ECLI:NL:RBGEL:2023:424

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
05-126779-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel aan verdachte na diefstal en poging tot diefstal

Op 27 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en een poging tot diefstal. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde koperdiefstal, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich hieraan schuldig had gemaakt. Echter, de rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de diefstal van een magnetronmaaltijd en aan de poging tot diefstal bij een restaurant, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een hardnekkig delictpatroon vertoont en dat eerdere pogingen tot gedragsverandering niet succesvol zijn geweest. Gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico heeft de rechtbank besloten om de verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/251697-22; 05/126779-22 (gev. ttz); 05/219105-22 (gev. ttz).
Datum uitspraak : 27 januari 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats],
ingeschreven aan [plaats 1],
waar hij gedetineerd zit in de P.I. Arnhem.
Raadsvrouw: mr. M. Burgers, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 januari 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/126779-22:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een hoeveelheid koper (afkomstig van sierelementen van één of meerdere graven), in elk geval
enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1], in
elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te
nemen hoeveelheid koper onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid koper (afkomstig van sierelementen van één of meerdere graven), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van parketnummer 05/219105-22:
hij op of omstreeks 30 augustus 2022 te Arnhem een magnetronmaaltijd, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] ([adres]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van parketnummer 05/251697-22:
hij op enig tijdstip in of omstreeeks de periode van 1 t/m 2 oktober 2022 te Velp, gemeente
Rheden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer goederen en/of geldbedragen van zijn, verdachtes, gading, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedragen, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam 2] en/of aan [benadeelde],in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, een raam en/of het beveiligingshek wat hier voor zat, heeft geforceerd waarna hij vervolgens is binnengeklommen en/of de goederen- en/of etenslift van voornoemd restaurant heeft geforceerd (ten gevolge waarvan verdachte klem is komen te zitten in voornoemde lift), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Ten aanzien van parketnummer 05/126779-22
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte van de primair ten laste gelegde koperdiefstal en de subsidiair ten laste gelegde heling dient te worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de stukken in het dossier en gelet op hetgeen de officier van justitie en de verdediging ter zitting naar voren hebben gebracht, niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair noch aan het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 05/219105-22 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte namens [slachtoffer], p. 18;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 7 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 januari 2023.
Ten aanzien van parketnummer 05/251697-22 [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van gekwalificeerde diefstal, in het bijzonder het bestanddeel ‘braak/verbreking/inklimming’. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte is binnengekomen via het raam van het restaurant. Verdachte heeft verklaard dat hij is binnengekomen via een niet gesloten deur van het restaurant. Verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan een poging diefstal.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat zij op 2 oktober 2022 omstreeks 8.30 uur het restaurant [naam 2] in Velp wilde openen. [benadeelde] hoorde iemand schreeuwen en er bleek een man vast te zitten in de etenslift. In de keuken van het restaurant zag [benadeelde] veel rommel. [benadeelde] heeft verklaard dat het restaurant veel schade heeft door de inbraak. De etenslift is vernield, omdat de man klem is komen te zitten in de lift. [3]
Op 2 oktober 2022 zagen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] bij het restaurant de [naam 2] dat er een deur van het restaurant op een kier open stond. Bij de deur stond nummer 2. Binnen in het restaurant bij pand nummer 6 hoorden zij geschreeuw en werden zij verwezen door de eigenaresse naar de goederenlift. Daarin bevond zich een persoon, naar later bleek verdachte. Verdachte zat vast met zijn been en had pijn aan zijn knie. De verbalisanten vroegen aan de eigenaresse van het restaurant of de deur met nummer 2 altijd open is. [benadeelde] verklaarde dat die deur bij hun restaurant hoort, maar dat die deur altijd op slot zit en nu ook. De verbalisanten hoorden verdachte zeggen dat die deur open was. Naast verdachte lagen verschillende schroevendraaiers en ander inbrekerswerktuig. Ook zaten er meerdere inbrekerswerktuigen in de zakken van verdachte. De brandweer heeft de lift (verder) open moeten maken, waarna verdachte kon worden bevrijd. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij honger had en eten wilde halen. Hij was alleen en is door een open deur binnengekomen in een opslagruimte van het restaurant en vervolgens naar de keuken gelopen. De verdachte is in de keuken in de etenslift geklommen om te kijken of er boven iets te halen viel. Verdachte is toen klem komen te zitten in de etenslift, want die bleek te klein voor hem. Zijn voet kwam tussen de muur en de lift terecht. [5]
