ECLI:NL:RBGEL:2023:4397

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
AWB_22_3557
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WIA-uitkering en de toepassing van de garantieregeling voor arbeidsongeschikten

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV over de hoogte van haar WIA-uitkering beoordeeld. Eiseres ontvangt sinds 2010 een WIA-uitkering, maar heeft in 2017 haar arbeidsuren verhoogd. Na een periode van ziekte heeft zij in 2022 een IVA-uitkering ontvangen. Het UWV heeft haar verzoek om verhoging van het WIA-dagloon afgewezen, omdat er volgens hen geen sprake zou zijn van een ophoging van de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank oordeelt echter dat het UWV deze afwijzing niet voldoende heeft gemotiveerd en dat de wetgever met artikel 13a van de Wet WIA juist bedoeld heeft om mensen met een WIA-uitkering te stimuleren om te werken. De rechtbank vindt dat de IVA-uitkering van eiseres niet buiten de werkingssfeer van artikel 13a valt en verklaart het beroep gegrond. Het UWV moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/3557

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. M.C. Hofmans).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de vaststelling van de hoogte van de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) over de maanden maart en april 2022.
1.1.
Met het bestreden besluit van 28 juni 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres met haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vaststelling van de hoogte van de aan eiseres te betalen WIA-uitkering over de maanden maart en april 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Eiseres heeft gewerkt als medewerker callcenter gedurende gemiddeld negen uur per week. Op 19 december 2007 is eiseres voor dit werk uitgevallen. Het UWV heeft aan eiseres met ingang van 10 december 2010 een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 80 tot 100%.
In 2017 is eiseres gaan werken als algemeen medewerker bij [bedrijf 1] (4,5 uur p/er week) en als schoonmaakster bij [bedrijf 2]10,65 uur per week), totaal 15,15 uur per week. De inkomsten die zij hiermee verwierf zijn door het UWV met de WIA-uitkering verrekend.
Voor deze werkzaamheden heeft zij zich ziekgemeld per 18 maart 2020. Het UWV heeft aan eiseres tot 16 maart 2022 ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) verstrekt. Ook het ziekengeld is door het UWV verrekend met de WIA-uitkering.
Op 22 januari 2022 heeft eiseres een verandering in haar gezondheidssituatie gemeld. Naar aanleiding van deze melding heeft het UWV eiseres met ingang van 23 februari 2022 een IVA-uitkering toegekend.
Bij besluit van 17 maart 2022 heeft het UWV eiseres bericht wat de beëindiging van het ziekengeld per 16 maart 2022 voor gevolgen heeft voor de WIA-uitkering. Over de maand maart 2022 is de (gekorte) WIA-uitkering nihil en vanaf de maand april 2022 is de korting vervallen en bedraagt de WIA-uitkering € 98,09 per maand (zonder vakantiegeld).
De beroepsgronden
5. Eiseres stelt dat zij recht heeft op een hogere WIA-uitkering. De eerdere WIA-uitkering was gebaseerd op een arbeidsomvang van zeven uur per week, terwijl het laatst verrichte werk een omvang had van 15,15 uur per week. In zoverre is het van belang dat de door eiseres betaalde premies tot uitdrukking komen in een volledige WIA-uitkering.
Vanwege corona is zij twee jaar lang niet in staat geweest arbeid te verrichten. Eiseres is het er gezien het voorgaande niet mee eens dat zij volgens het UWV geen opgebouwde rechten heeft in het kader van de WIA.
Het standpunt van het UWV
6. Om in aanmerking te komen voor een garantie uitkering moet er volgens het UWV sprake zijn van een ophoging in de klasse van arbeidsongeschiktheid en dat is bij eiseres niet het geval. Volgens het UWV is de beslissing genomen volgens de wetssystematiek van de Wet WIA. De Wet WIA kent geen tweede recht op een uitkering. Een tweede recht op een WIA-uitkering is niet mogelijk, omdat een eerste IVA- of WGA-uitkering een uitsluitingsgrond is voor (een tweede) recht op WIA-uitkering (artikel 43, onderdeel a van de Wet WIA).
In plaats daarvan voorziet de Wet WIA in een garantieregeling van artikel 13a Wet WIA, waardoor onder voorwaarden een WGA/LAU- of een WGA/VVU-uitkering kan worden aangevuld tot het niveau van een tweede WGA/LGU-uitkering, als deze geen uitsluitingsgrond zou zijn (artikel 61, negende lid of 62, vijfde lid Wet WIA).
Als bij een hernieuwde uitval blijkt dat verzekerde volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, eindigt de lopende WGA-uitkering en ontvangt werknemer IVA-uitkering. De garantieregeling voor het opnieuw vaststellen van een dagloon is in deze situatie niet van toepassing. Wel wordt de berekening van de IVA-uitkering verhoogd naar 75% van het dagloon.
Subsidiair stelt het UWV zich op het standpunt dat eiseres ook bij ontvangst van een LAU- of VVU-uitkering in plaats van een IVA-uitkering per datum in geding 23 februari 2022 niet aan de voorwaarden voor een garantie-uitkering zou voldoen, zoals ziek worden tijdens de WIA-uitkering. Want zij is al lange tijd volledig arbeidsongeschikt geacht. En zij moet bijvoorbeeld opnieuw een wachttijd van 104 weken hebben doorgemaakt voor haar nieuwe ziekmelding.
Het oordeel van de rechtbank
7. Aan de orde is de zogenoemde garantieregeling van artikel 13a van de Wet WIA. Dit artikel is met ingang van 1 juli 2013 in werking getreden. [1]
De tekst van artikel 13a van de Wet WIA luidt als volgt:

