ECLI:NL:RBGEL:2023:4078

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 1686
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland op 17 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 1 maart 2022 behandeld. Eiser, die sinds 21 oktober 2014 een WIA-uitkering ontving, is van mening dat hij meer dan 35% arbeidsongeschikt is, terwijl het UWV dit heeft vastgesteld op minder dan 35%. De rechtbank beoordeelt de medische en arbeidskundige onderbouwing van het UWV en komt tot de conclusie dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser niet meer recht heeft op de uitkering. De rechtbank stelt vast dat de arts bezwaar en beroep (B&B) de medische belastbaarheid van eiser overtuigend heeft gemotiveerd en dat er geen reden is om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) aan te passen. Eiser heeft verschillende rapporten ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt, maar de rechtbank oordeelt dat deze geen aanleiding geven om de beslissing van het UWV te herzien. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft besloten de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, maar het UWV wordt wel veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ARN 22/1686

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[A] , uit [plaats B] , eiser

(gemachtigde: mr. M.J.H. Roebroek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.S. Winkel).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiser per 1 maart 2022 beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 15 maart 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift, rapporten van de arts bezwaar en beroep [1] (arts B&B) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B).
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser ontving sinds 21 oktober 2014 een WIA-uitkering naar de mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2. In het kader van een herbeoordeling heeft het UWV na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten de WIA-uitkering met ingang van 1 maart 2022 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arts B&B van 7 maart 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van diezelfde datum.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige van 23 december 2021
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij stelt dat het beroep is gebaseerd op de gronden van bezwaar. Verder stelt hij dat hij per datum in geding (1 maart 2022) geen benutbare mogelijkheden heeft, gelet op de beperkingen die voortvloeien uit zijn psychische klachten. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser een rapport ingediend van verzekeringsarts H. Donkers van LechnerConsult (hierna: Donkers) van 9 januari 2023 en een aanvullend rapport van Donkers van 31 maart 2023. Tevens heeft eiser een brief van 8 september 2022 van GZ-psycholoog [C] en medische informatie van GZ-psycholoog [D] van 7 juli 2022 ingediend. Volgens eiser is het bestreden besluit in strijd met de daaraan ten grondslag liggende wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus vanaf 1 maart 2022 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar bezwaren wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
10. De rechtbank is van oordeel dat de arts B&B de medische belastbaarheid van eiser in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij meent dat een situatie van geen benutbare mogelijkheden niet onderbouwd kan worden. Hij acht eiser op grond van de cardiomyopathie en slaapapneu aangewezen op licht fysiek werk en niet geschikt voor nachtwerk. Verder vindt hij het beter om eiser te beperken voor stress en werkdruk. Mentaal zijn er onveranderd klachten, maar eiser heeft wat dit betreft geen hulpvraag. De klachten zijn ook niet goed te verklaren. De (geplande) keeloperatie geeft geen beperkingen, behoudens een verminderde beschikbaarheid gedurende enkele dagen. De arts B&B ziet geen reden voor eiser om overdag te slapen. Eiser is volledig beschikbaar en er zijn geen dusdanig energetische of preventieve argumenten die een arbeidsduurbeperking kunnen onderbouwen. Samengevat ziet hij geen argumenten om de FML aan te scherpen. Wel past hij de FML aan ten aanzien van de prognose, omdat hij de eerste jaren geen verbeterde belastbaarheid ziet.