De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende bewijs om vast te kunnen stellen dat verdachte door een raam het restaurant binnen is gekomen. In de aangifte staat wel vermeld dat het buitenraam van de keuken openstond en het ijzeren beveiligingshekje voor het raam open was gebogen, maar dit wordt verder niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Daar komt bij dat verdachte stellig heeft ontkend dat hij door het raam is binnengekomen. Hij heeft meteen al (vanuit de lift) verklaard dat hij door een deur (die al open was) naar binnen is gekomen. Deze verklaring van verdachte vindt steun in de waarneming van de verbalisanten die ter plaatse kwamen, zij hebben de deur ook open zien staan. De rechtbank acht het daarom aannemelijk dat verdachte door deze deur naar binnen is gekomen en naar de keuken van het restaurant is gelopen. Verdachte is vervolgens in de keuken in de etenslift geklommen met de gedachte om met deze lift naar boven naar het restaurant te gaan om te kijken of er iets te halen viel. Dat verdachte in het restaurant goederen en/of geldbedragen wilde stelen blijkt ook uit de inbrekerswerktuigen die bij verdachte zijn aangetroffen. De etenslift was te klein voor de verdachte, waardoor hij met zijn been tussen de lift en de muur terecht is gekomen. Verdachte heeft – doordat hij niet paste in de etenslift met zijn lichaam – de etenslift geforceerd en beschadigd.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van braak en inklimming, doordat verdachte de etenslift is ingeklommen, de etenslift heeft geforceerd en beschadigd om het restaurant te bereiken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05-219105-22 en 05-251697-22 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05/219105-22:
hij op
of omstreeks30 augustus 2022 te Arnhem een magnetronmaaltijd,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ([adres])
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van parketnummer 05/251697-22:
hij op enig tijdstip in
of omstreeksde periode van 1 t/m 2 oktober 2022 te Velp, gemeente Rheden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een of meer goederen en/of geldbedragen van zijn, verdachtes, gading,
in elk geval enig(e) goed(eren) en/of geldbedragen,geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam 2] en/of aan [benadeelde],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en
/of verbreking, en/ofinklimming
, een raam en/of het beveiligingshek wat hier voor zat, heeft geforceerd waarna hij vervolgens is binnengeklommen en/ofdoordat hijde goederen- en
/ofetenslift van voornoemd restaurant heeft geforceerd (ten gevolge waarvan verdachte klem is komen te zitten in voornoemde lift), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/219105-22:
Diefstal.
Parketnummer 05/251697-22:
Poging diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak/inklimming.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. Daartoe heeft zij aangevoerd dat aan de voorwaarden voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan. De oplegging van de ISD-maatregel is noodzakelijk om de maatschappij te beveiligen tegen verdachte en de recidive te beëindigen. Daarnaast is het de enige resterende mogelijkheid om verdachte tot gedragsverandering te brengen. Verdachte kan tijdens de maatregel aan zijn verslavings- en psychische problematiek werken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf of een voorwaardelijke ISD-maatregel passend is. Verdachte verdient nog een kans buiten de ISD-setting. Verdachte is intrinsiek gemotiveerd om zich te houden aan bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
  • het reclasseringsadvies van 28 december 2022;
  • brief advies van het NIFP van 11 oktober 2022;
  • de justitiële documentatie van 8 december 2022 en
  • de aanvullende informatie van de advocaat van verdachte per e-mailbericht van 11 januari 2023.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een magnetronmaaltijd bij de [slachtoffer] in Arnhem en aan een poging diefstal met braak/inklimming bij het restaurant [naam 2] in Velp. Verdachte heeft hiermee het eigendomsrecht van [slachtoffer] geschaad. Verdachte heeft restaurant [naam 2] met schade achtergelaten. Om verdachte te bevrijden uit de etenslift moest de brandweer de lift openslijpen. Naast de schade aan de lift, ondervond het restaurant ook hinder en overlast doordat zij de lift (tijdelijk) niet meer kon gebruiken. Verdachte heeft met zijn handelen getoond dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom.
De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens de Justitiële Documentatie van 8 december 2022 voorafgaand aan het bewezenverklaarde meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Die veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van (kunnen) weerhouden de strafbare feiten te plegen.
Uit het reclasseringsadvies van 28 december 2022 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een hardnekkig delictpatroon aangaande het plegen van vermogensdelicten en verwervingscriminaliteit. Verdachte is de laatste jaren afgegleden in middelengebruik en heeft zich zorgmijdend opgesteld. Verdachte blijkt niet zelfstandig middelenvrij door het leven te kunnen. Er is instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden. Zo heeft verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats, heeft hij geen inkomen en geen dagbesteding. Het middelengebruik en zijn financiële situatie lijken onlosmakelijk verbonden te zijn met zijn delictgedrag. Bij gebrek aan financiële middelen pleegt verdachte vermogensdelicten om in zijn verslaving te voorzien.
