ECLI:NL:RBGEL:2023:4144

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
05/254717-22 ontneming
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van drugshandel, voorbereidingshandelingen voor drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden. Daarnaast is de verdachte verplicht om een bedrag van € 100.000,- terug te betalen aan de Staat, als ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had eerder gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat zou worden op € 284.300,00, maar de rechtbank heeft dit bedrag vastgesteld op € 100.000,00, rekening houdend met de draagkracht van de verdachte.

De procedure vond plaats op een openbare terechtzitting, waar de officier van justitie een raamovereenkomst presenteerde die door alle partijen was ondertekend. Deze overeenkomst bevatte procesafspraken over de ontnemingsvordering en de betalingsverplichting. De verdachte heeft verklaard akkoord te gaan met de afspraken in de raamovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten, gebaseerd op bewijs uit het dossier, waaronder een proces-verbaal van de politie en de raamovereenkomst.

De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitvoerig besproken, waarbij verschillende transacties van cocaïne zijn geanalyseerd. De rechtbank concludeert dat de verdachte in totaal € 274.550,00 aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, maar heeft de betalingsverplichting vastgesteld op € 100.000,00, omdat dit bedrag reeds door de verdachte was voldaan. De rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld op 0 dagen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Tegenspraak
Parketnummer : 05/254717-22
Datum uitspraak : 12 juli 2023
uitspraak van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. C.C. Polat, advocaat in Breukelen.

1.De inhoud van de vordering

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 juni 2023 gevorderd het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op een bedrag van € 284.300,00 en – overeenkomstig het overeengekomen afdoeningsvoorstel – de betalingsverplichting voor veroordeelde vast te stellen op een bedrag van € 100.000,00.

2.De procedure

De zaak is op een openbare terechtzitting onderzocht. Voorafgaand aan de zitting heeft de officier van justitie aan de rechtbank een door de officier van justitie, de veroordeelde en diens raadsman ondertekende raamovereenkomst (hierna: de raamovereenkomst) doen toekomen, waarin procesafspraken zijn opgenomen met betrekking tot de onderhavige ontnemingsvordering en de daaraan ten grondslag liggende strafzaak. Tot deze procesafspraken behoort onder meer een gemeenschappelijk afdoeningsvoorstel over de in rechte vast te stellen omvang van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel en over de ter zake op te leggen betalingsverplichting van veroordeelde. De gemaakte procesafspraken hierover houden onder meer in dat veroordeelde akkoord gaat met de oplegging van een betalingsverplichting van € 100.000,00.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 28 juni 2023 gevorderd – overeenkomstig de procesafspraken – het wederrechtelijk verkregen voordeel te schatten op € 284.300,00 en de betalingsverplichting vast te stellen op € 100.000,00 in verband met de draagkracht van veroordeelde.
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van de ontnemingsvordering.
De rechtbank heeft de inhoud en strekking van de raamovereenkomst aan veroordeelde voorgehouden en die met hem besproken. Veroordeelde heeft verklaard dat hij zich kan vinden in de daarin opgenomen procesafspraken.
De rechtbank stelt verder vast dat de officier van justitie op 22 juni 2023 per e-mail aan de rechtbank heeft bevestigd dat het overeengekomen bedrag van € 100.000,00 inzake de ontnemingszaak door veroordeelde is voldaan op 21 juni 2023.

