ECLI:NL:RBGEL:2023:4109

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
10244746
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en verzuim bij ondeugdelijk werk in verbintenisrecht

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 12 juli 2023, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. M.D.N. Jumelet, schadevergoeding van de gedaagde partij, Dutch Management Holding B.V. (DMH), vertegenwoordigd door mr. T.J. van Veen. De zaak betreft een overeenkomst voor de renovatie van een appartement, waarbij eiser DMH had ingeschakeld voor diverse werkzaamheden. DMH startte de werkzaamheden op 12 oktober 2021, maar voltooide deze niet tijdig, wat leidde tot een geschil over de uitvoering en de kwaliteit van het geleverde werk. Eiser stelde DMH in gebreke en vorderde vervangende schadevergoeding, omdat DMH de werkzaamheden niet naar behoren had uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat DMH in verzuim was en dat eiser recht had op schadevergoeding voor de ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden. De rechtbank kende een bedrag van € 10.038,00 toe aan eiser, te vermeerderen met wettelijke rente, en veroordeelde DMH ook tot betaling van proceskosten en beslagkosten. De rechtbank verklaarde de verbintenis tot nakoming van de overeenkomst omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 10244746 \ CV EXPL 22-8897
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. M.D.N. Jumelet,
tegen
DUTCH MANAGEMENT HOLDING B.V.,
te Kootwijk,
gedaagde partij,
hierna te noemen: DMH,
gemachtigde: mr. T.J. van Veen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 februari 2023
- de mondelinge behandeling van 31 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. De gemachtigde van [eiser] heeft het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 16 september 2021 heeft DMH aan [eiser] een offerte verzonden voor het opknappen van het appartement van [eiser] . [eiser] heeft deze offerte geaccepteerd. Partijen spraken af dat DMH, kort gezegd, werkzaamheden aan een scheidingswand zou verrichten, een plafond zou verlagen, muren, de badkamer en de keuken zou renoveren en overige kleine klussen zou doen. Onderaan de offerte staat:

(…)
Estimate overview
Project based estimate € 12.500,00
Total ex. VAT € 12.500,00
VAT 21%€ 2.625,00 +
Total estimate including VAT 21% € 15.125,00
Starting date project: 11/10/2021 and deliver as soon as possible in November (latest by 26 November).
2.2.
Hiernaast zijn partijen overeengekomen dat DMH een nieuwe laminaatvloer in het appartement zou leggen en plinten zou aanbrengen. Daarnaast heeft [eiser] betaald voor een badkuip, badkamertegels, een toilet, een douchekraan, een badkamer wastafel, vloerbewerking en spiegel badkamer en houten structuur voor keuken. In totaal heeft [eiser] aan DMH een bedrag van € 18.292,88 inclusief btw betaald voor het totale (meer)werk.
2.3.
DMH is op 12 oktober 2021 met de werkzaamheden gestart. Op 26 november 2021 was het werk nog niet af. Op 12 december 2021 heeft [eiser] DMH een “checkup list” gestuurd; een lijst met werkzaamheden.
2.4.
Op dinsdag 8 februari 2022 heeft [eiser] een lijst aan DMH gestuurd met werkzaamheden die niet en niet goed zijn uitgevoerd. Ze schrijft in haar e-mail:

(…)
Please find the list of outstanding tasks (…).
Please kindly come back to me by Thursday with the new timeline to work on the outstanding tasks.
(…)
2.5.
Op 11 en 14 maart 2022 is tussen partijen Whatsapp contact geweest. [eiser] gaf aan dat zij wilde dat DMH de werkzaamheden zo spoedig mogelijk afrondde en DMH schreef dat hij haar enkel tussen andere klussen door kon helpen. DMH heeft in maart nog wat werk verricht.
2.6.
[eiser] heeft DMH op 16 maart 2022 in gebreke gesteld. Ze schrijft:

(…) ever since December 2021 the renovation has stopped and you are currently working on different projects.
