ECLI:NL:RBGEL:2023:4095

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
411832
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk in onderaanneming en aansprakelijkheid voor gebreken in de uitvoering van dakwerkzaamheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een sloopbedrijf, aangeduid als [eiser], en drie gedaagden, waaronder [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]. De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagden tekortgeschoten zijn in de uitvoering van dakwerkzaamheden die zij voor [eiser] hebben uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] op 13 november 2018 een overeenkomst van aanneming van werk heeft gesloten met [gedaagde sub 1] voor de renovatie van een dak, maar dat er later klachten zijn gerezen over de kwaliteit van het geleverde werk. Op 1 juli 2019 heeft [Persoon Z], de opdrachtgever van [eiser], geklaagd over lekkages en gebreken in het dak. [eiser] heeft vervolgens [gedaagde sub 1] in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat [eiser] te laat heeft geklaagd over de gebreken, waardoor het beroep op artikel 6:89 BW slaagt. Dit betekent dat [eiser] geen aanspraak kan maken op de gebreken die zijn geconstateerd. De rechtbank heeft ook de vorderingen van [eiser] tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] afgewezen, omdat niet is aangetoond dat zij tekortgeschoten zijn in hun rol als toezichthouder of bouwbegeleider. De rechtbank heeft [eiser] in de proceskosten veroordeeld, aangezien zij ongelijk heeft gekregen in deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/411832 / HA ZA 22-516
Vonnis van 19 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [plaatsnaam], [gemeente],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
advocaat: mr. M.J. op 't Ende te Strijen,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [plaatsnaam],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1],
advocaat: mr. E.W.J. van Dijk te Elst Gld,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2].,
gevestigd te [plaatsnaam],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2],
advocaat: mr. E. Sonneveld te Rotterdam,

3 [gedaagde sub 3],

wonende te [plaatsnaam], [gemeente],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde sub 3],
advocaat: mr. E. Sonneveld te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 februari 2023
- het verkort proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 5 juni 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van het geschil

2.1.
De zaak draait om de vraag of [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] met betrekking tot de uitvoering van dakwerkzaamheden toerekenbaar tekortgeschoten zijn dan wel onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van [eiser].

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een sloopbedrijf. [gedaagde sub 1] is gespecialiseerd in dak- en gevelsystemen. [gedaagde sub 2] houdt zich onder andere bezig met technisch ontwerp en advies. Bestuurder van [eiser] is [Beheer B.V.] Tot 15 november 2018 participeerden [Beheer B.V.] en [B.V. X] in [gedaagde sub 2]. [B.V. X] is een beheermaatschappij van [mevrouw Y]. Op 15 november 2018 heeft [Beheer B.V.] haar aandelen overgedragen over aan [B.V. X] en is de samenwerking in [gedaagde sub 2] beëindigd. [gedaagde sub 3] was en is werkzaam voor [gedaagde sub 2] en is de partner van [mevrouw Y].
3.2.
[eiser] heeft op 13 november 2018 een overeenkomst van aanneming van werk gesloten met [gedaagde sub 1]. [gedaagde sub 1] zou voor € 39.400,-- het dak van het pand van [Persoon Z] aan het [adres] herstellen. De overeenkomst is gesloten op basis van de volgende offerte van 13 november 2018:
1.0 Projectomschrijving
1.1
Dakrenovatie
Door derden te verwijderen en afvoeren asbesthoudende golfplaten.
Onze werkzaamheden omvatten:

Leveren en aanbrengen Arcelor dakpanelen, Ondatherm 1001 TS, dik 40 mm, buitenzijde Hairplus 25, Ral 7016, plaatdikte 0,45mm, binnenzijde interieur coating, plaatdikte 0,5 mm.
De platen mechanisch bevestigd op de bestaande gordingen.

Leveren en aanbrengen zetwerk in eerdergenoemde kleur ten behoeve van de afwerking van Nok, kilkeper en windveren.
Leveren en monteren dakpanelen: 735 m²
Leveren en monteren zetwerk als boven aangegeven: ca. 125 m²
Aan de linkerzijde van het gebouw sluit het dak over een diepte van ca. 4 m niet aan op het hoofdgebouw. Indien een ander bouwkundig aangepast wordt kan het dak in een knik aansluiten op het hoofdgebouw. (zoals het overige gedeelte aan de linkerzijde)
Excl. Bouwkundige voorzieningen
Totaalprijs, excl. Btw € 37.500,=
Niet in deze prijs meegenomen zijn het leveren en aanbrengen van goten. 1.900,-
-----------------
39.400,-“
De bedragen 1.900,- en 39.400,- zijn met de hand bijgeschreven.