11. De rechtbank is verder van oordeel dat de arts B&B in de rapporten van 13 februari 2023 en 17 mei 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat het rapport en aanvullend rapport van Donkers ook geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. De arts B&B kan niet volgen hoe Donkers onderbouwt dat sprake is van marginaal functioneren. Het volgt volgens de arts B&B in ieder geval niet uit de medische informatie van de psycholoog met wie Donkers heeft overlegd, of uit het onderzoek van de verzekeringsarts ten tijde van de primaire beoordeling. De arts B&B ziet geen enkel signaal dat zou kunnen wijzen op marginaal functioneren, niet in het dagverhaal en ook niet in de onderzoeksbevindingen van Donkers. Met betrekking tot de informatie van GZ-psycholoog [D] van 7 juli 2022, waar Donkers aan refereert, merkt de arts B&B op dat deze informatie niet is ingediend door eiser. Bovendien lijkt deze informatie van ruim na de datum in geding en het is de arts B&B niet duidelijk hoe [D] komt tot een GAF-score van 41-50
.In beroep heeft eiser de informatie van [D] alsnog ingediend, maar volgens het UWV leidt dat niet tot een ander standpunt, omdat er geen sprake is van nieuwe medische gegevens. Tot slot mist de arts B&B in het rapport van Donkers met welke beperkingen het UWV dan wel rekening had moeten houden
.De rechtbank kan deze toelichtingen volgen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de arts B&B heeft aangenomen.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. De arbeidsdeskundige heeft op grond van de FML vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk, omdat deze functie zijn belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( sbc-code 111171) Productiemedewerker metaal en elektro-industrie;
- ( sbc-code 111071) Snackbereider;
- ( sbc-code 111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen, vruchten).
Als reservefuncties zijn geduid:
- ( sbc-code 111161) Medewerker kleding en textielreiniger;
- ( sbc-code 111174) Productiemedewerker papier, karton, drukkerij.
14. Tijdens de beroepsprocedure heeft het UWV aangegeven het eens te zijn met eiser dat in deze procedure sprake is van twee data in geding: 6 december 2019 en 1 maart 2022. De opgestelde FML is echter geldig vanaf 21 december 2021. Daarom heeft de arts B&B op 22 februari 2023 een nieuwe FML vastgelegd, die geldig is vanaf 6 december 2019 en ook op 1 maart 2022. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens het CBBS nogmaals geraadpleegd en onderzocht of de eerder geduide functies ook nog steeds geschikt zouden zijn geweest voor eiser op 6 december 2019. Zij stelt vast dat twee van de geduide functies komen te vervallen (sbc-code 111171 en 111010). Er zijn nog steeds drie geschikte functies.
15. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
16. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiser op 6 december 2019 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 72,92% kan verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij voor de overige 27,08% arbeidsongeschikt is. Op 1 maart 2022 kan eiser 86,03% verdienen van het loon dat hij verdiende met zijn eigen werk, zodat hij per die datum voor 13,97% arbeidsongeschikt is.
17. De rechtbank constateert dat de aanpassing van de motivering van het bestreden besluit betekent dat de beslissing op bezwaar een motiveringsgebrek bevat. De conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, blijft echter gelijk, waardoor dit gebrek eiser niet benadeelt. Daarom kan dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gepasseerd.
Tot slot
18. Dat het (bestreden) besluit in strijd is met de daaraan ten grondslag liggende wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de overige ter zake geldende bepalingen heeft eiser gesteld, maar niet onderbouwd. De rechtbank is ook niet gebleken van schending van enige wettelijke bepaling, algemeen beginsel van behoorlijk bestuur of andere van toepassing zijnde bepaling.

Conclusie en gevolgen

19. Het UWV heeft terecht besloten per 1 maart 2022 de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
20. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt.
21. De toepassing van artikel 6:22 van de Awb geeft aanleiding om het UWV te veroordelen in de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt. Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. Dit is één proceshandeling met wegingsfactor 1. Per handeling wordt een vergoeding toegekend van € 837,-. De proceskostenvergoeding wordt daardoor € 837,-. Ook moet het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden.
22. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat het UWV de kosten die zijn gemaakt door de ingeschakelde verzekeringsarts Donkers moet vergoeden. De gewijzigde motivering in beroep heeft namelijk niets te maken met het rapport van Donkers.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan op 17 juli 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De rapporten zijn getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts B&B.