ECLI:NL:RBGEL:2023:4551

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
22_4519
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser in het kader van de WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beslissing van het UWV om zijn aanvraag voor een WIA-uitkering af te wijzen. Eiser had zich ziekgemeld op 11 maart 2019 en verzocht om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Het UWV had aanvankelijk de aanvraag afgewezen, maar na bezwaar werd de WIA-uitkering alsnog toegekend, met een vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 47,61%. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en stelde dat zijn beperkingen waren onderschat.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 24 juli 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige rapporten van het UWV beoordeeld, waaronder die van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige. Eiser voerde aan dat hij meer beperkingen had dan het UWV had vastgesteld en dat de functies die hem waren aangeboden niet passend waren. Hij verzocht om een onafhankelijk medisch en arbeidskundig onderzoek.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser op 8 maart 2021 voor 47,61% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond de rapporten van de verzekeringsarts B&B overtuigend en zonder tegenstrijdigheden. Eiser had zijn standpunten niet met voldoende medische informatie onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat het UWV voldoende had aangetoond dat eiser in staat was om de aangeboden functies te vervullen en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/4519

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A.C. van Etten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: T.I. Gerritsen).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiser voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar heeft het UWV dit besluit herroepen en is alsnog een WIA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 47,61%.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 29 juli 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
De rechtbank heeft het beroep op 24 juli 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als werkvoorbereider voor 40,46 uur per week. Op 11 maart 2019 heeft hij zich ziekgemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiser heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser op 8 maart 2021 47,61% arbeidsongeschikt is en heeft eiser daarom per die datum een WIA-uitkering naar dat percentage toegekend.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts B&B van 2 juni 2022 en 27 juli 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 juni 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een arbeidsdeskundige B&B van 10 juni 2022 en 27 juli 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij is het niet eens met de stelling van de verzekeringsarts B&B dat hij in staat is om 40 uur per week te werken. In 2020 is door verzekeringsarts Van Deventer een urenbeperking gesteld van 30 uur per week. De motivering van de verzekeringsarts B&B dat in 2020 sprake was van intensieve behandeling, en dat daarom een urenbeperking is aangenomen, is volgens eiser niet juist. Hij verwijst hierbij naar het onderzoek verricht door psychiater [naam] van 23 juni 2020 en de FML van [naam]. Ook overweegt de verzekeringsarts B&B in de beschouwing dat eiser nog erg kwetsbaar is. Een urenbeperking vanuit preventief oogpunt is dan ook toepasbaar volgens eiser. Daarnaast is in de FML geen beperking opgenomen in verband met de medicatie (temazepam) die eiser gebruikt.
7. De omstandigheid dat het UWV hem inmiddels per 22 juni 2022 een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 heeft toegekend, bevestigt volgens eiser dat zijn beperkingen per 8 maart 2021 zijn onderschat. Ter zitting heeft eiser opgemerkt dat hij denkt dat verzekeringsarts Klompjan zich in de tijdlijn vergist, waardoor zij ten onrechte een urenbeperking niet aangewezen vindt. Eiser mist in de tijdlijn van verzekeringsarts Klompjan namelijk dat hij in september 2020 is gestopt met zijn re-integratie.
8. Eiser vindt verder de aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde functies niet passend. Uit de resultaat functiebeoordeling blijkt geen motivatie van de gesignaleerde overschrijdingen. Daarnaast is de juistheid van het salaris bij de functie Archiefmedewerker uitgebreid met gegevens weerlegd. Eiser stelt dat uit de door de arbeidsdeskundige B&B verstrekte gegevens niet de juistheid van de gehanteerde gegevens blijkt. Niet is concreet gemaakt op welke functie de salarisgegevens in het CBBS zijn gebaseerd.
9. Eiser verzoekt om zowel een onafhankelijk specialistisch onderzoek als een onafhankelijk nader arbeidskundig onderzoek. Tot slot heeft eiser gevraagd om aanhouding van de zaak, omdat hij nog informatie wil inbrengen van GGNet, waar een diagnostisch onderzoek is gestart. Eiser vindt het van belang om het onderzoek af te wachten, omdat juist in het geval van eiser een eventuele diagnose wel van belang is. Als een diagnose wordt gesteld kunnen dingen op hun plaats vallen, omdat er dan veel duidelijk en meer bekend wordt over zijn belastbaarheid.

