ECLI:NL:RBGEL:2023:4187

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
21 juli 2023
Zaaknummer
05/026238-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering, diefstal, valsheid in geschrift en oplichting door werknemer met gokverslaving

Op 21 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, diefstal, valsheid in geschrift en oplichting. De verdachte, die lijdt aan een gokverslaving, heeft in de periode van 8 januari 2016 tot en met 21 december 2020 geldbedragen verduisterd die toebehoorden aan zijn werkgevers. Daarnaast heeft hij in de periode van 29 september 2017 tot en met 8 december 2021 geldbedragen weggenomen door middel van valse orders en het aanpassen van facturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op meerdere momenten valse facturen heeft opgemaakt en zijn eigen bankrekeningnummer heeft gebruikt om betalingen te ontvangen die bestemd waren voor zijn werkgever. De verdachte heeft ook geprobeerd om een klant te bedriegen door deze te bewegen tot het doen van een aanbetaling voor een product dat nooit geleverd zou worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, met een proeftijd van drie jaar. Tevens is de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder een bedrag van €134.863,75 aan [slachtoffer 1] en €22.674,82 aan [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van indiening van de vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/026238-22
Datum uitspraak : 21 juli 2023
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. A.H. Staring, advocaat in Arnhem.
Dit verkort vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8 januari 2016 tot en met 21 december 2020 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk en of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag,
geheel of ten dele toebehoorde aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of . [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten algemeen medewerker bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 8 december 2021 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, althans in Nederland een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig geldbedrag, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse orders en/of listige kunstgrepen, door meerdere facturen en/of bonnen, althans één factuur en/of bon aan te passen door het bankrekeningnummer hierop te wijzigen in een bankrekeningnummer wat hemzelf toebehoorde;
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 8 december 2021 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, althans in Nederland meermalen, althans eenmaal, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een factuur/facturen en/of een bon/bonnen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door het bankrekeningnummer van het bedrijf weg te halen en/of zijn eigen bankrekeningnummer hierop te vermelden met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 8 december 2021 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, althans in Nederland meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] en/of anderen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten enig geldbedrag over te maken naar hem (verdachte), door
- zich voor te doen als verkoper/verstrekker/werknemer en/of
- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [slachtoffer 6] en/of anderen dat hij, verdachte, de goederen en/of diensten daadwerkelijk zou leveren en/of
- voornoemde [slachtoffer 6] en/of anderen een betaalverzoek te sturen voor een aanbetaling en/of
-(daarmee) de indruk en/of het vertrouwen te wekken dat voornoemde [slachtoffer 6] en/of anderen betalingen zou/zouden verrichten en/of heeft/hebben verricht aan het bedrijf waarvoor hij, verdachte, ten tijde werkzaam is/was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 tot en met 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 geen bewijsverweer gevoerd. Ten aanzien van feit 4 is aangevoerd dat geen bewijs voorhanden is voor oplichting van [slachtoffer 6] en anderen. Verdachte had wel de intentie om te leveren, zodat het oogmerk ontbreekt. Bovendien is geen sprake van oplichtingsmiddelen; verdachte was werknemer bij het betreffende bedrijf.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1, 2 en 3
Op grond van de (in het dossier aanwezige en) in samenhang beschouwde bewijsmiddelen, waaronder de (grotendeels) bekennende verklaringen van verdachte, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan. Daarbij wordt elk bewijsmiddel gebruikt ten aanzien van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 4
Op grond van de (in het dossier aanwezige en) in samenhang beschouwde bewijsmiddelen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
De rechtbank verwerpt de door de verdediging gevoerde verweren. Daartoe is het volgende van belang.
