ECLI:NL:RBGEL:2023:4319

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
05.000517.21 16.233850.20 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor zware mishandeling en belediging van politieagenten tijdens een illegaal bunkerfeest

Op 26 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die beschuldigd werd van zware mishandeling en belediging van politieagenten tijdens een illegaal feest in Arnhem op 1 januari 2021. De verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [verbalisant 1] door een steen naar hem te gooien, wat resulteerde in ernstige verwondingen aan zijn gezicht en tanden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte de man in de blauwe trui was die de steen gooide, en dat hij opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van medeplegen van geweld tegen andere agenten, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 1] voor materiële schade en smartengeld. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, waaronder de COVID-19 maatregelen die op dat moment golden, en de impact van de verwondingen op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.000517.21, 16.233850.20 (tul)
Datum uitspraak : 26 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.A. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [verbalisant 1] , werkzaam bij politie Oost-Nederland, toen en aldaar werkzaam als politieagent, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- meerdere, in elk geval één, scheurverwonding(en) van de huid en/of de bovenlip en/of onderlip,
- meerdere, in elk geval één, onderhuidse bloedsuitstorting(en) in de bovenlip en/of onderlip,
- de rechter snijtand (tand 11) uit de tandkas,
- een gebroken wortel van de linker snijtand (tand 21) en/of een breuk nabij het tandvlees,
- meerdere, in elk geval één, in de tandkas verplaatste snijtand(en) (tand 12 en/of 22),
- een hersenschudding, oorsuizen, concentratiestoornissen, intolerantie voor geluid en/of hoofdpijn, heeft toegebracht, door:
- meermalen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 1] te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [verbalisant 1] , werkzaam bij politie Oost-Nederland, toen en aldaar werkzaam als politieagent opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 1]
heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ambtenaar, te weten: [verbalisant 1] , werkzaam bij politie Oost-Nederland gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door:
- meermalen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 1] te gooien;
feit 2
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [verbalisant 2] , werkzaam bij politie Oost-Nederland, toen en aldaar werkzaam als politieagent, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
- een schaafwond op het hoofd,
- een scheurwond op het voorhoofd boven de linker wenkbrauw,
- een breuk en/of kneuzing in/van de rechter voet en/of
- een hersenschudding, heeft toegebracht, door:
- meermalen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 2] te gooien;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [verbalisant 2] , werkzaam bij politie Oost-Nederland, toen en aldaar werkzaam als politieagent, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meermalen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 2]
heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [verbalisant 2] , werkzaam bij politie Oost-Nederland, toen en aldaar werkzaam als politieagent, gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door:
- meermalen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 2] te gooien;
feit 3
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan één of meerdere perso(o)n(en), te weten:
- [verbalisant 3] ,
- [verbalisant 4] ,
- [verbalisant 5] , en/of
- [verbalisant 6] ,
allen werkzaam bij politie-eenheid Oost-Nederland, toen en aldaar allen werkzaam
als politieagent, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- meerdere malen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 3]
en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] heeft/hebben gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meerdere ambtena(a)r(en), te weten:
- [verbalisant 3] ,
- [verbalisant 4] ,
- [verbalisant 5] en/of,
- [verbalisant 6] ,