(…)
I have requested you a new plan to finish the outstanding work (…) since the beginning of February 2022 but you have failed to communicate it so far. It is also deeply concerning that you no longer answer my call nor reply to Whatsapp.
Basically I am living in a house with an unfinished kitchen and bathroom. (…) It is no longer possible for me to endlessly wait for you.
Unfortunately, current circumstances force me to seek legal advice to find a solution. (…) If the costs exceed what can be covered with the remaining 10% of the payment, I will seek financial compensation from you to cover that part, unless you come back to me with a new plan to finish outstanding worksby 23 March 2022.
From the bottom of my heart, I do hope this escalation is not necessary. (…)
2.7.
Op 16 mei 2022 heeft de gemachtigde van [eiser] DMH opnieuw een termijn gegeven om, onder meer, in gesprek te gaan over de nog uit te voeren werkzaamheden.
2.8.
Op 25 juli 2022 heeft [eiser] DMH uitgenodigd voor een inspectie van haar appartement door een derde partij. Op 26 juli 2022 heeft DMH laten weten niet beschikbaar te zijn voor zo’n inspectie tot eind december 2022.
2.9.
De bouwkundige inspectie heeft op 22 augustus 2022 plaatsgevonden. BBAN Bouw/Advies (hierna: BBAN) heeft een rapport uitgebracht met daarin een overzicht van de kosten van de (volgens dit rapport) uit te voeren werkzaamheden. In totaal komt BBAN op een bedrag van € 17.395,20 aan schade. Het volgende overzicht heeft BBAN op pagina 20 van haar rapport omtrent de schade gegeven:
2.10.
De gemachtigde van [eiser] heeft op 30 september 2022 aan DMH laten weten dat zij vervangende schadevergoeding vordert in plaats van nakoming (omzettingsverklaring).
2.11.
Op 21 november 2022 heeft [eiser] beslag laten leggen op bankrekeningen van DMH.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat de verbintenis tot nakoming van de overeenkomst is omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding;
II. DMH te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] € 19.467,92 te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022, althans vanaf de dag van de dagvaarding, althans een in goede justitie vast te stellen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
III. DMH te veroordelen tot betaling van € 1.173,30 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim, althans vanaf de dag van de dagvaarding, tot aan de dag van algehele voldoening;
met veroordeling van DMH in de proceskosten, waaronder tevens de beslagkosten van € 1.498,61, en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Aan haar vordering legt [eiser] ten grondslag dat DMH de werkzaamheden die haar waren opgedragen niet en niet deugdelijk heeft uitgevoerd. DMH is in verzuim en [eiser] heeft DMH schriftelijk medegedeeld dat zij schadevergoeding in plaats van nakoming vordert (art. 6:87 BW). De schade van [eiser] bestaat uit:
- € 17.395,20 aan nog uit te voeren werkzaamheden en herstelwerkzaamheden;
- € 237,00 vanwege het vervangen van de sloten in haar woning;
- € 1.835,72 aan deskundigenkosten.
Daarnaast moet DMH ook wettelijke rente betalen, omdat DMH te laat betaalt en buitengerechtelijke incassokosten omdat [eiser] DMH heeft moeten aanmanen.
3.3.
DMH voert verweer. DMH concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Verklaring voor recht
4.1.
DMH heeft betwist dat sprake is van verzuim. De kantonrechter begrijpt dit verweer zo dat DMH van mening is dat [eiser] geen vervangende schadevergoeding kan vorderen, omdat DMH niet in verzuim is. Dat verweer gaat niet op. In maart 2022 heeft DMH voor het laatst werkzaamheden verricht. Op 16 mei 2022 heeft [eiser] DMH in gebreke gesteld. Aan de termijn van vier weken, die genoemd is in die ingebrekestelling, heeft DMH niet voldaan en daarom is DMH vanaf 13 juni 2022 in verzuim.
4.2.