Wat vindt de rechtbank

10. De rechtbank ziet geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden totdat eiser in de gelegenheid is het diagnostisch onderzoek van GGNet in te dienen. De zittingsdatum is maanden geleden in overleg met (de gemachtigde van) eiser vastgesteld. Eiser hoopte dat hij voor de zitting nog informatie kon indienen, maar dat is niet gelukt. De informatie betreft een diagnostisch onderzoek van ruim na de datum in geding. Volgens eiser komt uit dit onderzoek een eventuele diagnose naar voren, waardoor meer bekend wordt over zijn belastbaarheid en hier meer duidelijkheid over komt. Daarom is het volgens hem ook van belang voor de datum in geding. De rechtbank merkt op dat in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet de diagnose doorslaggevend is, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd.
11. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser 47,61% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 8 maart 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 8 maart 2021 voor 47,61% arbeidsongeschikt is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
13. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op 8 maart 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
14. Eiser voert aan dat op preventieve gronden een urenbeperking moet worden aangenomen en dat de verzekeringsarts B&B onvoldoende heeft gemotiveerd en onjuist heeft onderbouwd waarom hier van is afgezien. Ook acht eiser een beperking van toepassing in verband met zijn medicatiegebruik. Uit de rapporten van de verzekeringsarts B&B volgt dat zij geen aanleiding ziet om een verdergaande urenbeperking aan te nemen. Bij fibromyalgie is het advies van de curatieve sector eigenlijk altijd: bezig blijven in fysiek niet zwaar, niet statisch belastend en niet repeterend werk. Thuis zitten vergroot de focus op de beperkingen en werkt eigenlijk negatief. Zij geeft aan dat vanwege de combinatie van lichamelijke en psychische problemen eiser niet meer dan 40 uur per week belastbaar is, en dat de belastbaarheid op regelmatige basis moet gebeuren, zodat het kwetsbare evenwicht niet verder wordt verstoord. In het nadere rapport van 21 november 2022 merkt de verzekeringsarts B&B op dat zij ten onrechte had aangenomen dat in 2020 een urenbeperking is aangenomen voor maximaal 30 uren per week in verband met de intensieve behandeling bij het CIR. Zij blijft echter wel bij haar conclusie dat geen forsere urenbeperking aangewezen is per 8 maart 2021. Medisch gezien is er sprake van een stabiele “instabiele” situatie. De ADD, de “neurotische afweer” – de persoonlijkheidsstoornis C dan wel de ASS – welk psychiatrisch ziektecomplex ook aan de beperkingen ten grondslag ligt, dit ziektecomplex is duurzaam en al bestaande vanaf de adolescentie. Eiser heeft er gedurende vele jaren fulltime mee kunnen werken en er is geen medisch objectiveerbare verslechtering opgetreden. Uit het rapport van 2 juni 2022 leidt de rechtbank af dat rekening is gehouden met de medicatie die eiser gebruikt. Hier staat namelijk onder andere vermeld dat eiser soms een tabletje temazepam gebruikt. De verzekeringsarts B&B was dus op de hoogte van het gegeven dat eiser soms temazepam gebruikt, maar zij heeft geen reden gezien om hier een beperking voor op te nemen in de FML. Eiser heeft zijn standpunten niet met medische informatie onderbouwd, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
15. Met betrekking tot de stelling van eiser dat de verzekeringsarts B&B een onjuiste tijdlijn heeft aangehouden, omdat niet is meegenomen dat eiser in september 2020 is gestopt met zijn re-integratie merkt de rechtbank het volgende op. Uit het rapport van de verzekeringsarts B&B volgt dat eiser weer gedeeltelijk is begonnen
(de rechtbank begrijpt: met re-integreren)voor 24 uur per week, echter viel hij op 13 juli 2020 weer volledig uit. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts B&B dus kennis heeft genomen van deze informatie en deze heeft betrokken bij de beoordeling.
16. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser op 8 maart 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld in de FML van 2 juni 2022. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijk medisch deskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
17. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 2 juni 2022 vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk als werkvoorbereider, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en één reservefunctie) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 315132) Archiefmedewerker;
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten);
- ( sbc-code 271130) Samensteller kunststof en rubberproducten.
18. Eiser voert aan dat de geduide functies niet passend zijn. Daarnaast zijn de gesignaleerde overschrijdingen niet gemotiveerd. Ook is de juistheid van het salaris bij de functie Archiefmedewerker uitgebreid met gegevens weerlegd. Eiser stelt dat uit de door de arbeidsdeskundige B&B verstrekte gegevens niet de juistheid van de gehanteerde gegevens blijkt. Niet is concreet gemaakt op welke functie de salarisgegevens in het CBBS zijn gebaseerd.
19. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapporten en het resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiser. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Uit de resultaat functiebeoordelingen van de arbeidsdeskundige (10 januari 2022) en de arbeidsdeskundige B&B (3 juni 2022 en 27 juli 2022) volgt dat alle signaleringen zijn gemotiveerd. In de rapporten van 10 juni 2022, 27 juli 2022 en 6 december 2022 heeft de arbeidsdeskundige B&B uitgebreid gemotiveerd hoe het salaris in de functie Archiefmedewerker (sbc-code: 315132) tot stand is gekomen. De omstandigheid dat niet concreet is gemaakt op welke specifieke functie de salarisgegevens zijn gebaseerd, doet volgens de rechtbank niet af aan de toelichting van de arbeidsdeskundige B&B. De rechtbank merkt in dit verband op dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] volgt dat het CBBS in beginsel rechtens aanvaardbaar is te achten als ondersteunend systeem en ondersteunende methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Ook volgens vaste rechtspraak van de CRvB dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de in het CBBS opgenomen gegevens. Daarbij geldt dat een uitzondering op die regel aangewezen kan zijn indien een betrokkene erin slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens van feitelijke aard voldoende gemotiveerd te bestrijden of indien de rechter zelf twijfelt aan de juistheid van deze gegevens. De rechtbank vindt dat eiser de toelichting van de arbeidsdeskundige B&B en de gegevens volgend uit het CBBS onvoldoende gemotiveerd heeft bestreden. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om aan de juistheid van de gegevens van het CBBS en de toelichtingen van de arbeidsdeskundige B&B te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen en hoe het salaris in de functie Archiefmedewerker (sbc-code 315132) tot stand is gekomen.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om een onafhankelijke arbeidsdeskundige te benoemen, zoals eiser heeft verzocht.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 8 maart 2021 met de middelste van de drie geduide functies 52,39% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 47,61% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

22. Het UWV heeft terecht besloten om eiser per 8 maart 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat hij per die datum voor 47,61% arbeidsongeschikt is.
23. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 augustus 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 8 maart 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AS9343.