Uit het dossier en de verklaringen van verdachte volgt dat hij [slachtoffer 6] een factuur heeft gestuurd voor aanbetaling van een door [slachtoffer 1] te leveren saunawand met deur en dat verdachte op die nota het rekeningnummer van het bedrijf heeft veranderd in zijn eigen rekeningnummer. Toen [slachtoffer 6] contact met verdachte zocht, omdat hij bij betaling een melding kreeg dat het rekeningnummer bij een privé-persoon hoorde, heeft verdachte [slachtoffer 6] aangegeven dat de boekhouder dit geadviseerd had en heeft hij aangeboden een kopie van zijn legitimatie te sturen, hetgeen hij ook heeft gedaan. [slachtoffer 6] heeft toen betaald. Verdachtes bedoeling was om de wand wel (door het bedrijf) te laten leveren, maar de opbrengst op zijn eigen (privé)rekeningnummer te ontvangen. In de administratie van het bedrijf zou verdachte dit “oplossen” door de bestelling van [slachtoffer 6] onder te brengen bij een andere bestelling zodat het minder opviel. Toen [slachtoffer 6] bij verdachte informeerde naar de levering, reageerde verdachte onder de verzonnen naam van Dennis Jansen. Verdachte pleegde in die periode strafbare feiten om zijn gokverslaving te bekostigen.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat verdachte [slachtoffer 6] op meerdere momenten middels een specifieke voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken heeft voorgespiegeld door ten onrechte de indruk te wekken dat [slachtoffer 6] door overboeking naar het door verdachte opgegeven rekeningnummer bevrijdend kon betalen, teneinde daarvan misbruik te maken. Verdachte deed dit door de factuur te vervalsen en door [slachtoffer 6] onjuiste informatie (advies boekhouder) te verschaffen toen deze navraag deed over het rekeningnummer. Op die manier en door toezending van zijn identiteitsbewijs heeft verdachte [slachtoffer 6] bewogen de vervalste factuur toch te betalen. De uitvoering van deze met list en bedrog tot stand gekomen “transactie” heeft verdachte vervolgens geprobeerd te manipuleren door met een gefingeerde naam te reageren toen [slachtoffer 6] informeerde naar de levering. Nakoming van deze “overeenkomst” was alleen mogelijk als verdachte deze administratief zou wegmoffelen onder een andere levering. Verdachte is kort gezegd een spooktransactie aangegaan met een niets vermoedende [slachtoffer 6] en heeft daarbij diverse oplichtingsmiddelen ingezet waardoor hij het transactiebedrag in privé ontving.
In deze handelingen ligt het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling besloten. De handelingen vallen te kwalificeren als listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels.
Voor zover in de tenlastelegging onder feit 4 wordt gesproken over “anderen” zal de rechtbank verdachte vrijspreken omdat het dossier daarvoor onvoldoende concreet en specifiek is.
Aanvulling verkort vonnis feiten 1 tot en met 4
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

3. De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 t/m 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 8 januari 2016 tot en met 21 december 2020 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
althans in Nederland, (telkens
)opzettelijk
en of meerderegeldbedrag
(en
),
in elk geval enig geldbedrag,die
geheel of ten deletoebehoorden aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of . [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten algemeen medewerker bij [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
elk geval anders dan door misdrijfonder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op
één of meerderetijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 september 2017 tot en met 8 december 2021 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
althans in Nederland een of meerderegeldbedrag
(en
),
in elk geval enig geldbedrag, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse orders en/of listige kunstgrepen, door meerdere facturen en/of bonnen,
althans één factuur en/of bonaan te passen door het bankrekeningnummer hierop te wijzigen in een bankrekeningnummer wat hemzelf toebehoorde;
3.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 29 september 2017 tot en met 8 december 2021 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
althans in Nederlandmeermalen,
althans eenmaal,een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een factuur/facturen en/of een bon/bonnen valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst door het bankrekeningnummer van het bedrijf weg te halen en/of zijn eigen bankrekeningnummer hierop te vermelden met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 29 september 2017 tot en met 8 december 2021 te Ulft, gemeente Oude IJsselstreek,
althans in Nederlandmeermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6]
en/of anderenheeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten enig geldbedrag over te maken naar hem (verdachte), door
- zich voor te doen als verkoper
/verstrekker/werknemeren
/of- de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde [slachtoffer 6]
en/of anderendat hij, verdachte, de goederen en/of diensten daadwerkelijk zou leveren en
/of- voornoemde [slachtoffer 6]
en/of andereneen betaalverzoek te sturen voor een aanbetaling en
/of-(daarmee) de indruk en/of het vertrouwen te wekken dat voornoemde [slachtoffer 6]
en/of anderenbetalingen zou
/zoudenverrichten en
/ofheeft
/hebbenverricht aan het bedrijf waarvoor hij, verdachte, ten tijde werkzaam
is/was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
verduistering, meermalen gepleegd;
feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door listige kunstgrepen, meermalen gepleegd;
feit 3:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 4:
oplichting.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit aan verdachte een (al dan niet deels voorwaardelijke) taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van geldbedragen, die hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking onder zich had. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal van geldbedragen. Door aldus te handelen heeft de verdachte zijn voormalig werkgevers financiële schade toegebracht. Verdachte heeft daarnaast het vertrouwen dat door zijn werkgevers in hem werd gesteld, ernstig geschaad.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door facturen aan te passen. Het belang dat met het strafbaar stellen van dit handelen wordt beschermd, is het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer gesteld moet kunnen worden aan de juistheid van bepaalde geschriften. Dat vertrouwen heeft verdachte geschaad. Door de facturen te veranderen, heeft verdachte gelden die bestemd waren voor zijn werkgever laten uitbetalen op zijn eigen rekening. Met zijn handelen heeft de verdachte zijn werkgevers forse schade berokkend. Bovendien heeft hij misbruik gemaakt van zijn positie binnen het bedrijf en het vertrouwen dat zijn werkgevers in hem stelden ook op die wijze ernstig beschaamd.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan oplichting van een klant door die klant te bewegen tot het doen van een aanbetaling aan hem, in plaats van aan het bedrijf.
