone zal beperken. Mensen die de borden negeren zullen dan tussen ouders met kinderen moeten parkeren terwijl heel duidelijk is dat zij iets doen dat niet is toegestaan. Dat ligt anders tijdens de andere momenten, wanneer sprake is van een (grotendeels) lege parkeerplaats en mensen eerder onopgemerkt hun auto kunnen parkeren.
De rechtbank oordeelt dat nu voldoende geborgd is dat de kiss & ride zone niet door winkelend publiek zal worden gebruikt. Met de genomen maatregel zal ook de door eisers gestelde geluidsoverlast van winkelwagentjes in de kiss en ride zone beperkt worden. Met deze maatregelen is dus voldoende geborgd dat aan de voorwaarden kan worden voldaan. Als desondanks toch blijkt van overtredingen daarvan is dat een kwestie van handhaving. Voor zover eisers klagen over overlast van hangjongeren is dit ook een kwestie van handhaving.
Voor zover eisers betwijfelen of de parkeerplaats altijd beperkt zal blijven tot kiss & ride, overweegt de rechtbank dat als de wens ontstaat om de parkeerplaats ook voor andere doelen open te stellen, dit beoordeeld zal moeten worden aan de hand van een nieuwe aanvraag. Dat de situatie ter plaatse wellicht zal veranderen maakt niet dat dit nu aan de verlening van deze omgevingsvergunning in de weg kan staan. De beroepsgrond slaagt niet.
Structuurschets, Structuurvisie Heumen 2025 en de Houtskoolschets Hart voor Malden
12.Eiseres [eiseres] en eisers [eiser] en [eiser] voeren aan dat in de ruimtelijke onderbouwing ten onrechte op geen enkele wijze is verwezen naar de structuurschets, de Structuurvisie Heumen 2025 en de Houtskoolschets Hart voor Malden.
12.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat in de ruimtelijke onderbouwing niet specifiek aandacht besteed is aan wat is opgenomen in de gemeentelijke structuurvisie, omdat daar geen strijdigheid mee bestaat. Verharding zoals hier plaatsvindt is geen inbreiding zoals bedoeld in de structuurvisie, waar dit expliciet wordt beschreven in de context van “Woningbouw in de kernen”. Weliswaar is er op de gronden van de kiss & ride zone een toename van verharding, maar deze is deel van een meeromvattend plan waarin ook een opwaardering van groen en water zijn opgenomen. Het in de Structuurvisie Heumen 2025 neergelegde uitgangspunt van inbreiding boven uitbreiding is niet van toepassing op de aanleg van een kiss & ride zone.
12.2.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college ten onrechte de structuurschets, de Structuurvisie Heumen 2025 en de Houtskoolschets Hart voor Malden niet bij de beoordeling van de aanvraag zou hebben betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Toezeggingen uit het verleden
13. Eiseres [eiseres] en eisers [eiser] en [eiser] voeren aan dat de aanleg van een kiss & ride zone in strijd is met de in het verleden, te weten in 2000, gedane toezegging dat het Kroonwijkplantsoen zijn groene karakter zou behouden. Eisers zijn ook van mening dat er ten onrechte geen voorschrift is opgenomen over 'groene inpassing' van het initiatief, althans dat dit onvoldoende is geborgd.
13.1.
Het college stelt zich op het standpunt dat ten eerste het niet ondenkbaar of onredelijk is dat gemeentelijk beleid in 20 jaar tijd vatbaar is voor verandering.
Het college heeft aangegeven zich nog steeds verbonden te voelen aan de gemaakte afspraken om het park te verbeteren. Schending van de genoemde afspraken is niet aan de orde, aangezien de inpassing van de kiss & ride zone plaatsvindt in een totaalconcept waarin de kwaliteit van de groene inrichting per saldo juist verbetert. Het toegezegde groene plantsoen komt er dus ook, de kiss & ride zone doet hier niet aan af. De inrichting van het park als totaalconcept staat in zoverre vast dat de raad krediet beschikbaar heeft gesteld en de uitvoering is aanbesteed.
13.2.
De rechtbank stelt vast dat de toezeggingen waarnaar eiseres verwijst van meer dan twintig jaar geleden zijn. Het is niet ongebruikelijk dat na een dergelijk tijdsverloop tot andere inzichten gekomen kan worden. Daarnaast heeft het college aangegeven nog steeds een groene inrichting voor ogen te hebben. De rechtbank ziet dan ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college gelet op de toezeggingen uit het verleden de omgevingsvergunning niet heeft kunnen verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
Participatiemogelijkheden
14. Eisers [eiser] en [eiser] voeren aan dat zij als direct omwonenden geen mogelijkheid hebben gehad te participeren in de meedenkgroep.