“1. Het dagloon van de verzekerde,

a
.die na het ontstaan van het recht op uitkering op grond van deze wet ziek is geworden, en
b
.voor wie als gevolg van de toepassing van artikel 43, onderdeel a, onder 1º, geen tweede recht op een uitkering ontstaat, omdat de eerste dag van de wachttijd is gelegen op een dag dat al recht op een uitkering op grond van deze wet bestaat of indien op die eerste dag het recht op een uitkering herleeft;
wordt met ingang van de dag waarop het tweede recht op een uitkering zou zijn ontstaan opnieuw vastgesteld overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 13, eerste lid, mits dat leidt tot een hoger dagloon dan het dagloon dat voor de berekening van de laatstelijk ontvangen uitkering in aanmerking werd genomen. In afwijking van het bepaalde bij of krachtens artikel 13 wordt bij de dagloonvaststelling, bedoeld in de eerste zin, een uitkering op grond van hoofdstuk 6 of hoofdstuk 7, niet aangemerkt als loon.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt in artikel 13, eerste lid, in plaats van «voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte, het gebrek, de zwangerschap of de bevalling, die tot volledig en duurzame arbeidsongeschiktheid of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid heeft geleid, is ingetreden» gelezen: voorafgaande aan het aangiftetijdvak waarin de ziekte, het gebrek, de zwangerschap of de bevalling, die tot het ontstaan van een tweede recht op uitkering zou hebben geleid, is ingetreden.”
7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres na het ontstaan van het recht op WIA-uitkering (in dit geval 10 december 2010) ziek is geworden (per 18 maart 2020) en dat geen tweede recht op een WIA-uitkering kan ontstaan op grond van artikel 43, onderdeel a, onder 1º, van de Wet WIA. De rechtbank stelt dan ook vast dat de situatie van eiseres voldoet aan de beschrijving, zoals gegeven in artikel 13a, eerste lid, onderdeel a en b, van de Wet WIA.
Desondanks ziet het UWV geen aanleiding om de garantieregeling toe te passen. Uit de stukken leidt de rechtbank af dat het UWV hiervoor twee redenen benoemt. In de eerste plaats schrijft het UWV in het bestreden besluit dat er sprake moet zijn van een ophoging in de klasse van arbeidsongeschiktheid, wat bij eiseres niet het geval is (eiseres was immers al volledig arbeidsongeschikt, alleen niet duurzaam). In de tweede plaats stelt het UWV zich in het aanvullend verweerschrift van 30 juni 2023 op het standpunt dat de garantieregeling niet geldt als een IVA-uitkering wordt ontvangen of wordt toegekend. In het aanvullend verweerschrift van 11 juli 2023 heeft het UWV toegelicht dat eiseres niet onder de werking van artikel 13a van de Wet WIA valt en dat dit artikel geen afwijkingsbevoegdheid of hardheidsclausule kent.
7.2.
Met artikel 13a van de Wet WIA heeft de wetgever bedoeld een regeling te maken om mensen met een WIA-uitkering te stimuleren om zoveel mogelijk aan het werk te gaan. Eiseres heeft dit gedaan door, naast haar loonaanvullingsuitkering, gebaseerd op volledige arbeidsongeschiktheid, werkzaamheden te gaan verrichten in een hogere urenomvang (15,15 uur per week) dan het aantal uren waaruit haar WIA-recht is ontstaan (negen uur per week). De inkomsten zijn door het UWV op de WIA-uitkering in mindering gebracht. De rechtbank is van oordeel dat artikel 13a van de Wet WIA met name bedoeld is voor situaties als die van eiseres, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om te bezien of een verhoging van het dagloon na een periode van 104 weken van ziekte aan de orde is.
De rechtbank heeft in de wetgeving geen aanwijzingen gevonden dat de uitsluitingsgronden zoals het UWV die heeft benoemd, van toepassing zijn en zal dat hieronder uitleggen.
7.3.
Artikel 13a van de Wet WIA is algemeen geformuleerd. Op grond van de formulering -
een uitkering op grond van deze wet –kan niet de conclusie worden getrokken dat een IVA-uitkering buiten de werkingssfeer van artikel 13a van de Wet WIA ligt.
Van belang is om te weten wat de bedoeling van de wetgever is geweest.
In de Memorie van Toelichting (MvT) bij artikel 13a van de Wet WIA [2] schrijft de wetgever het volgende:
“Indien de verzekerde een loongerelateerde WGA-uitkering, een loonaanvulling of een IVA-uitkering ontvangt, zou een niet-ontstane (tweede) uitkering hoger kunnen zijn geweest dan de bestaande uitkering vanwege een hoger dagloon dan het dagloon van het bestaande recht. Daarom wordt voorgesteld dat het dagloon wordt gelijkgesteld aan het dagloon van het niet-ontstane recht, indien laatstgenoemd dagloon hoger is. Dit wordt geregeld in het voorgestelde artikel 13a.”
Uit de MvT blijkt dat het de nadrukkelijke bedoeling is geweest van de wetgever om ook een IVA-uitkering onder de reikwijdte van artikel 13a van de Wet WIA te brengen. Het standpunt van het UWV is dan ook niet overeenkomstig de tekst van artikel 13a van de Wet WIA en de bedoeling van de wetgever. Nu ook elders in de Wet WIA het recht op een IVA-uitkering door de wetgever niet expliciet wordt uitgesloten van de werkingssfeer van artikel 13a van de Wet WIA leidt dit ertoe dat deze door het UWV aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde uitsluitingsgrond geen stand kan houden.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat eiseres zelf een wijziging in haar gezondheidssituatie heeft gemeld bij het UWV, wat heeft geleid tot de toekenning van een IVA-uitkering. Het standpunt van het UWV betekent dat de toevallige omstandigheid dat eiseres deze melding heeft gedaan, voor haar nadelige gevolgen zou hebben. De rechtbank acht dit ongewenst.
7.4.
De door het UWV gebruikte – en overigens niet nader onderbouwde - uitsluitingsgrond dat eiseres niet onder de garantieregeling valt omdat bij haar geen sprake is van een ophoging in de klasse van arbeidsongeschiktheid kan, gelet op bovenstaande, evenmin standhouden. Het ontvangen van een IVA-uitkering betekent immers per definitie dat er al sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid (en dus geen ophoging in de klasse van arbeidsongeschiktheid).

