ECLI:NL:RBGEL:2023:4075

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
AWB 23_4007 en AWB 23_4008
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een coffeeshop wegens overtreding van de Opiumwet en bestuursdwang

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 17 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een coffeeshop-exploitant en de burgemeester van de gemeente Tiel. De burgemeester had op 2 februari 2023 een last onder bestuursdwang opgelegd, waarbij de coffeeshop voor 1,5 maand gesloten moest worden vanwege een overtreding van de Opiumwet. De coffeeshop had een voorraad softdrugs die de toegestane hoeveelheid van 500 gram overschreed. Eiseres, de exploitant van de coffeeshop, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 13 juli 2023 behandeld en geconcludeerd dat er een spoedeisend belang aanwezig was. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester terecht had gehandeld op basis van de bevindingen in de bestuurlijke rapportage van de politie, die een aanzienlijke hoeveelheid softdrugs in de coffeeshop had aangetroffen. De rechtbank benadrukte dat de burgemeester bevoegd was om tot sluiting over te gaan, gezien de overtreding van de Opiumwet en het beleid dat hij hanteert. De sluiting van de coffeeshop blijft in stand, met ingang van 20 juli 2023, voor de duur van 1,5 maand.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummers: ARN 23/4007 en 23/4008
uitspraak van de voorzieningenrechter op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigden: mr. S.T. Blom en mr. G.J.S. Pannekoek),
en

de burgemeester van de gemeente Tiel, de burgemeester

(gemachtigde: mr. F. Helder).

Inleiding

1. Bij besluit van 2 februari 2023 heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang aan eiseres opgelegd, inhoudende dat eiseres op donderdag 16 februari 2023 om 9.00 uur het lokaal aan de [locatie] te [woonplaats], waar eiseres de coffeeshop exploiteert (de coffeeshop), voor de duur van 1,5 maand dient te sluiten en gesloten dient te houden en dat de last eindigt op donderdag 30 maart 2023 om 9.00 uur. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.1.
Bij besluit op bezwaar van 7 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft de burgemeester besloten dat eiseres de coffeeshop met ingang van 20 juli 2023 om 9.00 uur voor de duur van 1,5 maand dient te sluiten en gesloten dient te houden, en dat de last eindigt op woensdag 30 augustus 2023 om 9.00 uur. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigden van eiseres,
[eiseres] en [eiseres] namens eiseres, de gemachtigde van de burgemeester, en
S.J.H. Rooijendijk en WJ.M. Driessen namens de burgemeester.
1.3.
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter acht een spoedeisend belang aanwezig.
2.1.
De voorzieningenrechter beoordeelt de last onder bestuursdwang. Hij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De voorzieningenrechter verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De totstandkoming van het besluit
3. Eiseres exploiteert een coffeeshop, genaamd [naam], aan de [locatie] te [woonplaats]. Aan haar is een exploitatievergunning verleend voor een horecabedrijf. Op 25 april 2016 is aan haar een gedoogbrief gestuurd, waarin staat dat de coffeeshop wordt gedoogd en daarmee samenhangend de verkoop en het gebruik van softdrugs in de coffeeshop.
3.1.
Bij brief van 20 september 2021 heeft de burgemeester eiseres een waarschuwing gegeven voor overtreding van het G-criterium als bedoeld in het Coffeeshopbeleid van de gemeente Tiel 2015 (de beleidsregels).
Dit naar aanleiding van het feit dat de politie op 11 september 2021 bij de coffeeshop een handelsvoorraad van 924,6 gram drugs heeft aangetroffen, waarmee de maximaal toegestane hoeveelheid van 500 gram werd overtreden.
3.2.
Op 28 september 2022 heeft de burgemeester aan eiseres een voornemen tot sluiting van de coffeeshop toegezonden. De burgemeester heeft het voornemen uitgesproken de coffeeshop voor een periode van drie maanden te sluiten, vanwege een overtreding van de AHOJ-G criteria zoals opgenomen in de beleidsregels. De burgemeester heeft dit voornemen gebaseerd op de bestuurlijke rapportage van 31 augustus 2022 die hij van de politie heeft ontvangen.
3.3.
