ECLI:NL:RBGEL:2023:4179

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
05.085096.23 en 05.294819.19.tul
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en openlijk geweld met vrijspraak voor zwaar lichamelijk letsel

Op 18 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en openlijk geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 februari 2023 in Arnhem, waar de verdachte samen met anderen de [slachtoffer] heeft aangevallen en zijn schoenen en tas heeft gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanwezig was tijdens de aanval, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de zware lichamelijke letsel ten laste gelegd aan de verdachte. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van zwaar lichamelijk letsel, maar vond hem wel schuldig aan diefstal door twee of meer verenigde personen en openlijk in vereniging geweld plegen tegen de [slachtoffer]. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een taakstraf van 180 uur opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer], voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden gegrond verklaard, waardoor de verdachte nu ook een gevangenisstraf van drie maanden moet ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/085096-23 en 05/294819-19 (tul)
Datum uitspraak : 18 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] .
Raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, schoenen en/of een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of hem op/tegen zijn helm en/of zijn be(e)n(en) en/of arm(en), althans op/tegen zijn lichaam te trappen en/of te schoppen en/of de tas van zijn arm te trekken en/of te rukken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van schoenen en/of een tas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] en/of een derde toebehoorde(n) door die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of hem op/tegen zijn helm en/of een/de be(e)n(en) en/of een/de arm(en), althans op/tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen;
2
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en/of (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) hem op/tegen de helm en/of de be(e)n(en) en/of de arm(en), althans op/tegen het lichaam heeft geschopt en getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2023 te Arnhem openlijk, te weten, op de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door hem naar de grond te werken en/of (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt) hem op/tegen zijn helm en/of be(e)n(en) en/of arm(en), althans op/tegen het lichaam, te trappen en/of te schoppen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 21 februari 2023 is [slachtoffer] in een park in Arnhem aangevallen en geslagen, waarbij ook zijn schoenen en tas zijn gestolen. Verdachte was daarbij aanwezig. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair.
Er zou een vrijspraak moeten volgen voor feit 2 primair in het geval de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het subsidiaire feit kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte geen geweld heeft gebruikt. Ook is er geen bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking met betrekking tot het wegnemen van de schoenen en de tas. Daarom moet vrijspraak volgen voor feit 1 en voor feit 2 primair.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte] hem vroeg om haar ex-vriend [slachtoffer] aan te spreken omdat [slachtoffer] haar bleef lastigvallen. Zij heeft een afspraak met [slachtoffer] gemaakt en verdachte is daarheen gegaan met de bedoeling [slachtoffer] aan te spreken op zijn gedrag. Hij kwam toevallig twee bekenden tegen en één van die jongens heeft het geweld tegen [slachtoffer] gebruikt. Van de diefstal van de schoenen en de tas van [slachtoffer] weet verdachte niets.
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte verklaard dat hij in het park had afgesproken met [medeverdachte] . Hij is daar op zijn scooter heen gegaan, maar heeft haar niet gezien. [slachtoffer] werd ineens aangevallen door drie jongens, waaronder verdachte. Verdachte zei tegen hem: "Ik zei toch dat ik jou terug zou pakken". [slachtoffer] had vorig jaar een conflict met verdachte en verdachte heeft toen gezegd dat hij [slachtoffer] nog zou pakken.
