ECLI:NL:RBGEL:2023:42

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 januari 2023
Publicatiedatum
6 januari 2023
Zaaknummer
AWB_21_2467
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om handhavend optreden ter bescherming van het vliegend hert op mountainbikepad Westermeerwijk

Op 6 januari 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak over een verzoek om handhavend op te treden ter bescherming van het vliegend hert op het mountainbikepad Westermeerwijk bij Nijmegen. De rechtbank oordeelde dat het college van gedeputeerde staten van Gelderland ten onrechte een besluit had genomen op het verzoek van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap, omdat deze vereniging geen belanghebbende is. De rechtbank concludeerde dat de statutaire doelstellingen van de vereniging niet in lijn zijn met de bescherming van het vliegend hert, waardoor het college het bezwaar van de vereniging niet-ontvankelijk had moeten verklaren.

De zaak begon met een handhavingsverzoek van eiseres op 9 juli 2020, waarin zij vroeg om maatregelen tegen het gebruik van het mountainbikepad in de maanden juni en juli, omdat dit het leefgebied van het vliegend hert zou verstoren. Het college had dit verzoek afgewezen, omdat er geen overtredingen waren geconstateerd. Eiseres en de stichting die als derde-partij optrad, hebben hun standpunten over de vraag of eiseres belanghebbende is, uiteengezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van eiseres onvoldoende verband houden met de handhavingsprocedure, die specifiek gericht is op de bescherming van het vliegend hert.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het bestreden besluit van het college vernietigd en het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, omdat er geen bezwaar openstond tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek. Eiseres krijgt het door haar betaalde griffierecht vergoed, maar er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/2467

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats] ([woonplaats]), eiseres
(gemachtigden: J. Dirkmaat en M. van der Laan),
en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland

(gemachtigden: mr. P. Tillie, W. Willems en T. Brouwer).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (de stichting)
(gemachtigden: mr. L.C.A.C. Hoogewerff en mr. A.A.P. Peters)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoek om handhavend op te treden ter bescherming van het vliegend hert op het mountainbikepad Westermeerwijk, Nijmegen. Met het bestreden besluit van 6 april 2021 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De stichting heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres, de gemachtigden van de stichting en de gemachtigden van het college.
1.3.
Het onderzoek is op 22 november 2022 geschorst, waarna eiseres, de stichting en het college aanvullende stukken hebben ingediend. De rechtbank doet zonder nadere zitting uitspraak omdat partijen daarmee op de zitting hebben ingestemd.

