ECLI:NL:RBGEL:2023:4454

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
AWB_22_6090
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag studiefinanciering en behoud status werknemer na arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering over de periode van april 2022 tot en met december 2022 behandeld. Eiseres, die in de periode van januari tot en met maart 2022 als werknemer werd aangemerkt, heeft aangetoond dat zij als gevolg van een ongeval tijdelijk arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelt dat eiseres haar status als werknemer heeft behouden op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de Richtlijn 2004/38/EG, ondanks het feit dat zij in april en mei 2022 geen arbeid heeft verricht. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de studiefinanciering op onjuiste grondslagen berust en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank herroept het bestreden besluit en kent eiseres studiefinanciering toe over de periode van april 2022 tot en met december 2022, met terugwerkende kracht. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/6090

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO), verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van verweerder om aan haar studiefinanciering toe te kennen over de periode van april 2022 tot en met december 2022.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 27 juni 2022 de aanvraag van eiseres om verlenging van haar studiefinanciering per maart 2022 toegewezen wat de maand maart 2022 betreft, maar afgewezen over april 2022 tot en met december 2022. Met het bestreden besluit van 11 november 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de (gedeeltelijke) afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.
Feiten
2. Eiseres is [nationaliteit] staatsburger. Zij volgt haar voltijd masterstudie ‘ [naam studie] ’ aan [universiteit] . De einddatum van de diplomatermijn Hoger Onderwijs (10 jaar) eindigt 31 augustus 2030.
2.1.
Eiseres heeft bij besluit van 13 oktober 2021 studiefinanciering over de maanden januari en februari 2022 toegekend gekregen.
2.2.
Eiseres had een arbeidsovereenkomst met [bedrijf 1] inhoudende detachering per 23 maart 2021 als magazijnmedewerker. In maart tot en met juli 2021 heeft eiseres gewerkt voor [bedrijf 1]
2.3.
Vanaf 12 augustus 2021 tot 11 maart 2022 had eiseres een arbeidsovereenkomst met [bedrijf 2] Zij heeft in dat kader in de maanden augustus tot en met november 2021 als serveerster gewerkt.
2.4.
Met [universiteit] had eiseres een arbeidsovereenkomst voor de periode 8 november 2021 tot 17 december 2021. In december 2021 heeft eiseres als student-assistent voor [universiteit] gewerkt
2.5.
In de maanden januari tot en met mei 2022 heeft eiseres niet gewerkt in dienstbetrekking.
2.6.
Op 1 maart 2022 heeft eiseres verlenging van de studiefinanciering aangevraagd.
2.7.
Op 24 maart 2022 heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Deze aanvraag is afgewezen bij besluit van het UWV van 3 juni 2022, omdat eisers 25 weken (in plaats van de vereiste 26 weken) van de 36 weken gelegen voor 11 maart 2022 had gewerkt.
2.8.
Vervolgens heeft verweerder de onder 1.1. genoemde besluiten genomen.
Bestreden besluit
3. Aan de afwijzing van de studiefinanciering over april 2022 en mei 2022 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres niet als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. Volgens verweerder wordt eiseres in ieder geval als migrerend werknemer aangemerkt als zij ten minste 56 uur per maand betaald werkt of als zij ten minste de helft van de voor haar geldende bijstandsnorm verdient. In alle andere gevallen moet individueel onderzoek plaatsvinden. In dat verband stelt verweerder dat eiseres over de maanden april en mei 2021 (de rechtbank begrijpt april en mei 2022) niet als migrerend werknemer is aan te merken, omdat zij in die maanden geen arbeid heeft verricht en geen inkomsten heeft gehad. Er is geen sprake van doorbetaling van ziektedagen of doorbetaling vanuit de Ziektewet. Aan de afwijzing van de studiefinanciering over juni 2022 tot en met december 2022 heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres weliswaar in juni 2021 (de rechtbank begrijpt 2022) is gaan werken, maar dat zij op 26 maart 2021 (de rechtbank begrijpt 2022) 30 jaar oud is geworden. Omdat eiseres niet zonder onderbreking studiefinanciering heeft ontvangen, heeft zij na maart 2022 geen recht (meer) op studiefinanciering.