In deze bestuurlijke rapportage is het volgende neergelegd. De politie is op 29 juni 2022 omstreeks 09:34 uur een onderzoek is gestart naar het voertuig van [Persoon A], de politie is ambtshalve bekend dat deze persoon de eigenaar is van de coffeeshop. Voorafgaand aan de controle van het voertuig van [Persoon A] heeft de politie een ander verdacht voertuig in de nabijheid van het voertuig van [Persoon A] gezien. De politie heeft vervolgens besloten om dit verdachte voertuig op te wachten bij de coffeeshop. De politie heeft waargenomen dat [Persoon B] (werknemer van de coffeeshop) met een grote bigshopper in zijn hand de coffeeshop verliet en deze bigshopper vervolgens in een voertuig plaatste. Bij controle van de bigshopper door de politie bleek dat zich daarin in totaal 340 gram softdrugs bevond:
- 100 voorgedraaide joints;
- 64 bruto gram sealbag met tekst H/PD 100;
- 88 bruto gram sealbag met tekst Lemon 100;
- 150 bruto gram sealbag met tekst 2/ 150;
- 36 bruto gram bakje met hennep.
Vervolgens is [Persoon B] aangehouden door de politie. Uit de bestuurlijke rapportage volgt dat de politie na deze aanhouding - met toestemming van de Officier van Justitie - de coffeeshop, de bovenliggende woning en de aan de achterzijde gelegen schuur/garage heeft doorzocht. Dit omdat bij de politie een ernstig vermoeden bestond dat een grote hoeveelheid softdrugs aanwezig zou zijn in de coffeeshop, vanwege de grote hoeveelheid goederen die de politie in de bigshopper van [Persoon B] aantrof. In de coffeeshop is door de politie in de kassaruimte en de loungeruimte nog eens een hoeveelheid softdrugs aangetroffen. In totaal 463,4 gram. Samen met de softdrugs in de bigshopper is dat 803,4 gram. Tijdens het onderzoek bleek ook in de woonruimte boven de coffeeshop en in de aangrenzende garage in totaal 909,86 gram aan softdrugs aanwezig. De politie stelde vast dat beide ruimten in verbinding staan met en in gebruik zijn voor de exploitatie van de coffeeshop. In totaal is bij de coffeeshop een handelsvoorraad softdrugs aangetroffen van 1.713,26 gram. Dit is ruim driemaal de toegestane hoeveelheid handelsvoorraad. Dit betreft een tweede overtreding.
3.4.
Naar aanleiding van het door de burgemeester aangekondigde voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, is namens eiseres op 7 november 2022 een zienswijze ingediend.
3.5.
Bij besluit van 2 februari 2023 heeft de burgemeester een last onder bestuursdwang aan eiseres opgelegd, inhoudende dat eiseres op donderdag 16 februari 2023 om 9.00 uur het lokaal aan de [locatie] te [woonplaats], waar eiseres de coffeeshop exploiteert, voor de duur van 1,5 maand dient te sluiten en gesloten dient te houden en dat de last eindigt op donderdag 30 maart 2023 om 9.00 uur. De burgemeester heeft aan dit besluit artikel 125 van de Gemeentewet, artikel 13b van de Opiumwet en de beleidsregels ten grondslag gelegd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
3.6.
Bij het bestreden besluit van 7 juni 2023 heeft verweerder met overname van het door de commissie van advies voor de bezwaarschriften gegeven advies, het besluit van
2 februari 2023 in stand gelaten, met aanvulling van de motivering, en aanpassing van de datum van ingang van de sluiting.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. Op de beroepsgronden van eiseres zal voor zover nodig in het navolgende worden ingegaan.
Aanleiding van het onderzoek/ de bestuurlijke rapportage
4. Eiseres stelt, samengevat, dat de in de bestuurlijke rapportage beschreven constateringen het vergaande onderzoek en het doorzoeken van de coffeeshop, de woning en de garage door de politie, niet rechtvaardigen. Eiseres meent dat er gegronde aanleiding is om aan de juistheid van de inhoud van de rapportage te twijfelen.
4.1.
De voorzieningenrechter stelt vast dat volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) een bestuursorgaan onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed opgemaakte en ondertekende bestuurlijke rapportage, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Het is aan eiseres om tegenbewijs te leveren waaruit blijkt dat de inhoud van de bestuurlijke rapportage niet aannemelijk is. De voorzieningenrechter is van oordeel dat eiseres hierin niet is geslaagd en dat de burgemeester heeft mogen uitgaan van de inhoud van de bestuurlijke rapportage.