Beoordeling door de rechtbank

2. Voordat de rechtbank op de beroepsgronden van eiseres kan ingaan, moet zij eerst de vraag beantwoorden of eiseres belanghebbende is bij de verzochte handhaving. Deze vraag beantwoordt de rechtbank ontkennend. Dit leidt tot het oordeel dat het college ten onrechte het bezwaar van eiseres ongegrond heeft verklaard. Het college had het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren, omdat eiseres geen belanghebbende is bij handhaving. Het beroep is daarom gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het handhavingsverzoek en de afwijzing van dit verzoek
3. Eiseres heeft op 9 juli 2020 een handhavingsverzoek gedaan bij het college. Dat verzoek richt zich tegen een mountainbikepad dat kriskras door de bossen ten zuidoosten van Nijmegen loopt, door het leefgebied van het vliegend hert in Westermeerwijk. Volgens eiseres moet gebruik van de mountainbikepad in de maanden juni en juli, met uitloop tot medio augustus worden stilgelegd en moet het college mitigerende maatregelen nemen.
3.1.
Het college heeft op dit verzoek afgewezen. Met het bestreden besluit heeft het deze afwijzing gehandhaafd omdat op het moment van de hoorzitting en het bestreden besluit geen overtreding of dreigende overtreding van artikelen 3.5 en 3.10 van de Wet natuurbescherming (Wnb)is geconstateerd. Daarbij wijst het college erop dat de kwetsbare periode van het vliegend hert loopt van juni tot en met juli en dat het vliegend hert tijdens de controle naar aanleiding van de zienswijze van eiseres niet is aangetroffen. Wel heeft het college vermeld dat toekomstige overtredingen niet ondenkbaar zijn en heeft daarom toegezegd het mountainbikepad vóór mei 2021 te verleggen zodat eventuele toekomstige overtredingen worden uitgesloten. Mede hierom is volgens het college ook geen aanleiding om aan te nemen dat de bepalingen uit de Wnb ten aanzien van het vliegend hert zullen worden overtreden. Het college ziet geen aanleiding tot het treffen van compenserende of mitigerende maatregelen.
Is eiseres belanghebbende bij handhaving?
4. De vraag of eiseres belanghebbende is bij het handhavingsverzoek beantwoordt de rechtbank ambtshalve. Dat betekent dat de rechtbank dat doet ook als geen van de partijen heeft betoogd dat eiseres geen belanghebbende is. Alle partijen hebben zich wel over deze vraag uitgelaten.
4.1.
De stichting betoogt dat eiseres geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, en dat het beroep om die reden niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard. Daartoe voert zij – kort gezegd – aan dat de bescherming van het vliegend hert op de mountainbikeroute geen belang is dat valt onder de statutaire doelstellingen van eiseres. Die doelstellingen zien op het agrarisch cultuurlandschap en historische cultuurelementen. Ten aanzien van het vliegend hert is volgens de stichting geen sprake van een algemeen en collectief belang dat eiseres krachtens haar doelstellingen en blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt. Verder is in de visie van de stichting het statutaire doel in functioneel opzicht zo ruim en veelomvattend dat het onvoldoende onderscheidend is om op grond daarvan te kunnen oordelen dat het belang van eiseres rechtstreeks is betrokken bij het bestreden besluit. Bovendien is het doel volgens de stichting onvoldoende geografisch beperkt. In haar nadere reactie na de schorsing betoogt de stichting dat het door eiseres aanleggen van houtwallen in Westermeerwijk moet worden onderscheiden van het behartigen van de belangen van het vliegend hert. Daarbij wijst de stichting erop dat in de statuten van eiseres geen koppeling is gemaakt met het behartigen van de belangen van het vliegend hert. Daarbij is de door eiseres in haar statuten en ter zitting genoemde biodiversiteit geen statutaire doelstelling, maar een basis voor het verwezenlijken van een doelstelling, namelijk het stimuleren van de waardering voor het agrarisch cultuurlandschap. Deze doelstelling heeft volgens de stichting geen concreet verband met het beschermen van houtwallen, of het vliegend hert. De stichting wijst er verder op dat het vliegend hert geen cultuurhistorische waarde is, en dat de door eiseres overlegde cultuurhistorische waardekaart daarom niet maakt dat eiseres als belanghebbende moet worden beschouwd bij deze procedure. Daarbij betoogt de stichting dat eiseres als doelstelling heeft het behoud van cultuurhistorische landschapselementen, maar dat het vliegend hert ook geen cultuurhistorisch landschapselement is.
4.1.1.
In de schriftelijke reactie van 28 november 2022 deelt het college het standpunt dat eiseres geen belanghebbende is bij het bestreden besluit. Daartoe betoogt het college – kort gezegd – dat de eiseres op grond van haar statuten niet een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken belang behartigt als zij opkomt voor diersoorten die in de door haar aangelegde houtwallen leven, waaronder het vliegend hert.
4.1.2.