allen werkzaam bij politie-eenheid Oost-Nederland, toen en aldaar allen werkzaam als politieagent, (allen) gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun
bediening heeft mishandeld door:
- meerdere malen, althans eenmaal, een steen en/of een glazen fles naar die [verbalisant 3]
en/of [verbalisant 4] en/of [verbalisant 5] en/of [verbalisant 6] te gooien;
feit 4
hij op of omstreeks 1 januari 2021 te Arnhem opzettelijk een of meerdere ambtena(a)r(en),te weten:
- [verbalisant 3]
- [verbalisant 2] ,
- [verbalisant 1] ,
- [verbalisant 4] ,
- [verbalisant 5] en/of
- [verbalisant 6] ,
allen werkzaam bij politie-eenheid Oost-Nederland toen en aldaar allen werkzaam als politieagent, (allen) gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen meerdere malen, in elk geval eenmaal, de woorden toe te voegen: kankerlijers en/of kankernazi’s en/of fascisten en/of nazi’s en/of NSB-ers en/of kankerpolitie en/of hoerenzonen en/of kankerwouten en/of kutwouten, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 1 januari 2021 omstreeks 04:22 uur kwam bij politie Gelderland-Midden een melding binnen dat in een bunker aan de [adres] een illegaal feest gaande was. Omstreeks 05:28 uur werd door de burgemeester van Arnhem een noodbevel afgeven om de bunker te ontruimen en de feestgangers te verbaliseren. Daar is vervolgens door de mobiele eenheid (hierna: ME) en een tweetal aanhoudingseenheden (hierna: AE), de Romeo-10 en de Romeo-30, van de politie uitvoering aan gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de verbalisanten met voorzichtigheid dienen te worden beoordeeld nu het beeld dat rijst uit de verklaringen van de verbalisanten niet lijkt te stroken met de beelden. De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 tot en met feit 3 betoogd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de man in de blauwe trui is geweest die voorwerpen heeft gegooid. Zelfs als verdachte de man in de blauwe trui blijkt te zijn geweest, kan niet worden vastgesteld dat er door hem raak zou zijn gegooid. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat (voorwaardelijk) opzet niet kan worden aangenomen, nu het dossier geen of onvoldoende informatie bevat over de voorwerpen waarmee gegooid zou zijn door verdachte of de manier waarop hij zou hebben gegooid. Ten slotte heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van medeplegen nu er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking of een gezamenlijke uitvoering. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van feit 1 tot en met feit 3.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft aan de rechtbank ter overweging gegeven dat politieambtenaren uit hoofde van hun functie een en ander gewend zijn en het maar de vraag is of zij oprecht in hun eer en goede naam waren aangetast.
Beoordeling door de rechtbank
Medeplegen
Bij feit 1 tot en met feit 3 is onder andere het medeplegen van een aantal strafbare feiten ten laste gelegd. Van medeplegen is sprake wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen. Daarbij hoeven niet alle delictsbestanden door alle daders vervuld te zijn. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is van belang of er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededaders en of er tussen hen sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering.
Vrijspraak feit 2 en feit 3
Noch uit het dossier, noch uit het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat verdachte degene is geweest die met stenen of andere voorwerpen de onder feit 2 en feit 3 genoemde personen heeft geraakt of gepoogd heeft hen te raken. Ook is geen sprake van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn mededader(s) om aan die genoemde personen (zwaar lichamelijk) letsel toe te brengen of dat te proberen. Er is niet gebleken van een onderlinge rolverdeling, van gemaakte afspraken of van een gezamenlijke uitvoering. De enkele omstandigheid dat zowel andere feestgangers als verdachte in de bunker, op bepaalde momenten met voorwerpen gooiden, is onvoldoende om hem te kunnen aanmerken als medepleger van de concreet onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van feit 2 en feit 3. Mogelijk had een bewezenverklaring voor openlijke geweldpleging (artikel 141 Wetboek van Strafrecht) wel kunnen volgen als dat ten laste was gelegd.
