In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, zich gebogen over een geschil tussen de besloten vennootschap Renewi Nederland B.V. en een gedaagde partij over de rechtsgeldigheid van een digitale overeenkomst voor het ophalen van zakelijk restafval. De eisende partij, Renewi, vorderde betaling van € 902,28, vermeerderd met rente en kosten, op basis van een in 2016 gesloten overeenkomst. De gedaagde partij betwistte de rechtsgeldigheid van deze overeenkomst en stelde dat deze mondeling tot stand was gekomen, waarbij de handtekening op de schriftelijke overeenkomst niet van haar was. De procedure omvatte een dagvaarding, conclusies van antwoord, repliek en dupliek, waarin beide partijen hun standpunten uiteenzetten.
De feiten van de zaak tonen aan dat Renewi en de gedaagde in 2016 een overeenkomst hebben gesloten voor het ophalen van zakelijk restafval. De gedaagde heeft in december 2020 de overeenkomst opgezegd, maar Renewi stelt dat deze opzegging niet rechtsgeldig was, omdat deze niet tijdig was gedaan. Renewi voerde aan dat de overeenkomst stilzwijgend was verlengd en dat de gedaagde verplicht was om de gefactureerde bedragen te betalen. De gedaagde voerde verweer en stelde dat zij geen afval meer had, omdat zij haar bedrijfsvoering had gestaakt.
De kantonrechter oordeelde dat het aan Renewi was om te bewijzen dat de handtekening op de overeenkomst daadwerkelijk van de gedaagde was. De rechter vroeg om nadere instructie over de digitale ondertekening en de waarborgen die zijn ingebouwd om misbruik te voorkomen. De zaak werd verwezen naar de rol voor uitlating bij akte door Renewi, waarna de gedaagde daarop kon reageren. De verdere beslissing werd aangehouden, wat betekent dat de rechter nog niet definitief heeft geoordeeld over de vordering van Renewi.