ECLI:NL:RBGEL:2023:4143

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
05/254771-22 verkort vonnis
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel en deelname aan criminele organisatie met procesafspraken

Op 12 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van drugshandel, voorbereidingshandelingen voor drugshandel en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 maanden, conform de procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door gedurende een periode van ruim negen maanden betrokken te zijn bij de handel in cocaïne, waarbij hij een coördinerende rol vervulde. Daarnaast is hem opgedragen een bedrag van € 100.000,- terug te betalen aan de Staat als wederrechtelijk verkregen voordeel.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte vrijwillig heeft ingestemd met de procesafspraken, waarbij hij afstand deed van bepaalde verdedigingsrechten. De officier van justitie had een strafeis van 6 jaar gevangenisstraf, maar door de gemaakte afspraken werd deze verlaagd tot 52 maanden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het criminele samenwerkingsverband meegewogen in haar beslissing. De rechtbank oordeelde dat de opgelegde straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten en dat de procesafspraken recht doen aan de belangen van de maatschappij. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/254771-22
Datum uitspraak : 12 juli 2023
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. L. de Leon, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 31 januari 2021 te Apeldoorn en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (zeer grote) hoeveelheid cocaïne, te weten
  • 10 kilo cocaïne (ZD001) en/of
  • 21 kilo cocaïne (ZD002) en/of
  • 14 kilo cocaïne (ZD003) en/of
  • 10 kilo cocaïne (ZD004) en/of
  • 20 kilo cocaïne (ZD004) en/of
  • 50 kilo cocaïne (ZD005) en/of
  • 23 kilo cocaïne (ZD005) en/of
  • 10 kilo cocaïne (ZD006) en/of
  • 42 kilo cocaïne (ZD007) en/of
  • 2 kilo cocaïne (ZD010)
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of zijnde cocaïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 14 februari 2021 te Apeldoorn en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten het (telkens) opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende cocaïne, zijnde cocaïne„ in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij, verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
- ( telefonische) contact(en) en/of (een) ontmoeting(en) heeft/hebben gehad en/of (een) bespreking(en) gevoerd en/of afspra(a)k(en) gemaakt met één of meerdere (mogelijke) producent(en), leverancier(s), transporteur(s), financier(s), afnemer(s), tussenperso(o)n(en), verlener(s) van hand- en spandiensten en/of anderen) met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid cocaïne en/of
- één of meerdere van eerdergenoemd(e) perso(o)n(en) heeft/hebben (laten) voorzien van informatie en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)1(en) en/of (een) vervoermiddéftlen) en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer/transport van eerdergenoemde hoeveelheid cocaïne en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid cocaïne;
3.
Hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 9 april 2020 tot en met 14 februari 2021 te Apeldoorn en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten (onder andere) medeverdachte [medeverdachte 1] ( [geboortedatum medeverdachte 1] ) en medeverdachte [medeverdachte 2] en/of één of meerdere anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of 11a Opiumwet, terwijl hij, verdachte, leider en/of oprichter (in die periode) was/is geweest;

2.Procesafspraken

Het Openbaar Ministerie en de raadsman van verdachte hebben de mogelijkheid onderzocht van het maken van procesafspraken met betrekking tot de afdoening van deze strafzaak. Naar aanleiding hiervan hebben het Openbaar Ministerie en de verdediging gezamenlijk op 6 juni 2023 de rechtbank benaderd met een door de officier van justitie, de verdachte en diens raadsman getekende raamovereenkomst (hierna: raamovereenkomst), waarin de door hen gemaakte procesafspraken, waaronder een gemeenschappelijk afdoeningsvoorstel, zijn opgenomen. Daarmee beogen partijen de onderhavige zaak op korte termijn tot een einde te laten komen. In de raamovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
  • verdachte ziet af van het indienen van onderzoekswensen en trekt alle ingediende onderzoekswensen, uiterlijk ter zitting en bij voorkeur al eerder, schriftelijk in;
  • door de verdediging worden geen bewijsverweren gevoerd en worden de feiten zoals verwoord in de bovengenoemde tenlastelegging niet ontkend;
  • door de verdediging en het Openbaar Ministerie wordt geen hoger beroep ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken met een marge van 6 maanden ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straf of 50.000,00 Euro voor de opgelegde ontneming;
  • betaling van het resterende bedrag ten behoeve van afronding van de ontneming ten bedrage van het in de afspraken opgenomen onderdeel;
  • verdachte doet afstand van de in beslag genomen goederen, zoals opgenomen in het hoofdstuk beslag.
Verdachte beoogt door het maken van procesafspraken de strafeis te verlagen tot52 maandengevangenisstraf onvoorwaardelijk.
(…)
Gelet op het bovenstaande komen het Openbaar Ministerie en verdachte overeen dat:
Verdachte in het kader van deze overeenkomst:
  • geen onderzoekswensen indient;
  • geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen op zitting dan wel voorafgaande aan de zitting schriftelijk intrekt;
  • geen (nadere) verklaring hoeft af te leggen en bovengenoemde tenlastelegging op zitting niet ontkent;
  • afstand doet van de in beslag genomen goederen, zoals gespecificeerd onder het kopje 'beslag';
  • zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken;
  • verdachte stemt ermee in dat een afschrift van deze overeenkomst (en van de eventuele bijlage(n)) aan het Centraal Justitieel Incassobureau wordt verstrekt;
  • verdachte geeft voor zover nodig aan betalingsbereid te zijn, in staat te zijn tot betaling en geen draagkrachtverweer te zullen voeren, zowel voor zijn financiële verplichtingen voortvloeiende uit de strafzaak als uit de ontnemingszaak;
  • de aanvullende betaling van € 90.000,- dient te zijn geschied voor 14 juni 2023. Betaling geschiedt door middel van het overmaken van het geldbedrag op rekeningnummer NL40INGB0705005097 t.n.v. CJIB Leeuwarden onder vermelding van het parketnummer of door middel van het overhandigen van dit bedrag in contanten. Bij overdracht dient de overdragende partij zich te legitimeren. De persoonsgegevens van deze persoon worden genoteerd.
Het Openbaar Ministerie in het kader van deze overeenkomst:
  • zich onthoudt van vervolging ten aanzien van soortgelijke opiumwetdelicten als de tenlastegelegde feiten die zijn gepleegd in de periode van 8 december 2019 tot en met 10 december 2021, waarbij handel of invoer van verdovende middelen van partijen van meer dan 100 kg niet als soortgelijk worden aangemerkt;
  • het Openbaar Ministerie zal zich niet verzetten tegen een voorwaardelijke invrijheidsstelling en detentiefasering, tenzij het gedrag van veroordeelde gedurende de detentie daartoe aanleiding geeft;
  • evenmin zal het Openbaar Ministerie zich verzetten tegen door DJI voorgenomen bijzonder verlof, tenzij het gedrag van veroordeelde gedurende detentie daartoe aanleiding geeft;
  • zich verbindt tot het terugbetalen van het teveel ontvangen geld indien de rechtbank komt tot een lager ontnemingsbedrag dan is overeengekomen in deze overeenkomst. Bij een hoger beroep zal terugbetaling pas plaats vinden na kracht van gewijsde van de ontnemingszaak.
Het Openbaar Ministerie in het kader van deze overeenkomst ter terechtzitting eenstrafeis van 52 maandengevangenisstraf onvoorwaardelijk zal vorderen.
De rechtbank stelt verder vast dat de officier van justitie op 26 juni 2023 per e-mail aan de rechtbank heeft bevestigd dat het in de raamovereenkomst overeengekomen bedrag inzake de aan de onderhavige strafzaak verbonden ontnemingszaak door verdachte is voldaan op 23 juni 2023.
De overwegingen van de rechtbank over de procesafspraken
De rechtbank overweegt dat de rechter alleen acht kan slaan op door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgestelde procesafspraken als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een dergelijke overeenkomst deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten.
De rechtbank heeft de hiervoor weergegeven inhoud en strekking van de procesafspraken tijdens de terechtzitting van 12 april 2023 aan verdachte voorgehouden en met hem besproken. Verdachte heeft toen onder meer het volgende verklaard (zakelijk weergegeven):
Ik heb de procesafspraken besproken met mijn raadsman. Ik voel mij niet onder druk gezet. Ik begrijp dat ik door deze afspraken af zie van bepaalde verdedigingsrechten. Ik wil niet lang wachten op een proces, ik wil verder met mijn leven.
Verdachte heeft dit standpunt tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting van 28 juni 2023 herhaald.
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft bevestigd dat hij zich kan vinden in voornoemde procesafspraken die onder meer inhouden dat geen onderzoekswensen worden ingediend, geen verweer wordt gevoerd, dat verdachte kan instemmen met een bewezenverklaring overeenkomstig de overgelegde ‘uitgestreepte’ tenlastelegging, dat van de inbeslaggenomen goederen afstand wordt gedaan en dat geen hoger beroep wordt ingesteld indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform het afdoeningsvoorstel of binnen de in de raamovereenkomst genoemde bandbreedte.
Met inachtneming van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte, die gedurende het proces is bijgestaan door een raadsman, vrijwillig, op basis van voldoende duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling op 28 juni 2023 van vergewist dat verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken staat. Daarnaast heeft de rechtbank getoetst of de procesafspraken, gelet op wat is bepaald in de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering, stand kunnen houden. Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij actief door partijen op de hoogte is gehouden van de stappen die hebben geleid tot de procesafspraken en de voortgang daarvan.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat zij acht kan slaan op het voornoemde afdoeningsvoorstel. De rechtbank zal beslissen als hieronder weergegeven.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 9 april 2020 tot en met 31 januari 2021 te Apeldoorn en
/ofUtrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,opzettelijk heeft bewerkt en
/ofverwerkt en
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een(zeer grote) hoeveelhed
encocaïne, te weten
  • 10 kilo cocaïne (ZD001) en
  • 21 kilo cocaïne (ZD002) en
  • 14 kilo cocaïne (ZD003) en
  • 10 kilo cocaïne (ZD004) en
  • 20 kilo cocaïne (ZD004) en
  • 50 kilo cocaïne (ZD005) en
  • 23 kilo cocaïne (ZD005) en
  • 10 kilo cocaïne (ZD006) en
  • 42 kilo cocaïne (ZD007) en
  • 2 kilo cocaïne (ZD010)
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en/of zijnde cocaïne,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 9 april 2020 tot en met 14 februari 2021 te Apeldoorn en
/ofUtrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging
met anderen,
althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en
/ofte bevorderen, te weten het
(telkens
)opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren
, verstrekkenenvervoeren
en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal/stof bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne„ in elk gevaleen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en
/ofeen ander gelegenheid, middelen en
/ofinlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en
/of
- voorwerpen,
vervoermiddelen,stoffen
engelden
en/of andere betaalmiddelenvoorhanden heeft gehad, waarvan hij
/zij, verdachte en
/ofzijn
/haarmededader
(s
), wist
(en
) of ernstige reden had(den) om te vermoedendat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door
- ( telefonische) contact
(en
)en
/of (een)ontmoeting
(en
) heeft/hebben gehadte hebbenen
/of (een)bespreking
(en
) gevoerdte voerenen
/ofafspra
(a)k
(en
) gemaaktte makenmet
één of meerdere (mogelijke) producent(en),leverancier
(s
),
transporteur(s), financier(s),afnemer
(s
), tussenperso
(o)n
(en
), verlener
(s
)van hand- en spandiensten en/of anderen, met betrekking tot de hoeveelheid, prijs, kwaliteit, levering, betaling, verpakking, opslag en
/ofhet vervoer van eerdergenoemde hoeveelhe
dencocaïne en
/of
- één of meerdere van eerdergenoemd
(e
)perso
(o)n
(en
) heeft/hebbente(laten) voorzien van informatie
en/of bescheiden en/of verpakkingsmateria(a)1(en) en/of (een) vervoermiddel(len)en/of geld ten behoeve van en/of ter vergoeding van de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer/transport van eerdergenoemde hoeveelhed
encocaïne
en/of ter vergoeding van door die perso(o)n(en) geleverde dienst(en) en/of door die perso(o)n(en) gemaakte kosten met betrekking tot de levering, betaling, verpakking, opslag en/of het vervoer van eerdergenoemde hoeveelheid cocaïne;
3.
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)in
of omstreeksde periode van 9 april 2020 tot en met 14 februari 2021 te Apeldoorn en
/ofUtrecht, in elk geval in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten
(onder andere
n)medeverdachte [medeverdachte 1] ( [geboortedatum medeverdachte 1] ) en medeverdachte [medeverdachte 2]
en/of één of meerdere anderen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde, vierde
, vijfdelid
en10a eerste lid
, 11 derde, vijfde lid en/of 11aOpiumwet
, terwijl hij, verdachte, leider en/of oprichter (in die periode) was/is geweest;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben. De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2:
de voortgezette handeling van
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door zich en een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen, stoffen en gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, artikel 10, vierde lid en artikel 10a, eerste lid, van de Opiumwet.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het afdoeningsvoorstel gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 52 maanden. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht dient in mindering te worden gebracht op de op te leggen gevangenisstraf. De officier van justitie heeft bij de bepaling van de strafeis rekening gehouden met de procesafspraken en heeft daarbij meegewogen dat zonder procesafspraken een eis van 6 jaar gevangenisstraf passend en geboden zou zijn. Hij heeft daarbij de rol van verdachte, de hoeveelheid verhandelde cocaïne en de duur van de pleegperiode meegewogen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat het uitgangspunt van 6 jaren te hoog is, gelet op uitspraken in vergelijkbare strafzaken. Daarnaast heeft hij betoogd dat rechtbanken bij overeengekomen procesafspraken aan verdachten een strafkorting van een derde van een bij de feiten als uitgangspunt te nemen straf plegen te geven. Dit maakt dat de eis van de officier van justitie te hoog is. De raadsman heeft verzocht om de straf te beperken tot 46 maanden, wat binnen de bandbreedte van de procesafspraken valt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Bewezen is dat verdachte zich in vereniging met anderen gedurende ruim negen maanden schuldig heeft gemaakt aan de handel in 202 kilogram cocaïne, het treffen van voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie die het plegen van opiumwetdelicten als doel had. Verdachte had daarbij een belangrijke, coördinerende rol. Harddrugs vormen een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en de handel daarin draagt bij aan het ontstaan van verslaving en de instandhouding daarvan. Daarnaast gaat de handel in harddrugs dikwijls gepaard met het plegen van andere strafbare, de samenleving ondermijnende, feiten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich heeft laten leiden door eigen gewin en geen oog heeft gehad voor de gevolgen voor gebruikers en de samenleving in het algemeen.
De rechtbank overweegt dat deze feiten een gevangenisstraf rechtvaardigen van lange duur. Geregeld worden daarbij straffen geëist en opgelegd die hoger zijn dan de in de procesafspraken overeengekomen strafeis van de officier van justitie. Echter, bij de bepaling van de op te leggen straf zal de rechtbank acht slaan op de procesafspraken, de grondslagen daarvan en het daaruit voortvloeiende afdoeningsvoorstel.
De rechtbank overweegt dat verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk tot tijdwinst leidt en het beslag op onderzoeks- en zittingscapaciteit bespaart. De onderzoekswensen zijn ingetrokken, de behandeling van de strafzaak ter zitting is efficiënt verlopen en een hoger beroep wordt voorkomen. Verder zorgt deze procedure ervoor dat de opgelegde straf sneller kan worden geëxecuteerd. Ook is in het afdoeningsvoorstel opgenomen dat het door verdachte genoten wederrechtelijk verkregen voordeel wordt ontnomen (waarover de rechtbank een afzonderlijke beslissing zal nemen). De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van het uit de raamovereenkomst voortvloeiende voorstel over de strafmaat, noch naar boven, noch naar beneden, dat laatste anders dan door de verdediging is bepleit. Een matiging met een derde deel is weliswaar niet ongebruikelijk, maar evenmin een stelregel. De duur van de pleegperiode, het aantal verhandelde kilogrammen cocaïne en de rol van verdachte in het criminele samenwerkingsverband rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank geen verdere verlaging.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf in redelijke verhouding staat tot de ernst van de feiten en daarmee een passende straf is. De rechtbank zal dan ook aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 52 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 47, 56 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
52 (tweeënvijftig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. A. Tegelaar (voorzitter), mr. M.P. Bos en mr. M.M. Klaasen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.M. van der Velden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 juli 2023.
Mr. M.M. Klaasen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.