Bewezenverklaring
feit 1 primair
Op 1 januari 2021 was verbalisant [verbalisant 1] als groepscommandant van AE-groep Romeo-30 aanwezig in de bunker aan de [adres]. [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij een man zag met een blauwe trui aan. De jongen met de blauwe trui gooide een fles naar hem. [verbalisant 1] kon de fles ontwijken. De jongen gooide nog een fles, die [verbalisant 1] ook net kon ontwijken. Kort daarna voelde hij aan de rechterkant van zijn gezicht een mokerslag. Het werd zwart voor zijn ogen en hij zag flitsen. [verbalisant 1] voelde dat zijn voortanden zijn mond in werden geklapt tegen zijn gehemelte aan. De steen kwam vol in zijn gezicht, het was een flinke kei. [verbalisant 1] had nog nooit zo’n impact gevoeld. [2]
Verbalisant [verbalisant 7] was als plaatsvervangend AE-commandant van de Romeo-30 groep aanwezig in de bunker. [verbalisant 7] heeft verklaard dat er een korte charge werd uitgevoerd. Door de charge vielen enkele feestgangers, waaronder een man in een blauwe trui. De man in de blauwe trui kwam overeind, pakte een steen op en gooide deze in de richting van de AE-groepen. Nadat de man de steen gooide, hoorde [verbalisant 7] dat de commandant van zijn groep (de rechtbank begrijpt: verbalisant [verbalisant 1] ) geraakt was door een steen en was uitgevallen met letsel. [verbalisant 7] had niet gezien dat er nog meer personen met stenen gooiden. De man in de blauwe trui werd aangehouden en naar buiten afgevoerd. De aangehouden man bleek verdachte te zijn. [3]
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat het letsel van verbalisant [verbalisant 1] bestond uit een hersenschudding vanwege kortdurend bewustzijnsverlies, concentratiestoornissen, duizeligheid, lichtflitsen, oorsuizen, intolerantie voor geluid en hoofdpijn, scheurverwondingen en bloeduitstortingen in respectievelijk de huid, boven- en onderlip en letsels aan meerdere tanden. Blijkens de geneeskundige verklaring was de rechtersnijtand in de bovenkaak (nummer 11) uit de tandkas en was bij de linkersnijtand (nummer 21) sprake van een gebroken wortel met een schuine breuk dicht bij het tandvlees. De twee naastliggende kleine snijtanden (nummers 12 en 22) bleken röntgenologisch in hun tandkas verplaatst te zijn. Het gevolg voor deze vier tanden is dat in de bovenkaak implantaten dienen te worden geplaatst die levenslang om de 15 jaar vervangen dienen te worden. De genezingsduur van de letsels aan de mond is 6 weken, met een blijvend litteken. De genezingsduur van de hersenschudding met cognitieve stoornissen is minimaal 1 jaar. [4]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 7] beschrijven allebei in hun verklaringen dat er een charge plaatsvond, er daarna met een steen of een kei werd gegooid en verbalisant [verbalisant 1] vervolgens uitviel met letsel. De rechtbank acht hun verklaringen betrouwbaar, nu deze verklaringen dezelfde volgorde van gebeurtenissen beschrijven en daarin elkaar ondersteunen. De man die met de steen gooide, werd aangehouden. Deze man bleek verdachte te zijn. De rechtbank acht het daarom op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte de man in de blauwe trui was en dat hij degene is geweest die de steen gooide die het letsel veroorzaakte bij verbalisant [verbalisant 1] . Verbalisant [verbalisant 7] heeft immers geen andere personen met stenen zien gooien.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of sprake is van zwaar lichamelijk letsel en of verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan verbalisant [verbalisant 1] .
Is sprake van zwaar lichamelijk letsel?
Uit de geneeskundige verklaring blijkt dat vier tanden in de bovenkaak van [verbalisant 1] zodanig zijn beschadigd, één tand is zelfs uit de tandkas geraakt, dat die tanden direct of op langere termijn dienen te worden vervangen door implantaten. Verder is sprake van blijvend letsel in de vorm van een litteken bij de mond, een hersenschudding met zeer hinderlijke bijkomende klachten en overige verwondingen. Als gevolg van bovengenoemd letsel is medisch ingrijpen noodzakelijk geweest. Gelet op de aard van de letsels en de totaliteit daarvan, de noodzaak van het medische ingrijpen en het feit dat het slachtoffer zijn leven lang onder behandeling dient te staan bij een tandarts, oordeelt de rechtbank dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Opzet op zwaar lichamelijk letsel?
Verdachte heeft een steen in het gelaat van een politieagent gegooid. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in zijn verklaring omschreven dat het ging om een flinke kei die vol in zijn gezicht kwam en dat hij nog nooit zo’n impact had gevoeld. Door verbalisant [verbalisant 1] een flinke kei en kennelijk met kracht in het gezicht te gooien, op een dergelijk kwetsbaar onderdeel van het lichaam, kan het niet anders zijn dan dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wat betreft het ten laste gelegde medeplegen is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende bewijs voorhanden is dat verdachte heeft gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Verdachte heeft de steen weliswaar in het bijzijn van andere feestgangers gegooid, maar dit is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat sprake is van medeplegen.
Feit 4
Verbalisant [verbalisant 1] heeft verklaard dat hij een man met een blauwe trui zag, met een soort gekleurd masker op (de rechtbank begrijpt: verdachte). Tegen de collega’s van de ME schreeuwde de man: “kankerlijers”, “kankerwouten”, “kutpolitie” en woorden van gelijke strekking. De jongen met de blauwe trui bleef rondlopen en schreeuwen, roepen en beledigen. Hij riep nog steeds woorden als “kanker politie”. Verbalisant [verbalisant 1] voelde zich hierdoor beledigd. [5]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft verklaard dat hij als groepslid van de AE-groep Romeo-30 aanwezig was in de bunker. Hij zag en hoorde dat een man met een blauwe trui aan het schreeuwen was. Hij hoorde de man meerdere keren “kankerlijers, kankerwouten” en/of woorden van een gelijke strekking roepen. De man keek ook in de richting van verbalisant [verbalisant 5] . Verbalisant [verbalisant 5] voelde zich beledigd en in zijn goede eer aangetast. De man zette ook een paar keer een gekleurd masker op zijn gelaat. De man bleek later een van de aangehouden verdachten te zijn. [6]
De rechtbank acht het wettig en overtuigend bewezen dat verdachte verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 5] heeft beledigd gedurende de uitoefening van hun functie. De rechtbank merkt daarbij op dat de door verdachte geuite woorden “kankerlijers”, “kankerwouten” en “kutpolitie” op zichzelf beschouwd beledigend zijn. De stelling van de verdediging dat van politieagenten een zeker incasseringsvermogen ten aanzien van
dergelijkeopmerkingen mag worden verwacht, onderschrijft de rechtbank niet.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het beledigen van verbalisanten [verbalisant 3] , [verbalisant 2] , [verbalisant 4] en [verbalisant 6] nu uit het dossier niet blijkt dat het verdachte is geweest die de beledigende uitingen jegens hen heeft gedaan.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1 primair
hij op
of omstreeks1 januari 2021 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,aan [verbalisant 1] , werkzaam bij politie Oost-Nederland, toen en aldaar werkzaam als politieagent, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten:
-
meerdere, in elk geval één,scheurverwonding
(en
)van de huid en
/ofde bovenlip en
/ofonderlip,
-
meerdere, in elk geval één,onderhuidse bloedsuitstorting
(en
)in de bovenlip en
/ofonderlip,
- de rechter snijtand (tand 11) uit de tandkas,
- een gebroken wortel van de linker snijtand (tand 21) en
/ofeen breuk nabij het tandvlees,
- meerdere
, in elk geval één,in de tandkas verplaatste snijtand(en) (tand 12 en
/of22),
- een hersenschudding, oorsuizen, concentratiestoornissen, intolerantie voor geluid en
/ofhoofdpijn, heeft toegebracht, door:
-
meermalen, althanseenmaal
,een steen
en/of een glazen flesnaar die [verbalisant 1] te gooien;
feit 4
hij op
of omstreeks1 januari 2021 te Arnhem opzettelijk
een ofmeerdere ambtena
(a)r
(en
),te weten:
- [verbalisant 3]
- [verbalisant 2] ,