4.
Beroep
Eiseres stelt dat zij zonder onderbreking recht heeft op studiefinanciering. Eiseres vindt namelijk dat zij in de maanden januari 2022 tot en met mei 2022 moet worden aangemerkt als migrerend werknemer. Eiseres stelt dat zij in januari 2022 arbeidsongeschikt is geworden en dat zij daarom op grond van Richtlijn 2004/38/EG [1] (de Richtlijn) haar status als werknemer behoudt.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt de weigering van verweerder om eiseres in aanmerking te brengen voor studiefinanciering in de maanden april tot en met december 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Op grond van artikel 2.3, derde lid van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) kan een student in aanmerking komen voor studiefinanciering tot en met de maand waarin hij de leeftijd van 30 jaren heeft bereikt.
Op grond van artikel 2.3., vierde lid WSF 2000 behoudt een student, in afwijking van het derde lid, bij het bereiken van de leeftijd van 30 jaren zijn aanspraak, zolang hij zonder onderbreking studiefinanciering geniet.
7.1
In artikel 7 van de Richtlijn is opgenomen:
“Verblijfsrecht voor meer dan drie maanden
1. Iedere burger van de Unie heeft het recht gedurende meer dan drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven:
a.
a) indien hij in het gastland werknemer of zelfstandige is,
(…)
3. Voor de toepassing van lid 1, onder a), behoudt een burger van de Unie die niet langer werknemer of zelfstandige is, in de volgende gevallen zijn status van werknemer of zelfstandige:
a.
a) hij is als gevolg van ziekte of ongeval tijdelijk arbeidsongeschikt;
b) (…)
c) hij bevindt zich in een toestand van naar behoren vastgestelde onvrijwillige werkloosheid na afloop van een tijdelijke arbeidsovereenkomst voor minder dan één jaar of hij is in
de eerste twaalf maanden onvrijwillig werkloos geworden en heeft zich als werkzoekende bij de bevoegde dienst voor arbeidsvoorziening ingeschreven. In dit geval blijft de status
van werknemer ten minste zes maanden behouden;
(…)”
8. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij als gevolg van een ongeval (tijdelijk) arbeidsongeschiktheid was vanaf begin januari 2022. Eiseres stelt dat zij op 7 of 8 januari 2022 een ongeval heeft gehad, en als gevolg daarvan geen arbeid heeft kunnen verrichten. Eiseres heeft dit onderbouwd met diverse (medische) stukken van [ziekenhuis] . Uit het rapport van [naam] van 24 februari 2022 blijkt onder meer dat eiseres is behandeld als gevolg van een val door een raam op de eerste verdieping en dat het vanaf genoemde datum zes weken geleden is dat de behandeling is gestart. Voorts blijkt uit de rapportage dat bij eiseres onder meer sprake is van een bekkenkamfractuur (rechts), een onderkaakfractuur en een ernstig tandheelkundig trauma.
8.1.
De rechtbank volgt verweerder niet dat eiseres met deze stukken onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is geweest van arbeidsongeschiktheid. Daarbij overweegt dat rechtbank dat indien verweerder in dit geval op basis van de door eiseres overgelegde stukken twijfelde aan de gestelde arbeidsongeschiktheid het op de weg van verweerder had gelegen hier nader onderzoek naar te doen en zo het door eiseres onderbouwde standpunt, dat zij arbeidsongeschikt is, te ontkrachten.
8.2.