3.3.
[eiser] heeft vervolgens met [Persoon Z] een overeenkomst van aanneming van werk gesloten betreffende het saneren van asbesthoudende golfplaten van de loods aan het [adres] (uit te voeren door de Asbestverwijderaar/R&S Sanering) en het leveren en terugplaatsen van dakplaten (uit te voeren door [gedaagde sub 1]). De overeenkomst is gesloten op basis van de volgende offerte van 14 november 2018:
“Hiermee heb ik het genoegen u de prijs voor de dakrenovatie aan te bieden ten behoeve van het project:
“Werkadres, loods [adres]”
De prijs voor het asbestsaneren en terug plaatsen van geïsoleerde dakplaten bedraagt:
€ 90.240,- incl. BTW
De werkzaamheden omvatten:
  • Saneren van +/- 750 m2 asbesthoudende golfplaten volgens rapportnummer 20180092 dd.26-01-2018, op het gehele terrein.
  • Leveren en terug plaatsen van +/- 750 m2 dakplaten op loods en kantoor, incl. zetwerk, alsook de te repareren gordingen.
Meerprijs optie:
Leveren en plaatsen van dakgoten (52 m1): € 52,50 per m1 ex BTW
Weghalen van knik in gebouw, incl. bouwkundige aanpassingen: € 6.500,- ex BTW”
3.4.
[gedaagde sub 1] heeft het werk uitgevoerd in december 2018 en februari 2019.
3.5.
Op 1 juli 2019 heeft [Persoon Z] een e-mailbericht aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 3] gestuurd waarin hij klaagt dat het dak niet waterdicht is en dat er sprake is van gaten zo groot dat hij zijn vuist naar buiten kan steken en van te kort zetwerk aan de achterzijde van de loods. Volgens [Persoon Z] kan het dak niet een geïsoleerd dak genoemd worden.
3.6.
[Persoon Z] heeft [eiser] op 9 juli 2019 in gebreke gesteld. [eiser] heeft [gedaagde sub 1] op 14 augustus 2019 in gebreke gesteld.
3.7.
Op 22 augustus 2019 heeft in opdracht van [Persoon Z] een bouwkundige inspectie van het dak plaatsgevonden door BTB Titselaar. De conclusie van BTB Titselaar luidt:
“Het aangebrachte dak is door ondeskundige montage en onzorgvuldige verwerking van de materialen van zeer slechte kwaliteit en voldoet niet aan de kwaliteit die je van een nieuw dak mag verwachten. Met name de tochtdichtheid, de vochtwerendheid en de thermische isolatie zijn onvoldoende. Het totale dak dient te worden aangepast c.q. hersteld.”
3.8.
Ondertussen heeft [Persoon Z] [eiser] gedagvaard. In deze procedure heeft [eiser] geen verweer gevoerd. De rechtbank Oost-Brabant heeft bij vonnis van 2 september 2020 geoordeeld dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van haar overeenkomst met [Persoon Z], door de werkzaamheden ten behoeve van de vervanging van het dak gebrekkig en onvolledig uit te voeren en zodanig dat daarbij (water)schade is ontstaan. De rechtbank heeft [eiser] veroordeeld tot herstelwerkzaamheden en schadevergoeding. [eiser] heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
3.9.
Op 14 januari 2021 is [gedaagde sub 1] gestart met herstelwerkzaamheden. Omdat [eiser] en [Persoon Z] in de hoger beroepsprocedure bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch tot onderhandeling zijn gekomen, heeft [gedaagde sub 1] haar herstelwerkzaamheden gepauzeerd. Op 23 augustus 2021 heeft [gedaagde sub 1] de herstelwerkzaamheden hervat nadat de schikkingsonderhandelingen zijn gestaakt. Op 14 oktober 2021 hebben [Persoon Z], [eiser] en [gedaagde sub 1] de uitgevoerde herstelwerkzaamheden geïnspecteerd.
3.10.
[Persoon Z] stelt zich op het standpunt dat het herstel onjuist is uitgevoerd en dat zich nog steeds lekkages voordoen.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij - met uitzondering van de vordering sub 1 - uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht verklaart dat [gedaagde sub 1] en/of [gedaagde sub 2] en/of [gedaagde sub 3] toerekenbaar tekortgeschoten zijn in de nakoming van hun uit de respectieve overeenkomst(en) met [eiser] voortvloeiende verplichtingen, dan wel subsidiair onrechtmatig hebben gehandeld jegens [eiser] en dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiser] geleden en te lijden schade,
de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeelt tot al hetgeen waartoe [eiser] door de rechtbank Oost-Brabant is veroordeeld bij vonnis van 2 september 2020, dan wel door het Gerechtshof Den Bosch mocht worden veroordeeld in de hogerberoepsprocedure,
de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeelt tot vergoeding van de door [eiser] geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat,
de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een voorschot op schadevergoeding van € 75.000,-- binnen 7 dagen na betekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente,
de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
4.2.