3.De beoordeling van de vordering

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 12 juli 2023 tegen veroordeelde gewezen (verkort) vonnis waarbij veroordeelde ter zake van:
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en
  • medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd en
  • deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, artikel 10, vierde lid en artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet
is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 42 maanden met aftrek van voorarrest.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche met dossiernummer 20221108.1400 en gesloten op 9 december 2022, met bijlagen. Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de raamovereenkomst.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van het hiervoor genoemde proces-verbaal aannemelijk is dat veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft genoten.
De beslissing dat veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van de beslissing vereist en zullen dan in een aan deze beslissing te hechten bijlage worden opgenomen.
De rechtbank overweegt dat de berekening in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: het rapport) is gebaseerd op het verschil tussen de in- en verkoopprijs van de navolgende transacties, waarbij is uitgegaan van een gewicht van 1 kilogram per blok:
  • in- en verkoop 21 blokken;
  • in- en verkoop 10 blokken;
  • in- en verkoop 50 blokken;
  • in- en verkoop 25 blokken;
  • in- en verkoop 4 blokken;
  • in- en verkoop 42 blokken.
De opbrengsten van bovengenoemde hoeveelheden zullen op basis van het rapport hieronder worden uitgewerkt. De berekening van de rechtbank bevat waar nodig enkele correcties op de berekeningen in het rapport.
Uit de gevoerde chatgesprekken is niet voor elke transactie vast te stellen welke in- en verkoopprijzen zijn gehanteerd. Voor zover dit niet is af te leiden uit de chatgesprekken, wordt gerekend met drugsprijzen die afkomstig zijn van het Cluster Synthetische Drugs van de Dienst Landelijke Recherche (AH048) en zijn samengesteld door de materiedeskundigen (experts) op het gebied van synthetische drugs en precursoren. De prijzen die in dat geval worden gehanteerd zijn als volgt:
Cocaïne
Inkoop (Zuid-Amerika)
€ 4.450,00 per kilogram
Cocaïne
Tussenhandel (Latijns-Amerika
€ 7.125,00 per kilogram
Cocaïne
Groothandel
€ 27.850,00 per kilogram
Cocaïne
Straatprijs
€ 51,00 per gram
Verder merkt de rechtbank op dat een rol- en geldverdeling niet duidelijk is geworden uit de chatgesprekken, verhoren of overige informatie. Het volledige wederrechtelijk verkregen voordeel kan daarom als gemeenschappelijk voordeel worden aangemerkt.
In- en verkoop 21 blokken
Op basis van de gehanteerde prijzen is het aannemelijk dat 21 blokken cocaïne in totaal een
inkoopwaarde zouden hebben van: 21 x € 27.850,00 = € 584.850,00.
Op basis van de inhoud van de chatgesprekken is aannemelijk dat de blokken cocaïne voor niet lager dan € 30.000,00 euro verkocht moeten worden. Het is dus aannemelijk dat de verkoopprijs € 30.000,00 euro per blok bedraagt. Dit zou betekenen dat de verkoop van 21 blokken cocaïne heeft opgeleverd: 21 x € 30.000,00 = € 630.000,00.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:
Opbrengst 21 x € 30.000,00 = € 630.000,00 minus
Kosten 21 x € 27.850,00 = € 584.850,00
levert op een wederrechtelijk verkregen voordeel van
€ 45.150,00.
In- en verkoop 10 blokken
Op basis van de gehanteerde prijzen is het aannemelijk dat 10 blokken cocaïne in totaal een
inkoopwaarde zouden hebben van: 10 x € 27.850,00 = € 278.500,00.
Op basis van de inhoud van de chatgesprekken is aannemelijk dat de blokken cocaïne voor niet lager dan € 30.000,00 euro verkocht moeten worden. Het is dus aannemelijk dat de verkoopprijs € 30.000,00 euro per blok bedraagt. Dit zou betekenen dat de verkoop van 10 blokken cocaïne heeft opgeleverd: 10 x € 30.000,00 = € 300.000,00.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:
Opbrengst 10 x € 30.000,00 = € 300.000,00 minus
Kosten 10 x € 27.850,00 = € 278.500,00
levert op een wederrechtelijk verkregen voordeel van
€ 21.500,00.
In- en verkoop 50 blokken
Op basis van de inhoud van de chatgesprekken is het aannemelijk dat 50 blokken in totaal een inkoopwaarde zouden hebben van: 50 x € 31.500,00 = € 1.575.000,00.
Op basis van de inhoud van de chatgesprekken is aannemelijk dat de 50 blokken mogen worden verkocht voor € 32.500,00 per blok. Dit zou betekenen dat de verkoop van 50 blokken cocaïne heeft opgeleverd: 50 x € 32.500,00 = € 1.625.000,00.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:
Opbrengst 50 x € 32.500,00 = € 1.625.000,00 minus
Kosten 50 x € 31.500,00 = € 1.575.000,00
levert op een wederrechtelijk verkregen voordeel van
€ 50.000,00.
In- en verkoop 25 blokken
Op basis van de gehanteerde prijzen is het aannemelijk dat 25 blokken cocaïne in totaal een inkoopwaarde zouden hebben van: 25 x € 27.850,00 = € 696.250,00.
Op basis van de inhoud van de chatgesprekken is aannemelijk dat in totaal 25 blokken verkocht mogen worden voor € 32.250,00 per blok. Dit zou betekenen dat de verkoop van 50 blokken cocaïne heeft opgeleverd: 25 x € 32.250,00 = € 806.250,00.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:
Opbrengst 25 x € 32.250,00 = € 806.250,00 minus
Kosten 25 x € 27.850,00 = € 696.250,00
levert op een wederrechtelijk verkregen voordeel van
€ 110.000,00.
In- en verkoop 4 blokken
Op basis van de gehanteerde prijzen is het aannemelijk dat 4 blokken cocaïne in totaal een inkoopwaarde zouden hebben van: 4 x € 27.850,00 = € 111.400,00.
Op basis van de inhoud van de chatgesprekken is aannemelijk dat deze blokken cocaïne voor € 33.000,00 euro verkocht moeten worden. Het is dus aannemelijk dat de verkoopprijs € 33.000,00 euro per blok bedraagt. Dit zou betekenen dat de verkoop van 4 blokken cocaïne heeft opgeleverd: 4 x € 33.000,00 = € 132.000,00.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:
Opbrengst 4 x € 33.000,00 = € 132.000,00 minus
Kosten 4 x € 27.850,00 = € 111.400,00
levert op een wederrechtelijk verkregen voordeel van
€ 20.600,00.
In- en verkoop 42 blokken
Op basis van de gehanteerde prijzen is het aannemelijk dat 42 blokken cocaïne in totaal een inkoopwaarde zouden hebben van: 42 x € 27.850,00 = € 1.169.700,00.
Op basis van de inhoud van de chatgesprekken is aannemelijk dat deze blokken cocaïne voor € 28.500,00 euro verkocht moeten worden. Het is dus aannemelijk dat de verkoopprijs € 28.500,00 euro per blok bedraagt. Dit zou betekenen dat de verkoop van 42 blokken cocaïne heeft opgeleverd: 42 x € 28.500,00 = € 1.197.000,00.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt op basis van het vorenstaande:
Opbrengst 42 x € 28.500,00 = € 1.197.000,00 minus
Kosten 42 x € 27.850,00 = € 1.169.700,00
levert op een wederrechtelijk verkregen voordeel van
€ 27.300,00.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot de vaststelling dat veroordeelde aan wederrechtelijk verkregen voordeel achtereenvolgens heeft genoten:
  • in- en verkoop 21 blokken (€ 45.150,00);
  • in- en verkoop 10 blokken (€ 21.500,00);
  • in- en verkoop 50 blokken (€ 50.000,00);
  • in- en verkoop 25 blokken (€ 110.000,00);
  • in- en verkoop 4 blokken (€ 20.600,00);
  • in- en verkoop 42 blokken (€ 27.300,00).
Daarmee komt de rechtbank tot een totaalbedrag van
€ 274.550,00.De rechtbank zal deze berekening als uitgangspunt nemen. De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde wederechtelijk voordeel heeft verkregen van
€ 274.550,00.
Betalingsverplichting
Gelet op de inhoud van het dossier en hetgeen de verdediging en het Openbaar Ministerie aan de gemaakte procesafspraken ten grondslag hebben gelegd, komt het afdoeningsvoorstel ten aanzien van de vast te stellen omvang van de betalingsverplichting van veroordeelde de rechtbank niet onredelijk voor. Daarom zal de betalingsverplichting van veroordeelde worden vastgesteld op
€ 100.000,00. Daarbij merkt de rechtbank op dat aan de medeveroordeelde dezelfde betalingsverplichting zal worden opgelegd.
Hiervoor is overwogen dat dit bedrag door veroordeelde aan het Openbaar Ministerie reeds volledig is voldaan. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de duur van de gijzeling als bedoeld in artikel 36e, lid 11, Wetboek van Strafrecht te bepalen op 0 (nul) dagen.

4.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 274.550,00;
- bepaalt de verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel op
€ 100.000,00;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering op 0 (nul) dagen.
Aldus gegeven door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. M.P. Bos en mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2023.
Mr. M.M. Klaasen is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.