Eiseres betoogt dat biodiversiteit in de statuten duidelijk is genoemd. Eiseres wijst erop dat zij de hakhoutwallen in het gebied Westermeerwijk beheert en aanlegt en dat dat de habitat is van het vliegend hert. Het gebied Westermeerwijk is volgens eiseres een vorm van cultuurlandschap met veel cultuurhistorische waarde. Eiseres stelt zich ten doel om de aangetaste hakhoutcultuur in Westermeerwijk te herstellen. Ter onderbouwing van dit betoog heeft eiseres informatie overlegd over het vliegend hert en zijn habitat en een offerte voor het aanleggen van houtwallen in Westermeerwijk. Houtwallen zijn volgens eiseres aan te merken als cultuurhistorisch erfgoed.
4.2.
Volgens vaste rechtspraak is voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt. [1]
4.3.
De rechtbank komt tot het oordeel dat eiseres geen belanghebbende is bij de verzochte handhaving. Dit oordeel baseert zij op de statutaire doelstellingen van eiseres.
4.3.1.
Uit de statuten van eiseres blijkt over haar statutaire doelstellingen het volgende:
a) het behoud, herstel en verrijking van het agrarisch cultuurlandschap, waarbij groen-blauwe dooradering van heel Nederland het streefbeeld is;
b) het stimuleren van de waardering voor het agrarisch cultuurlandschap bij onder meer maatschappelijke en politieke organisaties, bedrijfsleven, overheden, opleidingsinstituten en individuen, waarbij cultuurhistorie, biodiversiteit en een forse verbetering van de recreatieve ontsluiting als basis dienen;
c) het (doen) wegnemen van barrières en oplossen van knelpunten om tot dit verbeterde agrarisch cultuurlandschap te komen;
d) het behoud van cultuurhistorische landschapselementen als onderdeel van het cultureel erfgoed en als inspiratiebron voor herstel van oude en inrichting van nieuwe landschappen;
e) het herstellen van oude en inrichten van nieuwe landschappen, waarbij altijd in goed overleg en met respect voor de grondeigenaren en -gebruikers wordt gehandeld;
f) het geven van voorlichting in brede zin;
g) het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
4.3.2.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen die eiseres blijkens haar statutaire doelstellingen behartigt, onvoldoende betrokken zijn bij het doel van deze handhavingsprocedure. Die ziet immers op het beschermen van het vliegend hert tegen verstoring door een mountainbikeroute en heeft onvoldoende verband met het agrarisch cultuurlandschap of cultuurhistorische landschapselementen waarvoor eiseres blijkens haar statuten in algemene zin opkomt. Het beschermen van diersoorten valt hier niet onder. Dit betekent dat het beschermen van het vliegend hert geen rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang is dat door eiseres in het bijzonder wordt behartigd. De omstandigheid dat het vliegend hert leeft in cultuurhistorische landschapselementen waarvoor eiseres blijkens haar statuten wel opkomt, zoals hakhoutwallen, maakt niet dat die statutaire doelstellingen voor zover zij zien op het behoud, de bevordering of verbetering van die hakhoutwallen daarom zo breed moeten worden geïnterpreteerd dat zij ook betrekking hebben op de in die hakhoutwallen aanwezige diersoorten. De rechtbank volgt niet het betoog van eiseres ter zitting dat biodiversiteit in haar statuten is genoemd en dat eiseres om die reden belanghebbende is bij het bestreden besluit. Zoals de stichting terecht heeft betoogd, dient biodiversiteit in de staturen van eiseres als basis voor de doelstelling ‘het stimuleren van de waardering voor het agrarisch cultuurlandschap’ en is het stimuleren van biodiversiteit op zichzelf geen statutaire doelstelling van eiseres.
4.4.
Het college heeft eiseres daarom ten onrechte als belanghebbende bij het handhavingsverzoek aangemerkt. Dat eiseres geen belanghebbende is bij de handhaving heeft als gevolg dat het verzoek van eiseres van 9 juli 2020 geen aanvraag is als bedoeld in de Awb. [2] Omdat het verzoek van eiseres geen aanvraag is, is de beslissing op het verzoek geen besluit. Het college had geen beslissing op het verzoek hoeven nemen. Het college heeft het verzoek echter wel afgewezen, maar dat maakt die beslissing geen besluit waartegen bezwaar openstond. [3] Het college had het bezwaar niet-ontvankelijk moeten verklaren.

Conclusie en gevolgen

5. Omdat het college het bezwaar ten onrechte niet niet-ontvankelijk heeft verklaard is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en te doen wat het college had moeten doen. De rechtbank verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit omdat tegen de afwijzing van het handhavingsverzoek geen bezwaar open stond. De rechtbank komt daarom niet toe aan de bespreking van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding omdat van enige proceskosten niet is gebleken. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de rechtbank wel dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
-draagt het college op het betaalde griffierecht van in totaal € 360 aan eiseres te vergoeden
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op:
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 15 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1082, r.o. 3.2.
2.Zie artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
3.Zie bijvoorbeeld ABRvS, 15 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1099, r.o. 3.