[gedaagde sub 1] voert verweer. [gedaagde sub 1] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
4.3.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] voeren ook verweer. Zij concluderen eveneens tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

[gedaagde sub 1]
5.1.
[eiser] stelt dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aanneemovereenkomst, doordat zij het dak van het pand van [Persoon Z] niet deugdelijk heeft opgeleverd. [eiser] voert aan dat zij geen verstand heeft van daken. Zij heeft [gedaagde sub 1] ingeschakeld om een wind- en waterdicht dak te realiseren. Met de uitvoering van herstelwerkzaamheden heeft [gedaagde sub 1] volgens [eiser] erkend dat haar werk gebrekkig was en dat zij tot herstel was gehouden.
5.2.
De rechtbank stelt voorop dat [gedaagde sub 1] jegens [eiser] alleen aansprakelijk is voor eventuele gebreken in het werk die vallen onder de overeenkomst die [eiser] met [gedaagde sub 1] heeft gesloten. [gedaagde sub 1] heeft in haar offerte een aantal voorbehouden gemaakt. Deze voorbehouden beperken de omvang van de overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagde sub 1].
Aanvankelijk heeft [eiser] ter onderbouwing van haar stelling dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort geschoten is, verwezen naar het rapport van BTB Titselaar van 22 augustus 2019. In dit rapport is vermeld dat gebreken in de sloopwerkzaamheden zijn geconstateerd. De sloopwerkzaamheden behoren niet tot het door [gedaagde sub 1] aangenomen werk. Verder zijn gebreken geconstateerd met betrekking tot de sandwichpanelen, waaronder een lekkende aansluiting van de sandwichpanelen ter plaatse van de overgang van de verschillende dakhellingen. [gedaagde sub 1] heeft er in haar offerte echter uitdrukkelijk op gewezen dat alleen als er bouwkundige aanpassingen zouden plaatsvinden, het dak in een knik zou aansluiten op het hoofdgebouw. Voor zover de gebreken voortvloeien uit het feit dat dergelijke bouwkundige aanpassingen niet zijn gedaan, zijn deze daarom naar het oordeel van de rechtbank niet aan [gedaagde sub 1] verwijtbaar. [gedaagde sub 1] is in de gelegenheid gesteld tot herstel en hiertoe is [gedaagde sub 1] ook overgegaan. [eiser] wijst er terecht op dat dit de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] voor schade ten gevolge van een gebrekkige oplevering niet wegneemt (artikel 7:759 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, hierna: BW). [eiser] heeft echter niet aangevoerd dat van dergelijke schade sprake is.
5.3.
[gedaagde sub 1] voert aan dat zij op 14 oktober 2021 heeft aangegeven dat zij alle overeengekomen (herstel)werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat zij niet bereid is nog verdere werkzaamheden te verrichten zonder dat hier een redelijke vergoeding tegenover staat. Vervolgens heeft [gedaagde sub 1] niets meer van [eiser] gehoord, tot de brief van 18 maart 2022. Hierin stelt [eiser] dat zich nog steeds lekkages voordoen. Er zou nog sprake zijn van de volgende gebreken:
-dakplaten sluiten op diverse punten niet goed aan waardoor lekkages ontstaan;
-er zijn zichtbare kieren ter hoogte van de aansluitingen langs de wanden, waardoor het dak niet wind- en waterdicht is;
-op diverse dakplaten is de beschermfolie niet verwijderd;
-het aangebrachte lood onder het dakpaneel is niet toereikend waardoor water naast de goot loopt;
-[gedaagde sub 1] heeft de dwarsbalk van de overkapping vervangen, maar nagelaten om onder de dakplaten een kunststofgoot te plaatsen;
-er is sprake van diverse misboringen, kras- en snijsporen in de dakplaten.
5.4.