Nu eiseres haar arbeidsongeschiktheid aannemelijk heeft gemaakt kan zij een beroep doen op artikel 7 van de Richtlijn. Dit betekent dat indien eiseres voor het ongeval als werknemer kan worden aangemerkt zij die status ook na het ongeval behoudt, ook als zij op dat moment feitelijk geen werknemer meer is. Verweerder heeft derhalve niet kunnen concluderen dat eiseres in de maanden april en mei 2022 niet als migrerend werknemer is aan te merken, omdat zij in die maanden geen arbeid heeft verricht en geen inkomsten heeft gehad. Eiseres heeft immers terecht gesteld dat zij als gevolg van arbeidsongeschiktheid geen arbeid heeft verricht en geen inkomsten heeft gehad.
8.3
Voor zover verweerder stelt dat het voor eiseres nodig was dat zij aanspraak kon maken op loondoorbetaling of ziekengeld op grond van de Ziektewet volgt de rechtbank verweerder evenmin. Deze stelling mist namelijk juridische grondslag. Verweerder heeft niet onderbouwd, en ook is de rechtbank niet gebleken, dat aanspraak op loondoorbetaling of recht op ziekengeld een voorwaarde is voor een (geslaagd) beroep op artikel 7 van de Richtlijn.
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres in januari 2022 tot en met maart 2022 door verweerder is aangemerkt als migrerend werknemer en studiefinanciering heeft ontvangen. Dit blijkt uit de primaire besluiten van 13 oktober 2021 en 27 juni 2022. In het besluit van 13 oktober 2021 is opgenomen:
“Op welke gegevens is onze beslissing gebaseerd?
(..)
Reden voldoen voorwaarden nationaliteit op 1 januari 1992
Migrerend werknemer
Geldig vanaf 1 januari 2022
Geldig tot 1 maart 2022
(..)”
In het primaire besluit van 27 juni 2022 is opgenomen:
“Op welke gegevens is onze beslissing gebaseerd?
(..)
Reden voldoen voorwaarden nationaliteit op 1 januari 1992
Migrerend werknemer
Geldig vanaf 1 maart 2022
Geldig tot 1 april 2022
(..)”
Voorts is niet gebleken dat verweerder ten aanzien van het migrerend werknemerschap van eiseres of het recht op studiefinanciering over januari tot en met maart 2022 een ander standpunt heeft ingenomen.
10. Nu vaststaat dat eiseres over januari tot en met maart 2022 is aangemerkt als werknemer betekent dit dat eiseres haar status als werknemer, op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de Richtlijn heeft behouden, ondanks dat zij geen (relevante) arbeid heeft verricht. Verweerder heeft daarom de aangevraagde studiefinanciering over april 2022 en mei 2022 op een onjuiste grondslag geweigerd.
11. Ook betekent dit dat eiseres een doorlopend recht op studiefinanciering heeft van januari 2022 tot en met mei 2022. Verweerder heeft ook niet gesteld dat er (anderszins) geen sprake is van een doorlopend recht op studiefinanciering. Eiseres behoudt daardoor, op grond van artikel 2.3., vierde lid, van de WSF 2000, haar aanspraak op studiefinanciering bij het bereiken de leeftijd van 30 jaar. Verweerder heeft daarom de studiefinanciering van eiseres over juni 2022 tot en met december 2022 op een onjuiste grondslag afgewezen.
12. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Nu niet is gesteld of gebleken dat eiseres over april 2022 tot en met december 2022 (anderszins) geen recht heeft op studiefinanciering ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen voor zover dit ziet op de weigering om aan eiseres studiefinanciering toe te kennen over de periode van april 2022 tot en met december 2022. Dit brengt met zich dat de bij het primaire besluit toegekende studiefinanciering over maart 2022 ook geldt voor de periode april 2022 tot en met december 2022.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Eiseres krijgt daarom het door haar betaalde griffierecht terug. Zij krijgt ook vergoeding van haar proceskosten. De kosten in bezwaar stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 597,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 597,- per punt en een wegingsfactor 1). De kosten in beroep voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand stelt de rechtbank vast op € 1674,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). In totaal dient verweerder dan ook een bedrag van € 2.271,- aan eiseres te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.271,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, voorzitter, en mr. W.W. Monteiro en
mr. L. van den Berg, leden, in aanwezigheid van mr. B. de Vries, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG.