ECLI:NL:RBGEL:2023:4126

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
19 juli 2023
Zaaknummer
05/071897-23 + 05/203835-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het dealen van cocaïne en heroïne. De verdachte, die in de periode van 6 september 2022 tot en met 14 maart 2023 in Ede actief was, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Dit vonnis volgde op een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van 222 dagen, waarvan de tenuitvoerlegging ook werd gevorderd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk verkopen, afleveren en verstrekken van harddrugs, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht op basis van getuigenverklaringen en bewijs van inbeslaggenomen telefoons.

De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten mee, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor drugshandel. De verdachte had zich ondanks een reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden opnieuw schuldig gemaakt aan drugshandel, wat leidde tot de conclusie dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder een meldplicht en deelname aan gedragsinterventies. Daarnaast werd een geldbedrag van € 250,- en een Peugeot 107 verbeurd verklaard, evenals een iPhone die gebruikt was bij de drugshandel.

De rechtbank besloot ook de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf toe te wijzen, waardoor de verdachte nog een gevangenisstraf van ruim zeven maanden moet uitzitten. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact daarvan op de volksgezondheid en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/071897-23 + 05/203835-19 (tul)
Datum uitspraak : 11 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. D. Kisteman, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 september 2022 tot en met 14 maart 2023 te
Ede, althans in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad
een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of
een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en/of heroïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanaf december 2022 tot en met 14 maart 2023 in Ede meerdere malen gedeald heeft in heroïne en cocaïne. Hij deed dit onder de naam “ [bijnaam] ”, waarbij de drugs werd aangeduid met “koffie” en “melk”. Voor het verhandelen van de drugs maakte verdachte gebruik van een iPhone, die later bij hem inbeslaggenomen is. De drugs leverde hij af in een Peugeot 107. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het feit (voor wat betreft de gehele tenlastegelegde periode) wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft partieel vrijspraak bepleit ten aanzien van de periode van 6 september 2022 tot en met november 2022. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat cliënt voor december 2022 de gebruiker was van de iPhone. Daarnaast heeft de verdediging bepleit dat de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] onvoldoende betrouwbaar zijn om als bewijs te kunnen gebruiken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte zich ook vóór december 2022, namelijk in periode van 6 september 2022 tot en met november 2022, schuldig heeft gemaakt aan het dealen van cocaïne en heroïne.
In de woning van verdachte is op 14 maart 2023 een iPhone in beslag genomen. [3]
De politie heeft onderzoek gedaan naar die telefoon. Uit dit onderzoek volgt allereerst dat de telefoon op 6 september 2022 in gebruik is genomen. Verder zijn acht chats uitgelezen. De eerste chat start op 6 september 2022 tussen de gebruiker van deze telefoon en telefoonnummer [telefoonnummer] . In deze chat wordt gesproken over “melk” en “koffie” en er lijkt een geschil te zijn over de hoeveelheid die is geleverd ten opzichte van de prijs die is betaald. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij die telefoon van een Marokkaanse man uit Wageningen heeft gekregen. In eerste instantie heeft hij verklaard dat hij de telefoon heel lang geleden in zijn bezit heeft gekregen, om vervolgens ter terechtzitting te verklaren dat hij de telefoon pas begin december 2022 in zijn bezit heeft gekregen. De rechtbank is van oordeel dat, als al zou moeten worden aangenomen dat verdachte de telefoon inderdaad van de Marokkaanse man heeft gekregen, niet aannemelijk is geworden dat hij die telefoon pas in december 2022 zou hebben gekregen. Daarvoor is de verklaring van verdachte te wisselend. Het dossier bevat bovendien geen enkel aanknopingspunt voor de conclusie dat de telefoon ten minste twee gebruikers zou hebben gehad in de periode 6 september 2022 (toen de telefoon in gebruik is genomen) tot maart 2023. De rechtbank gaat er dus vanuit dat de iPhone in de periode van 6 september 2022 tot en met 14 maart 2023 is gebruikt door één en dezelfde persoon, verdachte.
Dat verdachte vanaf 6 september 2022 heroïne en cocaïne heeft gedeald wordt ook ondersteund door de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] . [getuige 2] heeft verklaard dat hij bolletjes cocaïne en heroïne moest rondbrengen voor [bijnaam] naar zijn klanten. Dit heeft [getuige 2] in de periode van september 2022 tot en met december 2022 gedaan. Per dag bezorgde hij tussen de tien en vijftien bestellingen. De bestellingen stopten als [bijnaam] per dag € 500,- had verdiend. Dan vond [bijnaam] het wel genoeg en stopte hij met dealen voor die dag. Als [bijnaam] zelf zijn drugsbestelling rondbrengt dan doet hij dat ook vaak met zijn eigen auto. Dit is een zwarte Peugeot. [5]
Daarnaast heeft [getuige 1] (een afnemer) op 1 augustus 2022 verklaard dat [bijnaam] een tijdje rustig was, maar nu weer volop is begonnen met dealen. Hij belt [getuige 1] vaak in het holst in de nacht of hij wat drugs moet hebben. Ook heeft hij verklaard dat de meeste bewoners van het Leger des Heils verslaafd zijn aan drugs en hun drugs hoofdzakelijk bij twee dealers kopen, waaronder [bijnaam] . [6]
De verdediging heeft ten aanzien van beide verklaringen gesteld dat er behoedzaam met het gebruik van deze verklaringen moet worden omgegaan. De rechtbank overweegt dat deze verklaringen echter niet op zichzelf staan, maar elkaar over en weer ondersteunen en ook steun vinden in de bevindingen uit de uitgelezen iPhone. De rechtbank heeft daarom geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van beide verklaringen en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Gelet op de bevindingen ten aanzien van de iPhone en de verklaringen van [getuige 2] en [getuige 1] concludeert de rechtbank dat verdachte ( [bijnaam] ) vanaf 6 september 2022 in Ede cocaïne en heroïne heeft gedeald. De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 6 september 2022 tot en met 14 maart 2023 schuldig heeft gemaakt aan het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne en heroïne.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 6 september 2022 tot en met 14 maart 2023 te
Ede,
althans in Nederland,meermalen
, althans eenmaal,(telkens
)opzettelijk
heeft
geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/ofverstrekt en
/ofvervoerd
,in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehadeen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
/ofeen hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne,
zijnde cocaïne en
/ofheroïne
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan welaangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf dienen als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en ambulante begeleiding te worden verbonden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht een gevangenisstraf van beperkte duur op te leggen en daaraan een voorwaardelijk strafdeel te koppelen met de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich over een periode van iets meer dan een half jaar schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne en heroïne. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid. Handel in harddrugs gaat vaak gepaard met overlast voor de samenleving en met vormen van zware criminaliteit waarbij geweld niet wordt geschuwd. Onschuldige burgers zijn hiervan getuige of soms zelf het slachtoffer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten voor de rechtspraak en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit kan in beginsel niet worden volstaan met een andere straf dan een (onvoorwaardelijke) gevangenisstraf van langere duur. Dat geldt zeker in het geval van verdachte. Ook in 2021 is verdachte veroordeeld voor de handel in harddrugs. Verdachte liep nog in de proeftijd van die veroordeling. De forse straf, een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf, heeft echter niet kunnen voorkomen dat verdachte zich opnieuw met drugshandel heeft ingelaten. Dit ondanks een reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden, zoals een ambulante behandelverplichting. Verdachte heeft zich hardleers getoond. Dit is bijzonder kwalijk en baart zorgen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 15 juni 2023 en de daarin neergelegde diagnostische bevindingen van onderzoek door forensische polikliniek Jan Arends. Op basis van dat onderzoek ziet de reclassering mogelijkheden voor een hernieuwd (intensiever) plan van aanpak. De reclassering adviseert om (opnieuw) een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding en ambulante begeleiding. Verdachte heeft zich tegenover de reclassering gemotiveerd getoond voor een nieuw reclasseringstoezicht. Hoewel de rechtbank vraagtekens plaatst bij de (intrinsieke) motivatie van verdachte, zal zij hem het voordeel van de twijfel geven en, overeenkomstig het advies van de reclassering, een voorwaardelijk strafdeel opleggen waarbinnen uitvoering kan worden gegeven aan het plan van aanpak,
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de voorwaarden verbinden zoals hiervoor benoemd.

8.De beoordeling van het beslag

Het geldbedrag van € 250,-
De rechtbank zal het geldbedrag van € 250,- dat aan verdachte toebehoort, verbeurd verklaren. Het geldbedrag is bij de aanhouding van verdachte op 14 maart 2023 in de broekzak van verdachte aangetroffen. Het betrof een stapeltje bankbiljetten in coupures van 10, 20 en 50 euro. Tegen de achtergrond van de aangetroffen coupures en de bevindingen van het observatieteam van die dag, is de rechtbank van oordeel dat het geldbedrag geheel of grotendeels uit de baten van het feit (de drugshandel) is verkregen.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De Peugeot 107
De rechtbank zal de Peugeot 107:
- die aan verdachte toebehoort en;
- met behulp waarvan het feit is begaan, verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De iPhone, type A1457
De rechtbank zal de iPhone, type A1457:
- die aan verdachte toebehoort en;
- met behulp waarvan het feit is begaan, verbeurd verklaren.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De Huawei Y6 (2019) en de Alcatel
De rechtbank zal de teruggave van de Huawei Y6 (2019) en de Alcatel aan de rechthebbende gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/203835-19)

De rechtbank heeft verdachte op 9 maart 2021 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 222 dagen met een proeftijd van 2 jaar.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat het onduidelijk is of cliënt ook was gerecidiveerd als het vorige reclasseringstoezicht net zo strak was ingekleed als nu wordt geadviseerd.
De rechtbank ziet onder ogen dat toewijzing van de vordering betekent dat verdachte nog een gevangenisstraf van ruim zeven maanden moet uitzitten. Verdachte was echter een gewaarschuwd mens en heeft zich desondanks binnen de proeftijd welbewust opnieuw ingelaten met drugshandel en zich zo voor de tweede maal schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Daarmee heeft hij, hoewel dat wel van hem verwacht had mogen worden, de hem geboden kans niet met beide handen aangegrepen. De rechtbank ziet in het betoog van de raadsvrouw geen aanleiding om verdachte opnieuw een kans te bieden en zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging toewijzen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf,
te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 3 jaar niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
 stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
  • zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • actief deelneemt aan de gedragsinterventie Cognitieve Vaardigheden plus of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • meewerkt aan intensieve ambulante ondersteuning, gericht op de praktische leefgebieden door Humanitas of een andere instelling, te bepalen door de reclassering;
  • indien lopende het traject blijkt dat de intensievere ambulante ondersteuning onvoldoende blijkt, meewerkt aan een intake en daaruit voortvloeiend verblijf in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • zich inspant voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding dient bij te dragen aan het voorkomen van delictgedrag;
 stelt als
overige voorwaardendat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd het geldbedrag van € 250,-, de Peugeot 107 en de iPhone, type A1457;
 gelast de teruggave van de Huawei Y6 (2019) en de Alcatel aan de rechthebbende.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 9 maart 2021 door de rechtbank voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 222 dagen (parketnummer
05/203835-19).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.F. Bögemann (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. J.M. Graat, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Rooij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2023.
mrs. K.A.M. van Hoof en B. de Rooij zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022461594, gesloten op 1 juni 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 juni 2023 en het proces-verbaal van observatie dinsdag 7 februari 2023, p. 84-85.
3.De kennisgeving van inbeslagneming, p. 193.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 186.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 55.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 39.