[slachtoffer] werd tegen de grond getrapt. Hij viel op de grond en werd vervolgens tegen zijn helm geschopt. Hij werd in zijn buik geschopt en ook tegen zijn benen. Hij werd meerdere keren geschopt. [slachtoffer] weet niet precies wie hem waar raakte, maar hij zag dat alle drie personen hem schopten. Toen hij op de grond lag, moest hij zijn schoenen uit doen en werd zijn tasje van zijn nek gerukt. [3]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij 3 à 4 jongens in het park zag. Op een gegeven moment hoorde hij een schreeuw bij de jongens vandaan komen. Hij zag toen één jongen rennen naar de brug. Deze jongen werd onderuit gehaald door de andere jongens. Vervolgens schopten die andere jongens in op die ene jongen die op de grond lag. [4]
De telefoon van [medeverdachte] is onderzocht. In die telefoon is het volgende chatgesprek van 21 februari 2023 aangetroffen tussen [medeverdachte] en verdachte, die heeft verklaard dat hij ‘ [verdachte] ’ is [5] :
[verdachte] : Maar
[verdachte] : Ga jij hem aanspreken
[verdachte] : En dan komen wij
[verdachte] : ?*
[verdachte] : Ofwat
[medeverdachte] : nee
[medeverdachte] : apreek jij hem aan
[verdachte] : Laat hem naar boven komen
[medeverdachte] : en dan als die stoer doet bos je m
[medeverdachte] : isgoed. [6]
Verder is in de telefoon van [medeverdachte] een chatgesprek gevonden met [chatcontact] , waarin [medeverdachte] op 23 februari 2023 meldt dat ze waarschijnlijk een taakstraf krijgt. In reactie op de vraag van [chatcontact] wat [medeverdachte] dan gedaan heeft en of ze iemand in elkaar gemept heeft, stuurt [medeverdachte] : “Ik niet. Ik heb dr alleen voor gezorgd dat iemand in elkaar gemept werd. En die gene die dat hebben gedaan die hebben ook diefstal gedaan." [7]
Gelet op deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is. Immers, [slachtoffer] en de getuige hebben verklaard dat alle drie de personen, en dus ook verdachte, geweld hebben gebruikt. Ook worden in de chatberichten meervoudsvormen gebruikt, zowel als het gaat om het plan om [slachtoffer] aan te vallen als de diefstal. De rechtbank vindt daarom wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de andere jongens.
Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank dat niet kan worden geoordeeld dat het geweld een in de tenlastelegging genoemd oogmerk had. Daarom zal verdachte van dat onderdeel van feit 1 primair worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte verder vrijspreken van feit 2 primair. Zij overweegt in dit verband dat schoppen tegen het hoofd onder omstandigheden kan leiden tot het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Maar in dit geval is het niet alleen zo dat het dossier geen informatie bevat over bijvoorbeeld de kracht waarmee werd geschopt, maar droeg [slachtoffer] bovendien een helm en is niet duidelijk wat de invloed daarvan is op de mogelijkheid van het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel aan/in het hoofd. Naar het oordeel van de rechtbank kan op basis van de beschikbare gegevens daarom niet de conclusie worden getrokken dat de gedragingen van onder meer verdachte zwaar lichamelijk letsel tot gevolg hadden kunnen hebben.
Gelet op de eerder weergegeven bewijsmiddelen komt de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van feit 2 subsidiair.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks21 februari 2023 te Arnhem tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,schoenen en
/ofeen tas
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer] naar de grond te werken en/of hem op/tegen zijn helm en/of zijn be(e)n(en) en/of arm(en), althans op/tegen zijn lichaam te trappen en/of te schoppen en/of de tas van zijn arm te trekken en/of te rukken;
2 subsidiair
hij op
of omstreeks21 februari 2023 te Arnhem openlijk, te weten
, op de [straat 1] , in elk geval op of aan de openbare weg en/ofop een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door hem naar de grond te werken en
/of (terwijl die [slachtoffer] op de grond ligt
)hem op/tegen zijn helm en
/ofbe
(e)n
(en
) en/of arm(en), althans op/tegen het lichaam,te trappen en/of te schoppen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 2 subsidiair:het openlijk in vereniging geweld plegen tegen een persoon.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en een meldplicht. Daarnaast heeft de officier van justitie een taakstraf van 240 uur gevorderd en oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38x (
de rechtbank begrijpt: artikel 38v) van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de reclassering heeft geadviseerd geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte is net vader geworden, heeft werk en zijn leven is in rustiger vaarwater gekomen.