- [verbalisant 1]
,en
- [verbalisant 4] ,
- [verbalisant 5]
en/of
- [verbalisant 6],
allenwerkzaam bij politie-eenheid Oost-Nederland, toen en aldaar
allenwerkzaam als politieagent,
(allen)gedurende
en/of terzake vande rechtmatige uitoefening van
zijn/hun bediening, in
zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/hen meerdere malen
, in elk geval eenmaal,de woorden toe te voegen: kankerlijers
en/of kankernazi’s en/of fascisten en/of nazi’s en/of NSB-ersen
/ofkankerpolitie
en/of hoerenzonenen
/ofkankerwouten en
/ofkutwouten, althans woorden van gelijke beledigende aard en
/ofstrekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
zware mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte inmiddels een eigen woning heeft en op een normale manier de kost probeert te verdienen. De raadsman heeft gewezen op het reclasseringsrapport waaruit naar voren komt dat een gevangenisstraf niet wenselijk is gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van verdachte. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd in haar strafmaat rekening te houden met de omstandigheid dat het om oudere feiten gaat.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Op 1 januari 2021 bevond Nederland zich in het midden van de COVID-19 pandemie. De maatregelen die bedoeld waren om de COVID-19 pandemie in te dammen, hielden op 1 januari 2021 onder andere een verbod op evenementen in. Toch besloot een groep personen om tijdens de oudjaarsnacht een illegaal feest te organiseren. Na het ter plaatse komen van de politie-eenheden sloeg de feestelijke sfeer om en keerden enkele feestgangers zich tegen de politie. Verdachte was één van deze feestgangers. Hij heeft met een steen gegooid en hierbij een politieagent in het gezicht geraakt. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieagent. Het slachtoffer heeft hierdoor veel pijn en letsel ondervonden, heeft door het letsel lange tijd niet kunnen werken en zal zijn hele leven onder behandeling van een tandarts moeten blijven staan. Het gebeuren heeft voorts grote psychische gevolgen gehad voor het slachtoffer. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. De rechtbank rekent het verdachte ook aan dat hij geen gehoor heeft gegeven aan het ter plaatse optredende gezag, dat op dat moment bezig was om de orde ter plaatse te kunnen controleren en herstellen. Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het beledigen van politieambtenaren tijdens de uitoefening van hun functie, waarmee hij het gezag en de integriteit van deze ambtenaren heeft aangetast.
In het reclasseringsrapport van 6 januari 2023 beschrijft de reclassering de afronding van een positief reclasseringstraject door verdachte waarbij hij heeft laten zien dat hij een vaste baan heeft kunnen aanhouden, geen schulden heeft gemaakt en een zelfstandig huishouden heeft kunnen runnen. Daarnaast heeft verdachte een verslavingsbehandeling afgerond bij Jellinek. Dit heeft echter niet geleid tot volledige abstinentie van middelen, maar het gebruik lijkt momenteel niet (meer) delictgerelateerd te zijn. De reclassering ziet daarom geen meerwaarde voor het inzetten van interventies om het recidiverisico te verlagen en adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt het advies over.
De rechtbank betrekt daarnaast in haar strafmaat de overschrijding van de redelijke termijn. In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is het recht van iedere verdachte gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft hierbij te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Verdachte is op 1 januari 2021 in verzekering gesteld. De rechtbank doet uitspraak op 26 juli 2023. Dat betekent dat sprake is van de schending van de redelijke termijn van ruim een half jaar. De rechtbank zal hiermee rekening houden in haar strafmaat.