Hoewel [eiser] en DMH in eerste instantie waren overeengekomen dat de werkzaamheden van DMH op 26 november 2021 gereed zouden zijn, is DMH niet al vanaf die datum in verzuim. 26 november 2021 betrof geen fatale termijn omdat partijen daar, in gezamenlijk overleg, van zijn afgeweken. [eiser] heeft gesteld dat de termijn enkel was opgeschoven voor de werkzaamheden in de keuken, maar dit heeft ze onvoldoende onderbouwd, zodat ervan wordt uitgegaan dat de oplevertermijn voor het volledige werk is opgeschoven. Dat die termijn is opgeschoven naar 31 december 2021 heeft [eiser] ook onvoldoende onderbouwd. Nergens is die termijn vastgelegd en DMH heeft het ook betwist.
4.3.
Nu DMH in verzuim was en aan de overige vereisten van art. 6:87 lid 1 BW is voldaan, heeft [eiser] de nakomingsverbintenis op de juiste wijze omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding. De verklaring voor recht zal daarom worden gegeven.
Is sprake van schade als werk niet is uitgevoerd?
4.4.
[eiser] heeft gesteld dat de prijs die op de offerte staat (€ 15.125,00) een vaste prijs betreft en dat DMH het werk voor die prijs zou doen. Nu DMH het werk niet heeft afgerond, zal een andere aannemer dat moeten doen. Wat [eiser] aan die andere aannemer zal moeten betalen, is voor haar een schadepost, aldus [eiser] . DMH heeft dit betwist. DMH stelt dat partijen een richtprijs hebben afgesproken en dat [eiser] voor werk dat niet is uitgevoerd ook niet heeft betaald. Er is in die zin daarom geen sprake van schade, aldus DMH.
4.5.
De kantonrechter volgt DMH in haar betoog. Op de offerte staat bij de prijs “estimate”. Dat betekent dat partijen uitgegaan zijn van een geschatte prijs. Dit sluit ook aan bij de werkwijze die partijen steeds hebben gehanteerd. [eiser] betaalde rekeningen op basis van verricht werk. Aanknopingspunten voor een overeengekomen vaste prijs ontbreken. Dit betekent dat er geen grond is voor toewijzing van schadevergoeding terzake niet uitgevoerd werk en dat enkel die (schade)posten voor vergoeding in aanmerking komen, waarvoor geldt dat DMH het werk ondeugdelijk heeft verricht. De schadeposten, zoals benoemd in het rapport van de deskundige onder “Nog uit te voeren werkzaamheden” (post a tot en met n) worden daarom afgewezen, op één na. De post c, wandcontactdozen boven aanrecht aanbrengen, is erkend door DMH tot een bedrag van € 76,00, zodat dat bedrag wel zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022, zoals gevorderd.
Ondeugdelijk werk
4.6.
De deskundige heeft in zijn rapportage zes schadeposten onder het kopje “Herstelwerkzaamheden” opgenomen. Van die posten heeft DMH er vier betwist, die volgens haar geen deel uitmaakten van de offerte en/of niet zijn uitgevoerd (de posten iii tot en met vi). Die vier posten worden dan ook niet toegewezen, op dezelfde grond als hierboven is overwogen onder 4.5.
4.7.
De posten i en ii komen wel voor vergoeding in aanmerking. Deze werkzaamheden zijn door DMH uitgevoerd, maar de deskundige heeft vastgesteld dat dat niet overeenkomstig de beoordelingsrichtlijnen van de betreffende onderdelen is gebeurd. DMH heeft betwist dat zij dit werk gebrekkig heeft uitgevoerd. Volgens haar moest in het verouderde appartement van [eiser] rekening worden gehouden met niet recht lopende wanden en andere onvolkomenheden. De kantonrechter volgt echter het oordeel van de deskundige. De betwisting door DMH is onvoldoende, gelet op wat is vastgesteld in het rapport. DMH is ingeschakeld om, onder meer, een badkamerrenovatie te doen. Dan mag er geen sprake zijn van de afwijkingen, zoals die door de deskundige zijn geconstateerd, onder andere: “afwijkingen in het wand- en vloertegelwerk met betrekking hoogteverschil tussen aangrenzende tegelranden”, “onderling verschil ten opzichte van het voegpatroon”, “grote ruimte tussen bovenkant vloertegelwerk en onderkant vloertegelwerk en steekt het wandtegelwerk ver voor de rand van het bad uit” en het niet aansluiten van de vloertegels tegen de drempel onder de deur. DMH was uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de inspectie door BBAN en heeft daar om haar moverende redenen geen gebruik van gemaakt. Dat betekent echter niet dat zij nu kan volstaan met een enkele, niet nader onderbouwde betwisting van de bevindingen van de deskundige. Het bedrag van (€ 9.300,00 + € 425,00 =) € 9.725,00 wordt dan ook toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022, zoals gevorderd.