In de bestuurlijke rapportage is uiteengezet wat de aanleiding is geweest voor het doorzoeken van de coffeeshop, de garage en de woning (zie hiervoor onder 3.3.). In beginsel moet worden uitgegaan van de juistheid van de bestuurlijke rapportage. Met hetgeen door eiseres naar voren is gebracht is niet aannemelijk gemaakt dat er een andere aanleiding voor de doorzoeking is geweest, en dus ook niet dat sprake is geweest van een concrete jacht op de bevoorrading van de coffeeshop.
4.2.
Voor zover eiseres stelt dat de controle onrechtmatig is geweest merkt de voorzieningenrechter op dat uit rechtspraak van de Afdeling blijkt dat er geen rechtsregel bestaat die ieder gebruik verbiedt van onrechtmatige verkregen strafrechtelijk bewijs. In het bestuursrecht is zodanig bewijs slechts dan niet toegestaan, indien het is verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden verwacht. Hiervan is de voorzieningenrechter in het onderhavige geval niet gebleken.
De conclusie van Staatsraad-Generaal Wattel
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het door eiseres gedane beroep op de conclusie van Staatsraad-Generaal Wattel van 15 februari 2023 haar niet kan baten nu vast staat dat de onderhavige overtreding (voor zover daar sprake van is) aan eiseres – als exploitant van de coffeeshop - kan worden toegerekend.
Voorgedraaide joints
6. Eiseres heeft aangevoerd dat volgens het beleid van de burgemeester ervan uitgegaan moet worden dat een voorgedraaide joint 0,2 gram softdrugs bevat.
Verweerder gaat uit van een aangetroffen hoeveelheid van 1.713 gram softdrugs. De berekening van deze hoeveelheid is te vinden in het document ‘Berekening handelsvoorraad [naam]’. Uit deze berekening blijkt dat is uitgegaan van 0,2 gram softdrugs per voorgedraaide joint. De burgemeester heeft bij deze berekening zijn beleid dus juist toegepast.
De bigshopper
7. Eiseres heeft gesteld dat de coffeeshop met de bigshopper werd bevoorraad en dat de inhoud van de bigshopper daarom niet gerekend kan worden tot de voorraad die in de coffeeshop aanwezig was.
De voorzieningenrechter volgt dat standpunt niet. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat een medewerker van de coffeeshop met de bigshopper uit de coffeeshop kwam. Gelet hierop is aannemelijk dat de inhoud van de bigshopper als voorraad in de coffeeshop aanwezig was voordat de medewerker met de bigshopper werd aangehouden.
Het is vervolgens aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit anders is. Daarin is eiseres niet geslaagd. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat in de coffeeshop wel 8 verschillende soorten softdrugs worden verkocht, dat per dag veel meer wordt verkocht dan de toegestane voorraad van 500 gram, en dat het dus nodig is om bij een bevoorrading die verschillende soorten mee te nemen. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat niet valt in te zien waarom het dan nodig is om bij een bevoorrading veel meer softdrugs mee te nemen dan nodig is voor aanvulling van de voorraad. Het meest voor de hand ligt dat van de soorten die aangevuld moeten worden precies de hoeveelheid van de noodzakelijke aanvulling wordt meegenomen in de bevoorrading. Dan is de nog in de coffeeshop aanwezige hoeveelheid softdrugs tezamen met de hoeveelheid van de bevoorrading nooit meer dan 500 gram. Ook valt niet in te zien waarom bij de bevoorrading zo’n grote hoeveelheid wordt meegenomen, en dus ook weer moet worden weggebracht, gelet op het risico tijdens die transportbewegingen. Gelet op een en ander heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de softdrugs in de bigshopper niet tot de in de coffeeshop aanwezige voorraad behoorde.
Handelsvoorraad
8. De burgemeester heeft in zijn beleid bepaald dat de handelsvoorraad niet meer mag zijn dan 500 gram. In dit beleid is niet bepaald dat deze handelsvoorraad beperkt is tot de coffeeshop zelf. Dit betekent dat ook een handelsvoorraad die elders aanwezig is meegeteld kan worden bij de vraag of de toegestane handelsvoorraad wordt overschreden.
8.1.