[gedaagde sub 1] betwist dat de herstelwerkzaamheden gebrekkig zijn uitgevoerd en stelt dat bepaalde bouwkundige problemen het gevolg zijn van door [Persoon Z] gemaakte keuzes. [gedaagde sub 1] betwist dat sprake is van (aan haar toe te rekenen) lekkages. De zichtbare kieren waren al aanwezig in het werk. De beschermfolie is voor 80% verwijderd en kon verder niet zonder beschadiging van de dakplaten worden verwijderd. Het aanbrengen van lood en een kunststofgoot behoorden niet tot het overeengekomen werk. Dat sprake zou zijn van misboringen, kras- en snijsporten betwist [gedaagde sub 1] ook. Volgens [gedaagde sub 1] ligt het er een prima dak op het pand van [Persoon Z], ziet dit er perfect uit en liggen er zelfs zonnepanelen op. Het verstrekkendste verweer voert [gedaagde sub 1] echter in haar conclusie van antwoord: [eiser] is te laat met de brief van 18 maart 2022, bijna vijf maanden nadat [Persoon Z] op 25 oktober 2021 deze klachten had geuit, en [gedaagde sub 1] is daardoor benadeeld. [gedaagde sub 1] beroept zich op artikel 6:89 BW. [eiser] gaat niet in op dit verweer van [gedaagde sub 1], dat [gedaagde sub 1] op de mondelinge behandeling heeft herhaald. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van [gedaagde sub 1] op artikel 6:89 BW slaagt. [eiser] heeft geen reden gegeven waarom [gedaagde sub 1] bijna vijf maanden lang niet is geïnformeerd over de gestelde gebreken en [eiser] intussen zelf werkzaamheden aan het dak heeft verricht. De belangen van [gedaagde sub 1] zijn hierdoor geschaad. Het geslaagde beroep op artikel 6:89 BW heeft tot gevolg dat [eiser] geen beroep meer kan doen op de gestelde gebreken.
5.5.
Dit betekent dat de rechtbank de vorderingen die [eiser] heeft ingesteld tegen [gedaagde sub 1] zal afwijzen.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]
5.6.
Met betrekking tot [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] moet de vraag beantwoord worden of zij zijn opgetreden als bouwbegeleider en/of toezichthouder en zo ja, of zij hierin tekort zijn geschoten.
5.7.
In de dagvaarding stelt [eiser] dat [gedaagde sub 3] als vertegenwoordiger van [gedaagde sub 2] voor [Persoon Z] de regie heeft gevoerd over het offertetraject en de uitvoering van het werk. [eiser] voert ter onderbouwing het een en ander aan over de rol die [gedaagde sub 3] heeft gespeeld, maar dit ziet vrijwel allemaal op de periode vóór november 2018, toen [Beheer B.V.] en [B.V. X] nog participeerden in [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 2] heeft in die periode adviseurs ingeschakeld, offertes opgevraagd en offertes uitgebracht. [eiser] heeft de overeenkomsten van aanneming van werk in november 2018 vervolgens echter op eigen naam en niet namens [gedaagde sub 2] gesloten. Dat zij hierbij feitelijk niet meer was dan een “
doorgeefluik”van [gedaagde sub 3]/[gedaagde sub 2] wordt door [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] betwist en blijkt ook niet uit de stukken. [eiser] heeft rechtstreeks met [Persoon Z] gecorrespondeerd over de offerte en de aanpassing hiervan. De rechtbank ziet daarom geen reden af te wijken van het uitgangspunt de [eiser] als contractspartij verantwoordelijk is voor de nakoming van door haar op zich genomen verbintenissen.
5.8.
Met betrekking tot de rol van [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] ná november 2018 heeft [eiser] in de dagvaarding gesteld dat [gedaagde sub 3] tijdens de uitvoering van het werk is opgetreden als toezichthouder namens [Persoon Z]. Voor zover de rechtbank echter zou aannemen dat [gedaagde sub 3] een hulppersoon van [eiser] was, stelde [eiser] dat [gedaagde sub 3] dan is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeiden uit de overeenkomst met [eiser]. [gedaagde sub 3] heeft volgens [eiser] de bouwbegeleiding gedaan en de gebreken in het werk zijn derhalve onder zijn regie en toezicht ontstaan.