Voor een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht bestaat geen noodzaak.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging en openlijk geweld. Hij heeft samen met anderen een (voormalige) vriend van hem belaagd en daarna spullen van het slachtoffer meegenomen. Uit de verklaringen van het slachtoffer en de medische informatie die bij de vordering tot schadevergoeding is overgelegd, volgt dat het slachtoffer niet alleen fysiek letsel heeft opgelopen, maar dat hij ook psychisch een klap heeft gekregen. De rechtbank neemt het verdachte bijzonder kwalijk dat hij een oude vriend zonder pardon in elkaar heeft geslagen en zich daarna ook niet om hem heeft bekommerd.
De reclassering heeft in een rapport van 26 juni 2023 beschreven dat verdachte ten tijde van de verdenking in beeld was bij Jeugdreclassering Gelderland. Volgens de toezichthouder kwam de verdenking geheel onverwachts, omdat verdachte zich altijd aan de voorwaarden en afspraken heeft gehouden. Verdachte woont sinds zijn 16e jaar bij [instelling] . Dat traject verloopt goed en verdachte zal binnenkort zelfstandig kunnen wonen. Wanneer de mogelijkheid er is wil hij gaan samenwonen met zijn vriendin, die inmiddels ruim 37 weken zwanger is. Verdachte heeft een baan en zijn schulden praktisch afbetaald. Volgens de reclassering is er geen indicatie voor toepassing van het jeugdsanctierecht omdat er geen sprake meer is van pedagogische beïnvloeding. De ontwikkelstappen van verdachte zijn leeftijdsadequaat.
In het rapport is vermeld dat een gevangenisstraf niet de voorkeur geniet. Verdachte heeft zijn leven opgebouwd en is zijn afspraken goed nagekomen. Bij een gevangenisstraf zal hij zijn woonplek en baan verliezen en mogelijk de eerste tijd na de geboorte van zijn kind niet meemaken. Verder zijn interventies of toezicht niet nodig. Wel wordt in overweging gegeven om het bestaande contactverbod met het vermeende slachtoffer en medeverdachten te handhaven.
Ter zitting heeft [deskundige] van de jeugdreclassering verklaard dat, bij een bewezenverklaring, sprake is van een incident en niet van een delictpatroon. Een detentie van langere duur dan de periode van voorlopige hechtenis, heeft geen doel meer.
De rechtbank is van oordeel dat er geen indicaties zijn voor het toepassen van het jeugdsanctierecht. Met betrekking tot de vraag of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf (van langere duur dan de al ondergane voorlopige hechtenis) moet worden opgelegd, overweegt de rechtbank het volgende. Bij vonnis van 25 mei 2021 (onherroepelijk geworden op 9 juni 2021) is verdachte veroordeeld wegens een poging tot afpersing en een mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. Hem is onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden opgelegd. Dat betekent niet alleen dat sprake is van relevante recidive, maar ook dat verdachte nog in een proeftijd liep toen hij de onderhavige feiten pleegde. Verdachte was dus een gewaarschuwd mens. Dat verdachte een baan en huisvesting heeft en vader zou gaan worden, heeft hem er in februari van dit jaar niet van weerhouden weer strafbare feiten te plegen. Uit zijn verklaring bij de reclassering, dat hij niet heeft stilgestaan bij het feit dat hij in een proeftijd liep en dat dit mogelijk consequenties zou kunnen hebben, leidt de rechtbank af dat verdachte er kennelijk niet voldoende van is doordrongen dat het plegen van strafbare feiten gevolgen heeft. Ook gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat nu niet kan worden volstaan met een volledig voorwaardelijke gevangenisstraf of een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, zoals bepleit door de raadsman en geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Aan dat voorwaardelijk strafdeel worden een meldplicht en de verplichting om mee te werken met de reclassering verbonden. Omdat naar het oordeel van de rechtbank niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor oplegging van een maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, zoals door de officier van justitie gevorderd, zal zij als bijzondere voorwaarden ook een contactverbod met het slachtoffer en een locatieverbod voor de straat waar het slachtoffer woont, opleggen. Naast deze gevangenisstraf zal de rechtbank een taakstraf van 180 uur opleggen. De rechtbank komt tot een iets lagere straf dan gevorderd door de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring is gekomen dan waar de officier van justitie bij het formuleren van zijn eis vanuit is gegaan.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend. Hij vordert € 4.237,46 aan materiële schade en € 7.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met uitzondering van de gevorderde kosten met betrekking tot de scooter. Er kan immers niet worden vastgesteld wie die schade heeft veroorzaakt. Het toe te wijzen bedrag moet worden vermeerderd met de wettelijke rente en verder heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de gevorderde materiële schade op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard voor zover het gaat om de kosten van de scooter, de airpods en de jas. De kosten van de schoenen komen erg hoog voor. Omdat er ook geen bon is overgelegd, zou deze post moeten worden gematigd tot € 115,-. De raadsman heeft zich gerefereerd voor zover het gaat om de kosten van de bril.