De reclassering concludeert dat een vrijwillige klinische opname niet voldoende is en dat een strakker kader nodig is om zijn jarenlange en hardnekkige verslaving te behandelen. Verdachte is in de hoedanigheid van veelpleger besproken in het Veiligheidshuis en voldoet aan de ISD-criteria. Een detentiestraf lijkt vooralsnog de enige factor te zijn die het delictgedrag kan onderbreken. De reclassering heeft geen beschermende factoren kunnen ontdekken. Het recidiverisico wordt door de reclassering ingeschat als hoog, evenals het risico op het zich onttrekken aan voorwaarden. De reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. De reclassering ziet geen enkele andere mogelijkheid voor toezicht en/of interventies om het gedrag van verdachte te beperken of te veranderen. Verdachte heeft de afgelopen jaren zowel in gedwongen- als in vrijwillig kader kansen gekregen om te laten zien dat hij bereid is abstinent te blijven en een delictvrij bestaan op te bouwen. Binnen de ISD-maatregel kan op basis van diagnostiek een plan van aanpak worden gemaakt. De ISD-maatregel zal voornamelijk in het teken staan van het vinden van een passende woonvorm voor verdachte.
De ISD-maatregel kan worden opgelegd als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 38m, eerste lid, onder 1°, 2° en 3° van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers. Bewezen is verklaard dat de door verdachte begane feiten een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij in de vijf jaren voorafgaande aan dit feit ten minste drie (of meer) keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf en/of maatregel, of een vrijheidsbeperkende maatregel is veroordeeld, dan wel is hem onherroepelijk een taakstraf opgelegd. De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen en/of maatregelen. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank moet beoordelen of het opleggen van de maatregel ook noodzakelijk is. Artikel 38m, tweede lid, Sr luidt als volgt: “De maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van de verdachte”. In de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (Kamerstukken II 2002-2003, 28 980, nr.3) wordt aangegeven dat aan de voorgestelde wetgeving het uitgangspunt ten grondslag ligt dat door het oppakken en langer vasthouden van stelselmatige daders meer criminaliteit van de straat wordt gehaald, waardoor de onveiligheid, de (drugs)overlast en de verloedering in het publieke domein zullen afnemen. Een traject dat is gericht op het veranderen van het criminele levenspatroon zal alleen worden uitgezet als daarvoor aanknopingspunten zijn.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de vraag of de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel vereist, niet alleen de strafbare feiten die nu bewezen zijn verklaard betrokken. Zij heeft ook gekeken naar het advies van de reclassering zoals hiervoor weergegeven. Daaruit komt naar voren dat voor verdachte – vanwege zijn problematiek – een strak kader noodzakelijk is, omdat hij anders (weer) uit het zicht verdwijnt. Verdachte heeft aangegeven het zelf vrijwillig aan te willen pakken. De rechtbank overweegt dat verdachte in het verleden heeft laten zien dat alle pogingen tot nu toe niet tot gedragsverandering hebben geleid. Dat het verdachte nu goed gaat in de PI, zoals hij ter zitting heeft verteld, lijkt juist te illustreren dat verdachte baat heeft bij een strak kader.
De rechtbank heeft er geen vertrouwen in dat een minder zware maatregel, zoals een voorwaardelijke ISD-maatregel of een voorwaardelijke straf zoals door de verdediging bepleit, het recidiverisico voldoende inperkt. Daarnaast kan een in het kader van deze maatregel te volgen behandeling, gericht op zijn angststoornis, verdachte verder helpen en mogelijk zijn afhankelijkheid van medicatie verminderen.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders noodzakelijk is. Gelet voorts op het belang van beveiliging van de maatschappij en van beëindiging van de recidive van verdachte, alsook om tot een zo optimaal mogelijke behandeling van de problematiek van verdachte te komen, zal de rechtbank de maatregel voor de (maximale) duur van twee jaren opleggen.
Ten behoeve van de maximale beveiliging van de maatschappij en om de behandelmogelijkheden in het kader van de maatregel niet te doorkruisen heeft de rechtbank bij het bepalen van deze duur geen rekening gehouden met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met parketnummer 05-251697-22 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 50.000,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij in het verzoek tot schadevergoeding heeft vermeld dat er zowel aan de lift als de constructie van de lift sprake is van schade. De totale kosten voor herstel worden globaal geschat op € 20.000,- tot € 50.000,-. De rechtbank wil aannemen dat er een rechtstreeks verband is tussen het bewezenverklaarde (de diefstal met braak/inklimming) en de schade van de benadeelde partij aan de lift. Er zit echter geen onderbouwing bij de vordering, zodat de rechtbank geen aanknopingspunt heeft om (een deel van) de vordering toe te kunnen wijzen, ook niet op basis van een schatting.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De vordering kan eventueel nog bij de civiele rechter worden aangebracht.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 45, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 05-126779-22 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

legt opde maatregel van
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van de materiële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.D. Leen (voorzitter), mr. W. Bruins en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Teger, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022398589, gesloten op 1 september 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 4] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022455136, gesloten op 4 oktober 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.Proces-verbaal aangifte door [benadeelde], p. 11-12.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15-16.
5.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 13 januari 2023.