8.3Voor zover verweerder stelt dat het voor eiseres nodig was dat zij aanspraak kon maken op loondoorbetaling of ziekengeld op grond van de Ziektewet volgt de rechtbank verweerder evenmin. Deze stelling mist namelijk juridische grondslag. Verweerder heeft niet onderbouwd, en ook is de rechtbank niet gebleken, dat aanspraak op loondoorbetaling of recht op ziekengeld een voorwaarde is voor een (geslaagd) beroep op artikel 7 van de Richtlijn.
9. De rechtbank stelt vast dat eiseres in januari 2022 tot en met maart 2022 door verweerder is aangemerkt als migrerend werknemer en studiefinanciering heeft ontvangen. Dit blijkt uit de primaire besluiten van 13 oktober 2021 en 27 juni 2022. In het besluit van 13 oktober 2021 is opgenomen:
“Op welke gegevens is onze beslissing gebaseerd?
(..)
Reden voldoen voorwaarden nationaliteit op 1 januari 1992
Migrerend werknemer
Geldig vanaf 1 januari 2022
Geldig tot 1 maart 2022
(..)”
In het primaire besluit van 27 juni 2022 is opgenomen:
“Op welke gegevens is onze beslissing gebaseerd?
(..)
Reden voldoen voorwaarden nationaliteit op 1 januari 1992
Migrerend werknemer
Geldig vanaf 1 maart 2022
Geldig tot 1 april 2022
(..)”
Voorts is niet gebleken dat verweerder ten aanzien van het migrerend werknemerschap van eiseres of het recht op studiefinanciering over januari tot en met maart 2022 een ander standpunt heeft ingenomen.
10. Nu vaststaat dat eiseres over januari tot en met maart 2022 is aangemerkt als werknemer betekent dit dat eiseres haar status als werknemer, op grond van artikel 7, derde lid, onder a, van de Richtlijn heeft behouden, ondanks dat zij geen (relevante) arbeid heeft verricht. Verweerder heeft daarom de aangevraagde studiefinanciering over april 2022 en mei 2022 op een onjuiste grondslag geweigerd.
11. Ook betekent dit dat eiseres een doorlopend recht op studiefinanciering heeft van januari 2022 tot en met mei 2022. Verweerder heeft ook niet gesteld dat er (anderszins) geen sprake is van een doorlopend recht op studiefinanciering. Eiseres behoudt daardoor, op grond van artikel 2.3., vierde lid, van de WSF 2000, haar aanspraak op studiefinanciering bij het bereiken de leeftijd van 30 jaar. Verweerder heeft daarom de studiefinanciering van eiseres over juni 2022 tot en met december 2022 op een onjuiste grondslag afgewezen.
12. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Nu niet is gesteld of gebleken dat eiseres over april 2022 tot en met december 2022 (anderszins) geen recht heeft op studiefinanciering ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit te herroepen voor zover dit ziet op de weigering om aan eiseres studiefinanciering toe te kennen over de periode van april 2022 tot en met december 2022. Dit brengt met zich dat de bij het primaire besluit toegekende studiefinanciering over maart 2022 ook geldt voor de periode april 2022 tot en met december 2022.