Volgens bestendige rechtspraak van de Afdeling (zie de uitspraken van 22 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR3222, en 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:486) kan relevantie toekomen aan het feit dat er een directe relatie bestaat tussen de coffeeshop en drugs die zijn aangetroffen in andere lokalen dan bedoeld in artikel 13b van de Opiumwet. In dat licht is niet onredelijk dat de burgemeester met het oog op het G-criterium niet slechts de in de openbare verkoopruimte van een coffeeshop aanwezige drugs in aanmerking neemt, maar ook de elders aanwezige drugs die kennelijk voor verkoop in deze coffeeshop bestemd zijn en derhalve redelijkerwijs kunnen worden geacht te behoren tot de handelsvoorraad van deze coffeeshop.
8.2.
Dit betekent voor de onderhavige procedure dat de in de woning, de garage en de bigshopper aangetroffen softdrugs tot de handelsvoorraad gerekend mogen worden en de burgemeester de handelsvoorraad terecht heeft vastgesteld op 1.713 gram. Daarom behoeft de vraag of de woning en de garage als afgescheiden ruimtes moeten worden beschouwd, en de vraag of in de woning en de garage sprake is geweest van extern afroepbare exploitatievoorraad geen bespreking meer.
8.3.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 7. is overwogen moet de in de bigshopper aangetroffen softdrugs tot de in de coffeeshop aanwezige voorraad worden gerekend. Dat betekent dat de in de coffeeshop aanwezige voorraad moet worden gesteld op 340 gram (bigshopper) + 463,4 gram (coffeeshop) = 803,4 gram.
Meten en wegen
9. Eiseres heeft aangevoerd dat niet is gebleken dat bij het wegen een geijkt weeginstrument is gebruikt, dat de verpakkingen zijn meegewogen, en dat dus niet duidelijk is hoeveel softdrugs netto zijn aangetroffen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de overschrijding van de toegestane handelsvoorraad dermate groot is dat niet aannemelijk is dat bij een andere wijze van meten en wegen niet tot een overschrijding van de handelsvoorraad zou zijn gekomen.
Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting van de coffeeshop over te gaan?
10. Uit het voorgaande volgt dat de handelsvoorraad ruim drie keer de toegestane hoeveelheid is. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid drugs en de vaste rechtspraak is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd om tot sluiting van de coffeeshop over te gaan.
Heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleidsregel?
11. De burgemeester hanteert beleid bij het toepassen van zijn bevoegdheden op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet. Dit beleid is neergelegd in de beleidsregels. In het beleid is bepaald dat de handelsvoorraad niet meer mag zijn dan 500 gram. Het gaat hier om een tweede overtreding van de toegestane handelsvoorraad. Uit de matrix bij dit beleid blijkt dat bij een tweede overtreding binnen drie jaar een sluiting voor een periode van drie maanden volgt.
11.1.
Blijkens het bestreden besluit heeft de burgemeester de sluiting, in het voordeel van eiseres, beperkt tot 1,5 maand. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester niet in strijd met zijn beleidsregel heeft gehandeld.
Bijzondere omstandigheden om van sluiting af te zien?
12. Eiseres heeft gesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan de burgemeester van sluiting had moeten afzien. De voorzieningenrechter volgt dit niet.
Het standpunt van eiseres dat door sluiting de straathandel zal toenemen, en dat de vaste klanten van de coffeeshop niet elders terecht kunnen, is niet onderbouwd.
Het standpunt dat een externe afroepbare exploitatievoorraad juist voor minder overlast en minder risico voor de openbare orde leidt, kan eiseres niet baten. De handelsvoorraad die in de coffeeshop zelf aanwezig was is door de burgemeester terecht op 803,4 gram bepaald, zodat reeds sprake was van overschrijding van de toegestane handelsvoorraad in de coffeeshop zelf. Om die reden ziet de voorzieningenrechter ook in het tussenarrest van het gerechtshof Amsterdam, dat door eiseres is overgelegd, geen aanleiding voor een ander oordeel. In de zaak die in dat tussenarrest werd beoordeeld was immers geen sprake van meer dan 500 gram in de coffeeshop, maar ging het enkel om de externe voorraden.
Eiseres heeft aangevoerd dat de zogenaamde achterdeurproblematiek als een bijzondere omstandigheid moet worden gezien. De voorzieningenrechter volgt eiseres hierin niet, want deze problematiek geldt voor alle coffeeshops en levert dus geen bijzondere omstandigheid op als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb.
Is de sluiting van de coffeeshop noodzakelijk en evenredig
13. Eiseres heeft aangevoerd dat sluiting van de coffeeshop niet noodzakelijk en niet evenredig is. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
13.1.