Conclusie en gevolgen

8. De conclusie is dat het bestreden besluit niet is gebaseerd op een juiste grondslag. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien omdat zij niet beschikt over alle gegevens die hiervoor nodig zijn, maar zal bepalen dat het UWV een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
8.1.
Toegepast op de situatie van eiseres betekent dit het volgende.
Omdat de rechtbank tot het oordeel is gekomen dat eiseres valt onder de reikwijdte van artikel 13a van de Wet WIA zal het UWV naar aanleiding van de ziekmelding van eiseres per 18 maart 2020 moeten onderzoeken of toepassing van artikel 13a van de Wet WIA met ingang van 16 maart 2022 leidt tot een hoger WIA-dagloon.

Proceskosten

9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
9.1.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde van € 837,- per punt). Daarnaast komen de reiskosten van eiseres voor het bijwonen van de zitting tot een bedrag van € 21,90 voor vergoeding in aanmerking. Toegekend wordt in totaal € 1.695,90.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat het UWV een nieuwe beslissing op bezwaar neemt met inachtneming van deze uitspraak;
-bepaalt dat het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 50,- vergoedt;
- veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 1.695,90.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. van Schagen, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Stb 2013, 261.
2.TK, vergaderjaar 2012-2013, 33 556, nr 3 pagina 22.