Vervangen sloten
4.8.
[eiser] heeft gesteld dat DMH de sleutels van haar woning in bezit had, in ieder geval nog in mei 2022. Op 16 mei 2022 heeft zij, nadat zij meerdere keren bij DMH om de sleutels had gevraagd, DMH een termijn gegeven om de sleutels terug te brengen. Dit heeft DMH niet gedaan. Daarom heeft [eiser] , omdat zij zich niet meer veilig voelde in haar eigen woning, haar sloten laten vervangen. Dit kostte € 237,00. Ook dat bedrag vordert [eiser] van DMH. DMH heeft niet betwist dat zij de sleutels nooit heeft teruggegeven en ook de hoogte van de factuur van de slotenmaker niet, zodat het bedrag van € 237,00 zal worden toegewezen, wederom te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 16 oktober 2022.
Tussenconclusie
4.9.
In totaal zal dus aan (vervangende) schadevergoeding een bedrag van € 76,00 + € 9.725,00 + € 237 = € 10.038,00 worden toegewezen.
Deskundigenkosten en buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
De door [eiser] gevorderde kosten voor de deskundige van € 1.835,72 zullen worden toegewezen. Het betreffen redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid (art. 6:96 lid 2 aanhef en onder b) die niet door DMH zijn betwist. Ze komen de kantonrechter ook niet onredelijk hoog voor. De wettelijke rente hierover wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
4.11.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten komen voor vergoeding in aanmerking. De kantonrechter zal echter de buitengerechtelijke incassokosten toewijzen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toegewezen bedrag (€ 10.038,00 + € 1.835,72 =) € 11.873,72 en niet volgens het wettelijke tarief dat hoort bij het door [eiser] bij dagvaarding gevorderde bedrag van € 19.467,92. Dat betekent dat aan buitengerechtelijke kosten € 1.081,42 inclusief btw zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van de dagvaarding.
Proceskosten, waaronder beslagkosten
4.12.
[eiser] vordert DMH te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. Het bedrag aan gevorderde beslagkosten wordt vastgesteld op (€ 265,64 + € 265,64 + € 90,33 =) € 621,61 voor kosten deurwaardersexploten. Het griffierecht uit de beslagprocedure zal in mindering worden gebracht op het griffierecht dat verschuldigd is voor het aanbrengen van de dagvaarding.
4.13.
DMH is de partij die grotendeels ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kantonrechter ziet aanleiding de kosten voor salaris gemachtigde te compenseren gelet op de uitkomst van de procedure. De nakosten zullen ook niet worden toegewezen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] daarom als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
125,03
- griffierecht
693,00
(inclusief beslag)
Totaal
818,03

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart voor recht dat de verbintenis tot nakoming van de overeenkomst is omgezet in een verbintenis tot betaling van vervangende schadevergoeding,
5.2.
veroordeelt DMH om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 10.038,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 16 oktober 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt DMH om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.917,14, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 5 december 2022, tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt DMH in de beslagkosten, tot op heden vastgesteld op € 621,61,
5.5.
veroordeelt DMH in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot dit vonnis vastgesteld op € 818,03, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2023.
53331 \ 40141