14.1.
Het college heeft in de notitie van zienswijzen aangegeven dat er een participatietraject is uitgevoerd waarbij ook omwonenden betrokken zijn geweest. Eisers hebben, net als de andere omwonenden, de kans gehad zich hiervoor aan te melden.
14.2.
Het betoog van eisers dat zij geen mogelijkheid hebben gehad te participeren in de meedenkgroep slaagt niet.
Conclusie
15.De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is. De rechtbank stelt wel vast dat het besluit van 6 oktober 2020 een motiveringsgebrek bevatte omdat onvoldoende was gewaarborgd dat parkeerplaatsen alleen zouden worden gebruikt door mensen voor wie het bedoeld was.
De rechtbank ziet daarom aanleiding het college in de door eisers gemaakte proceskosten te veroordelen omdat het eerder geconstateerde gebrek pas met het wijzigingsbesluit is hersteld. Die kosten worden in de procedures 20/6076 en 20/5764 op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand begroot op € 2.092,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen tijdens de zitting en 0,5 punt voor de nadere reactie na de schorsing van het onderzoek ter zitting, met een waarde van € 837 per punt)
In de procedure 20/5755 worden de proceskosten begroot op € 1.255,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 0,5 punt voor de nadere reactie na de schorsing van het onderzoek ter zitting)
Is sprake van overschrijding van de redelijke termijn?
16. Eiseres [eiseres] heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
16.1.
De vraag of de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij zijn van betekenis de ingewikkeldheid van de zaak, de wijze waarop de zaak door het bestuursorgaan en de rechter is behandeld, het processuele gedrag van de betrokkene gedurende de procesgang en de aard van de maatregel en het daardoor getroffen belang van de betrokkene, zoals ook uit de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens naar voren komt. [7]
16.2.
De rechtbank stelt voorop dat de maximale redelijke termijn in beginsel twee jaar bedraagt, waarbij het bestuursorgaan een beslistermijn van zes maanden heeft en de rechtbank aansluitend een termijn van anderhalf jaar om uitspraak in eerste aanleg te doen. In deze procedure is er sprake van rechtstreeks beroep en heeft er dus geen bezwaarprocedure plaatsgevonden. Volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) mag de behandeling van een beroep twee jaar duren, ongeacht of er een bezwaarprocedure is gevoerd. De rechtbank zal daarom uitgaan van een redelijke termijn van twee jaar.
In beginsel is een vergoeding van immateriële schade gepast van € 500 per half jaar of gedeelte daarvan, waarmee de redelijke termijn is overschreden.
16.3.
De te beoordelen periode vangt aan met de datum waarop het beroepschrift is ingediend en loopt door tot de datum waarop de rechtbank in eerste aanleg uitspraak heeft gedaan. Het beroepschrift van eiseres [eiseres] dateert van 3 november 2020. Uitgaande van de datum van deze uitspraak heeft de fase van beroep in totaal afgerond 2 jaren en negen maanden geduurd. Dat is een overschrijding van de redelijke termijn met negen maanden. Dit leidt tot een schadevergoeding van € 1.000.
16.4.
Omdat het bedrag onder de € 5.000 blijft, geeft de rechtbank daarbij uitvoering aan de Beleidsregel van de Minister van Veiligheid en Justitie van 8 juli 2014 (Staatscourant 2014, 20210) en ziet de rechtbank geen aanleiding de Staat in het geding te betrekken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eisers [eiser] en [eiser] tot een bedrag van € 2.092,50;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres [eiseres] tot een bedrag van € 2.092,50;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser [eiser] tot een bedrag van
€ 1.255,50;
  • bepaalt dat het college het door eisers [eiser] en [eiser] betaalde griffierecht van € 178 aan hen vergoedt;
  • bepaalt dat het college het door eiseres [eiseres] betaalde griffierecht van € 354 aan haar vergoedt;
  • bepaalt dat het college het door eiser [eiser] betaalde griffierecht van € 178 aan hem vergoedt;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden in de zaak met procedurenummer AWB 20/5764 tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan eiseres [eiseres] tot een bedrag van € 1.000.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H. Dijkman, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 2.1, aanhef, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is combinatie met artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wabo.
2.Zie afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
3.In de procedure met zaaknummer AWB 20/6086.
4.In de procedure met zaaknummer AWB 20/6086.
5.‘Veilige schoolroutes toekomstige basisschool Malden,’ van 5 maart 2019.
6.In de procedure met zaaknummer AWB 20/6086
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van uitspraak van 29 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:188.