ECLI:NL:RBGEL:2023:4535

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/05/422023 / HA RK 23-114
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van verzoek tot benoeming van een vereffenaar in erfrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure betreffende erfrecht. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het Rijksvastgoedbedrijf, heeft verzocht om benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van een overleden persoon, die geen testament had en waarvan de nalatenschap beneficiair was aanvaard door één van de erfgenamen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staat zich als belanghebbende beschouwde op basis van artikel 4:226 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de overgebleven goederen na vereffening aan de erfgenamen of aan de Staat kunnen worden afgegeven. Echter, de rechtbank oordeelde dat de Staat niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure, omdat de nalatenschap reeds beneficiair was aanvaard en de erfgenamen verantwoordelijk zijn voor de afwikkeling. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van de Staat niet kan worden ingewilligd en heeft de Staat niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team bewind en erfrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rekestnummer: C/05/422023 / HA RK 23-114
Beschikking van 27 juli 2023
in de zaak van
DE STAAT DER NEDERLANDEN, ministerie van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Rijksvastgoedbedrijf, vertegenwoordigd door
P.H.M. Junier-Versluis
zetelend te Den Haag,
verzoekster,
advocaat mr. S.J. van Baasbank te Den Haag

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ontvangen ter griffie op 11 juli 2023, met bijlagen.

2.2. De feiten

2.1.
Op 20 december 2020 is te Zwolle overleden [naam+gegevens erflater] (hierna: erflater). De laatste woonplaats van erflater was [plaats] .
2.2.
Erflater heeft niet bij testament over zijn nalatenschap beschikt. Het wettelijk versterferfrecht is op de nalatenschap van erflater van toepassing. Ten tijde van zijn overlijden was erflater ongehuwd en niet geregistreerd als partner. Hij heeft geen afstammelingen achtergelaten.
2.3.
Bij akte nalatenschap van 16 december 2021 is namens één van de erfgenamen de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.

3.Het verzoek

3.1.
De Staat verzoekt de rechtbank op grond van artikel 4:204 lid 1 onder a Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
  • tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater te benoemen het Rijksvastgoedbedrijf te Den Haag;
  • de benoeming van de vereffenaar te doen inschrijven in het daartoe bestemde boedelregister als bedoeld in artikel 4:206 lid 6 BW, eerste volzin;
  • te bepalen dat de publicatie van de benoeming van de vereffenaar als bedoeld in artikel 4:206 lid 6 BW, tweede zin, mag plaatsvinden middels een digitale (kosteloze) publicatie in de Staatscourant.
3.2.
Aan haar verzoek heeft de Staat het volgende ten grondslag gelegd. De partij die de nalatenschap onder voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard heeft, is niet bereid de afwikkeling op zich te nemen. Hoewel de nalatenschap waarschijnlijk negatief is, is de Staat van mening dat de nalatenschap kostendekkend kan worden afgewikkeld.
3.3.
De Staat stelt zich op het standpunt dat zij belanghebbende is op grond van artikel 4:226 lid 1 BW. Dit artikel bepaalt dat wanneer de vereffening is voltooid en met een overschot is geëindigd, de vereffenaar de overgebleven goederen afgeeft aan de erfgenamen dan wel aan de Staat in het geval er geen erfgenamen zijn, niet bekend is of er erfgenamen zijn of wanneer de erfgenamen niet bereid zijn de goederen in ontvangst te nemen. Krachtens artikel 4:226 lid 4 BW vervallen de goederen of hetgeen daarvoor in de plaats is gekomen binnen twintig jaar nadat de nalatenschap is opengevallen en door niemand is opgeëist aan de Staat.

4.4. De beoordeling

De rechtbank kan de Staat niet volgen in haar stelling dat zij op grond van artikel 4:226 BW als belanghebbende kan worden aangemerkt in een procedure tot benoeming van een vereffenaar. Het enkele feit dat het overgebleven saldo van de nalatenschap over twintig jaar aan de Staat vervalt, kan het verzoek niet dragen. Dit maakt haar voorafgaand aan het verlopen van die termijn geen belanghebbende. Dit geldt temeer nu vaststaat dat de nalatenschap van erflater reeds beneficiair is aanvaard door één van de erfgenamen. Dat de (wettelijk vertegenwoordiger van de) erfgenaam de nalatenschap thans onbeheerd laat en dat deze niet wordt vereffend, kan er niet toe leiden dat de Staat toch als belanghebbende bij het verzoek wordt aangemerkt. Voor dat geval is in de wet de mogelijkheid opgenomen dat het Openbaar Ministerie een verzoek tot benoeming van een vereffenaar kan indienen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de Staat niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoeken.

5.5. De beslissing

De rechtbank,
verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.H. Schuurman en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2023.