Door het plegen van deze vermogensfeiten heeft verdachte zijn voormalig werkgevers voor ruim 2,5 ton benadeeld.
Verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin en zich niets gelegen laten liggen aan de (reputatie)schade die zijn handelen had voor zijn voormalig werkgevers. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte heeft meegewerkt aan het politieonderzoek, al is het de vraag of verdachtes frauduleuze handelen nu volledig in kaart is gebracht. Verdachte heeft gewerkt aan zijn verslaving en heeft een nieuwe baan.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juni 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Het feit dat verdachte langere tijd bezig is geweest met frauduleuze handelingen roept zorgen op over het recidiverisico.
De rechtbank overweegt dat in zaken als deze doorgaans een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank oog voor het belang van de benadeelde partijen dat verdachte zo snel mogelijk begint met terugbetalen. De rechtbank is daarom, met de officier van justitie, van oordeel dat volstaan kan worden met de oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met de maximale taakstraf. Gezien de ernst, duur en omvang van de bewezenverklaarde feiten en ter voorkoming van recidive zal de rechtbank echter een hogere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank acht alles afwegende een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op drie jaar.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 134.863,75 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de vordering niet is betwist. De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een hoogte van
€ 134.863,75 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 20 juni 2023 (datum indiening vordering) wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. De rechtbank ziet aanleiding het gangbare aantal dagen gijzeling te halveren.
[slachtoffer 2] ( [slachtoffer 5] )
De benadeelde partij [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 5] ) heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 70.164,85 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met dien verstande dat van de post ‘betalingen na oktober 2021’ € 600,00 moet worden afgetrokken. De officier van justitie vordert toekenning van de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich ook op het standpunt gesteld dat € 600,00 in mindering moet worden gebracht op de post ‘betalingen na oktober 2021’. De verdediging heeft verzocht het door de politie uitgerekende benadelingsbedrag en de reiskosten toe te wijzen. De verdediging heeft verder verzocht de overige posten af te wijzen, dan wel de benadeelde partij in de overige posten niet-ontvankelijk te verklaren.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank overweegt dat de schadeposten reiskosten en betalingen na 1 oktober 2021 niet zijn betwist. De schadeposten zijn (verder) voldoende onderbouwd en komen redelijk voor.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de posten betalingen na 1 oktober 2021 en reiskosten) (tot een hoogte van (€ 22.556,86 + € 117,96 = € 22.674,82)) kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De behandeling van de overige schadeposten levert namelijk een onevenredige belasting van het strafproces op. De benadeelde partij kan deze nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Verdachte is vanaf 26 juni 2023 (datum indiening vordering) wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. De rechtbank ziet aanleiding het gangbare aantal dagen gijzeling te halveren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 225, 311, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van drie (3) jarenschuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op
een taakstraf van 240 (tweehonderd veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 5] ) van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente
1.[slachtoffer 1]
134.863,75 datum 20 juni 2023
2.[slachtoffer 2] ( [slachtoffer 5] )
22.674,82 datum 26 juni 2023
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 5] ) voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schadevergoeding;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1.[slachtoffer 1]
134.863,75 182 dagen;
2.[slachtoffer 2] ( [slachtoffer 5]
)
22.674,82 74 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. G. Edelenbos (voorzitter), mr. M.C. van der Mei en
mr. G.L.C. van den Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 juli 2023.
De griffier is buiten staat dit verkort vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Basisteam Achterhoek-West, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021437011, gesloten op 4 juli 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.