Op de mondelinge behandeling heeft [eiser] gesteld dat [gedaagde sub 3] in haar, [eiser], opdracht toezicht heeft gehouden, ook na november 2018. De rechtbank begrijpt de (uiteindelijke) stellingen van [eiser] aldus dat [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] wanprestatie en een onrechtmatige daad hebben gepleegd in hun rol van toezichthouder op het werk. Zij hebben daarbij volgens [eiser] niet de nodige zorg in acht genomen. Nu [eiser] daarmee stelt dat er sprake is van een overeenkomst van opdracht (tot het houden van toezicht en bouwbegeleiding) tussen haar en [gedaagde sub 3], en laatstgenoemde dat betwist, dient [eiser] dit te onderbouwen. [eiser] voert in dit kader aan dat [gedaagde sub 3] na 15 november 2018 de werkplanning heeft verzorgd en de begeleiding en het toezicht op het werk deed. Ook stelt [eiser] dat zij [gedaagde sub 3] in november of december 2018
“iets van € 1.500,00”heeft betaald voor de bouwbegeleiding van het project van [Persoon Z] en een ander project.
5.9.
[gedaagde sub 3] voert aan dat hij zich begin januari 2019 voor het laatst met het project bij [Persoon Z] heeft beziggehouden, vanwege tijdens de asbestsanering door R&S Sanering in december 2018 gemaakte fouten, en dat hij nadien niet meer op het werk is geweest. Hij erkent dat hij op 7 januari 2019 een e-mailbericht met planning heeft gestuurd aan R&S Sanering, [gedaagde sub 1] en [eiser]. Hij voert aan dat dat eenmalig was, tijdens de vakantie van [eiser], en dat hij dat bericht heeft verstuurd omdat R&S Sanering een goede relatie van hem was. [gedaagde sub 3] werd verder nog wel gebeld door [Persoon Z] en ontving mails van hem. Dat was volgens [gedaagde sub 3] omdat hij in de beginfase wel betrokken was. Op 1 juli 2019 heeft hij in de cc een e-mailbericht van [Persoon Z] ontvangen, waarop hij heeft geantwoord. [gedaagde sub 3] voert aan dat hij verder echter niets meer met de uitvoering van de overeenkomst te maken heeft gehad. Hij betwist dat [eiser] hem opdracht heeft gegeven tot bouwbegeleiding en toezicht op het werk. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] ontkennen ook dat zij (na de voorfase) door [eiser] betaald zijn voor het project van [Persoon Z] en ook dat zij eind 2018 nog een factuur hebben gestuurd aan [eiser]. De laatste factuur voor begeleiding met betrekking tot het project van [Persoon Z] is volgens hen aan [eiser] gestuurd op 29 oktober 2018 en betrof het voortraject, te weten begeleiding en kosten van Axci en Nederend bouwkundig advies. Dit was dus nog in de periode dat [Beheer B.V.] en [B.V. X] participeerden in [gedaagde sub 2].
5.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Dat [gedaagde sub 3] niet meer op het werk is geweest, wordt weersproken door [gedaagde sub 1]. Volgens [gedaagde sub 1] is [gedaagde sub 3] in juli of augustus 2019 nog wel een keer met haar mee geweest naar het werk en hebben zij een rondgang gemaakt, terwijl [Persoon Z] aangaf wat volgens hem allemaal niet in orde was. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] hebben echter terecht aangevoerd dat het werk toen al een half jaar af was, dus dat hier niet uit volgt dat [gedaagde sub 3] toezicht heeft gehouden op het werk. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] gezien de onderbouwde betwisting door [gedaagde sub 3] en [gedaagde sub 2] onvoldoende heeft onderbouwd dat zij met [gedaagde sub 3] en/of [gedaagde sub 2] een overeenkomst van opdracht heeft gesloten tot het houden van toezicht en bouwbegeleiding. Hierbij overweegt de rechtbank dat [eiser] op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat zij geen verslagen van bouwbegeleiding heeft ontvangen en daar ook niet naar heeft gevraagd. Omdat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] al in de conclusie van antwoord aangeven dat zij na begin januari 2019 helemaal niet meer bij het project van [Persoon Z] betrokken zijn geweest, had het op de weg van [eiser] gelegen om haar stelling dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] waren ingeschakeld voor de bouwbegeleiding verder te onderbouwen. Nu [eiser] dat niet heeft gedaan, laat de rechtbank haar niet toe tot verdere bewijslevering.
5.11.
De conclusie is dan ook dat de rechtbank ook de vorderingen die [eiser] heeft ingesteld tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zal afwijzen.
Proceskosten
5.12.
[eiser] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.203,00
5.13.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor de door [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] geopperde verhoging van de proceskostenvergoeding.
5.14.
De door [gedaagde sub 1] gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. Ook de door [gedaagde sub 1] gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
6.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten:
- aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
- aan de zijde van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] tot dit vonnis vastgesteld op € 5.203,00,
6.3.
veroordeelt [eiser] in de aan de zijde van [gedaagde sub 1] na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als [eiser] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Grosscurt en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023.