Gezien de ernst van de bewezenverklaarde feiten, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank neemt daarbij in het bijzonder in aanmerking dat de feiten werden gepleegd jegens politieambtenaren en plaatsvonden tijdens een illegaal feest ondanks de op dat moment geldende COVID 19-maatregelen. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ten aanzien van zware mishandeling en belediging jegens een ambtenaar in functie. Bij de oriëntatiepunten voor het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, gebruikmakend van een wapen (een steen), geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden. Bovendien is opgenomen dat de straf met 33%-100% kan worden verhoogd indien de feiten zijn begaan jegens een politieagent. Voor dit laatste ziet de rechtbank zonder meer aanleiding.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt van deze straf afgetrokken.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partij [verbalisant 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 8.709,10 aan materiële schade en € 8.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [verbalisant 2] heeft in verband met feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.249,60 aan materiële schade en € 9.500,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [verbalisant 3] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 8.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [verbalisant 4] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [verbalisant 6] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 900,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente.
Door alle benadeelde partijen is om oplegging van de schademaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] niet objectief onderbouwd zijn ten aanzien van het gestelde psychisch leed. De raadsman heeft daarbij betoogd dat een forse smartengeldvordering een forse onderbouwing behoeft. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om daarom gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid en een voorschot toe te kennen. Voor het meerdere vraagt de raadsman de rechtbank benadeelden [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren. De verdediging heeft zich gerefereerd ten aanzien van de vorderingen van [verbalisant 4] en [verbalisant 6] . De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de hoofdelijkheid niet de causaliteit uit het oog dient te worden verloren.
Overweging van de rechtbank
Vordering van benadeelde [verbalisant 1]
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij [verbalisant 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de schadeposten ‘vordering huishoudelijke hulp’, ‘vordering zelfwerkzaamheid’ en ‘vordering tandheelkunde (tot een hoogte van € 8.709,10) kan worden toegewezen.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door het feit heeft de benadeelde immers ernstig lichamelijk letsel aan de mond en de tanden en een hersenschudding opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 4.000,- vaststellen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade en smartengeld (tot een hoogte van € 12.709,10) kan worden toegewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Verdachte is vanaf 1 januari 2021 wettelijke rente over de toegewezen immateriële schade verschuldigd.
Verdachte is ten aanzien van de materiële schade wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment waarop de schade die het gevolg is van de onrechtmatige daad van verdachte is ingetreden. Door de benadeelde partij is niet onderbouwd op welke moment de schade is ingetreden. Een deel van de gevorderde schade ziet bovendien op kosten die de benadeelde partij nog zal moeten maken. De rechtbank zal over de materiële schade daarom de wettelijke rente toewijzen vanaf de datum van dit vonnis.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Vorderingen van benadeelden [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 6]
Nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van de feiten 2 en feit 3, zullen de benadeelde partijen [verbalisant 2] , [verbalisant 3] , [verbalisant 4] en [verbalisant 6] niet-ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 16.233850.20)

De politierechter heeft verdachte op 14 oktober 2020 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 266, 267, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder feit 2 primair, subsidiair en meer subsidiair, en feit 3 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair en feit 4 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 maanden;
 bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 14 oktober 2020 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten 2 maanden gevangenisstraf (parketnummer 16.233850.20);
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit 1 primair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [verbalisant 1] van € 8.709,10 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en € 4.000,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij [verbalisant 1] in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [verbalisant 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [verbalisant 1] , een bedrag te betalen van € 8.709,10 aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald, en € 4.000,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2021 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 98 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 verklaart de benadeelde partij [verbalisant 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 verklaart de benadeelde partij [verbalisant 3] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 verklaart de benadeelde partij [verbalisant 4] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 verklaart de benadeelde partij [verbalisant 6] niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
 bepaalt dat de verdachte en de overige vier benadeelde partij telkens ieder hun eigen kosten in deze procedure dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. Ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Buscop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2023.
Mrs. Wasmann en Ter Hart zijn buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 8] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, proces-verbaalnummer ON4R020166, gesloten op 3 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , p. 122-125.
3.Proces-verbaal van bevindingen 184-185.
4.Letselrapportage GGD Gelderland-Midden [verbalisant 1] , p. 1-4.
5.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 1] , p. 124.
6.Proces-verbaal van aangifte [verbalisant 5] , p. 124.