Met betrekking tot de immateriële schade moet de benadeelde partij primair niet-ontvankelijk worden verklaard. Subsidiair heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen tot een bedrag tussen de € 1.000,- en € 2.500,-.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Een deel van de gevorderde materiële schade zal worden toegewezen omdat voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Dat betreft de kosten van de helm (€ 69,95), de schoenen (tot een bedrag van € 150,-), de jas (tot een bedrag van € 300,-), de tas (€ 65,93), het eigen risico (€ 344,56), de kosten van de sportschool (€ 132,45) en de reiskosten voor de bezoeken aan de revalidatiearts, de psycholoog, de neuroloog en de radioloog (in totaal € 16,90). Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Ten aanzien van een aantal gevorderde kostenposten, te weten de scooter, de airpods en de bril, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een te ver verwijderd dan wel onvoldoende onderbouwd verband met de strafbare feiten. Dit geldt (daarom) ook voor de gevorderde reiskosten naar de opticien en XXL Scooters.
De gevorderde reiskosten voor het slachtoffergesprek en het bijwonen van de zitting bij de rechtbank zijn niet aan te merken als rechtstreekse materiële schade en evenmin als proceskosten.
Voor zover de gevorderde materiële schade niet (volledig) wordt toegewezen, geldt dat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk wordt verklaard.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek recht op vergoeding van immateriële schade als de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen deze categorie valt. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het incident en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij de immateriële schade op een bedrag van € 2.500,- vaststellen. De rechtbank sluit aan bij letselcategorie 2 van de letselschadelijst. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave van Apple iPhone X aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/294819-19)

De rechtbank heeft verdachte op 25 mei 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden.
De officier van justitie vordert de volledige tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsman heeft verzocht om, conform het advies van de reclassering, de proeftijd te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd. Gelet op het bepaalde in artikel 6:6:29 van het Wetboek van Strafvordering zal de rechtbank de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van drie maanden vervangen door een gevangenisstraf van gelijke duur.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 141 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 2 primair;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten vier maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
o stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
o stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich uiterlijk vijf werkdagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, Nieuwe Oeverstraat 65, 6811 JB Arnhem, telefoonnummer 088-8041401, en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo vaak en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. Hierop wordt toezicht gehouden door de politie;
- verdachte zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de [straat 2] in Arnhem, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. Hierop wordt toezicht gehouden door de politie;
o stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het
vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een
identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht
ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
 gelast de teruggave van de Apple iPhone X aan verdachte;
 veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 2 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 1.079,79 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 1.079,79 aan materiële schade en
€ 2.500,- aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 45 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 25 mei 2021 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf (parketnummer 05/294819-19);
 gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van drie maanden een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter, mr. A.A.M. Bögemann en
mr. W. van der Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2023.
mr. Van der Boon is buiten staat
dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023133885, gesloten op 11 april 2023, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 38-40 en los proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 mei 2023.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 38-40.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 55-56.
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 4 juli 2023.
6.Uitdraai chatberichten, p. 89-91.
7.Uitdraai chatberichten, p. 100-101.