In de coffeeshop zelf was meer dan 803 gram voorraad aanwezig. Aannemelijk is dat het aanhouden van een voorraad van meer dan 500 gram een groter risico voor de openbare orde vormt.
In artikel 13b van de Opiumwet is als uitgangspunt vastgelegd dat de burgemeester bevoegd is om tot sluiting over te gaan indien drugs aanwezig zijn voor verkoop en/of aflevering. Op grond van het beleid van de burgemeester wordt van die bevoegdheid geen gebruik gemaakt indien aan de zogenaamde AHOJGIplus-criteria wordt voldaan. In het advies van de bezwarencommissie van 15 mei 2023 is verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 21 september 2016, ECLI:NR:RVS:2016:2494. Zoals valt af te leiden uit die uitspraak, rechtsoverweging 4.1., zijn die criteria niet alleen gericht op bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, maar ook bedoeld om de effecten van de handel in en het gebruik van softdrugs op het openbare leven te beheersen, en kunnen die gevolgen zich nog geruime tijd na de inbeslagname van de drugs voordoen. Overtreding van de G-voorwaarde leidt tot een inbreuk op het beleid dat gericht is op die beheersing. Handhaving heeft niet alleen tot doel om de concrete overtreding ongedaan te maken, maar ook om toekomstige overtredingen te voorkomen, en om een signaal af te geven aan de omgeving en aan andere coffeeshophouders.
Gelet op het voorgaande kan de burgemeester worden gevolgd in zijn standpunt dat het noodzakelijk is om handhavend op te treden.
13.2.
Eiseres heeft betoogd dat de burgemeester voor een minder vergaande maatregel, in de vorm van een tijdelijke sluiting van de woning en de garage, had kunnen kiezen, in plaats van sluiting van de coffeeshop. Omdat de handelsvoorraad in de coffeeshop zelf groter was dan de toegestane handelsvoorraad is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester kan worden gevolgd in zijn standpunt dat sluiting van de coffeeshop noodzakelijk is.
13.3.
De sluiting is voorzien voor 20 juli 2023, dat is ruim een jaar na de constatering van de overtreding. Het is aannemelijk dat hiermee ook het doel wordt gediend om toekomstige overtredingen te voorkomen, en een signaal af te geven aan de omgeving en aan andere coffeeshophouders. Ook al is de overtreding een jaar geleden, voor de omgeving en andere coffeeshophouders wordt door de sluiting duidelijk dat overtreding door een coffeeshop van de voorwaarden die aan de uitzonderingspositie van de coffeeshop zijn verbonden, tot optreden van de burgemeester leidt. Het gaat hier dus om het herstel van het vertrouwen in het beleid (omgeving) en het herstel van de geloofwaardigheid van de burgemeester als handhaver van dat beleid (omgeving en andere coffeeshops).
13.4.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de burgemeester de duur van de sluiting voldoende gemotiveerd. Vanwege het tijdsverloop heeft de burgemeester de duur van de sluiting beperkt tot 1,5 maand. Niet kan worden gezegd dat hiermee sprake is van een onevenwichtigheid in de afweging van het algemene belang om tot sluiting over te gaan, zoals hiervoor onder 13.1. besproken, en de belangen van eiseres om de sluiting zo beperkt mogelijk te houden.
13.5.
De argumenten die eiseres heeft aangevoerd waarom de sluiting van 1,5 maand niet noodzakelijk en niet evenredig zou zijn, worden niet gevolgd.
Zoals hiervoor reeds overwogen is het standpunt van eiseres dat door sluiting de straathandel zal toenemen, en dat de vaste klanten van de coffeeshop niet elders terecht kunnen, niet onderbouwd. Het belang van de werknemers van eiseres weegt niet op tegen het algemene belang om tot sluiting over te aan. De achterdeurproblematiek ligt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de risicosfeer van eiseres. Bovendien is hier in de coffeeshop zelve een voorraad van 803 gram aangetroffen, zodat in zoverre de achterdeurproblematiek ook geen rol speelt.

Conclusie en gevolgen

14. De beroepsgronden treffen geen doel. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen af.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
Dat betekent dat de sluiting van de coffeeshop gedurende een periode van 1,5 maand ingaande 20 juli 2023 in stand blijft.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.J. Post, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van
C. Kuiper, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
De voorzieningenrechter en de griffier zijn buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover deze gaat over het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.