ECLI:NL:RBGEL:2023:4050

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
406384
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeringsrechtelijke geschillen over opzettelijke misleiding en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, staat de vordering van eisers, [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2], centraal. Zij hebben een schadevergoeding geëist van Achmea Schadeverzekeringen N.V. naar aanleiding van een diefstal van waardevolle goederen, waaronder schilderijen en sieraden. Achmea heeft de schadevergoeding geweigerd op basis van opzettelijke misleiding bij de aanvraag van de verzekering en bij de schadeclaim. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers onjuiste informatie hebben verstrekt bij de aanvraag van de verzekering, wat heeft geleid tot de weigering van de schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat Achmea gerechtigd was om de persoonsgegevens van eisers te registreren in het Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister, omdat er sprake was van opzettelijke misleiding. De rechtbank heeft de vordering van eisers afgewezen en de vordering in reconventie van Achmea tot terugbetaling van een eerder uitgekeerd bedrag van € 35.155,50 toegewezen, omdat eisers niet konden aantonen dat zij recht hadden op de schadevergoeding. De zaak is complex en betreft meerdere juridische aspecten, waaronder de bewijsvoering van eigendom en de gevolgen van opzettelijke misleiding in het verzekeringsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/406384 / HA ZA 22-307
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van

1.[eis.conv./verw.reconv. 1] ,

2.
[eis.conv./verw.reconv. 2],
beiden wonende te [plaats] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eis.conv./verw.reconv. 1+2] en afzonderlijk [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] ,
advocaat: mr. M. Goedhart te Amsterdam,
tegen
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Achmea ,
advocaat: mr. A.W. Hendriks te Apeldoorn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 november 2022
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de later ingediende productie 11 van de zijde van [eis.conv./verw.reconv. 1+2]
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 maart 2023.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eis.conv./verw.reconv. 1] heeft met ingang van 15 augustus 2018 een inboedelverzekering afgesloten bij Centraal beheer (handelsnaam van Achmea) voor een tweepersoonshuishouden op het adres [adres+plaats] . Deze verzekering is via het internet aangevraagd. Op de polis zijn de algemene voorwaarden met nummers [nummer 1] en [nummer 2] van toepassing. Daarin staat onder meer:

7.Wanneer is schade niet verzekerd?

(…)
U of een verzekerde pleegt fraude
(…)
Begrippen
(…)
Fraude
U of een verzekerde vertelt niet de waarheid of vertelt niet alles:
 Of om een (hogere) vergoeding van ons te krijgen.
 Of om een verzekering af te sluiten of te houden
(…)”
2.2.
Op 5 december 2018 heeft [eis.conv./verw.reconv. 1] aangifte gedaan van diefstal uit de woning aan de [adres+plaats] . Bij het proces-verbaal van aangifte zit een bijlage met goederen die volgens [eis.conv./verw.reconv. 1] zijn gestolen. Dit betreft onder andere diverse merkkleding, merkschoenen, tassen en/of koffers van onder meer Louis Vuitton, sieraden, twee schilderijen van [naam schilder] , twee Rolex horloges en een Cartier horloge, een geldbedrag van € 4.000,00 en een kluis.
2.3.
[eis.conv./verw.reconv. 1] c.s hebben Achmea verzocht hun schade als gevolg van de diefstal te vergoeden. Deze schade zou volgens [eis.conv./verw.reconv. 1+2] uitkomen op een bedrag van ongeveer € 150.000,00.
2.4.
Bij brief van 20 februari 2019 heeft Achmea [eis.conv./verw.reconv. 1+2] bericht dat zij de schade niet zal vergoeden. In de brief licht zij dit als volgt toe:

U hebt ons niet de juiste informatie gegeven toen u de verzekering aanvroeg
Bij de aanvraag van de Woongarantverzekering heeft u de acceptatievragen niet naar waarheid beantwoord.
- De vraag of een verzekeraar aan u, of één of meer van de personen die onder de verzekering vallen, in de afgelopen 5 jaar een verzekering heeft geweigerd of heeft opgezegd heeft u met
neebeantwoord. Dit is niet juist. Centraal Beheer heeft een motorverzekering op naam van de heer [eis.conv./verw.reconv. 2] , geboren [geboortedatum] , opgezegd in verband met het niet betalen van de premie.
- De vraag of u, of één van de personen die onder deze verzekering vallen, in de afgelopen 8 jaar in aanraking is geweest met politie of justitie, heeft u ook met
neebeantwoord. Dit is niet juist. Uw partner, de heer [eis.conv./verw.reconv. 2] , heeft voor een bepaalde periode een rij-ontzegging gehad in 2018.
Had u beide vragen wel met ja beantwoord?
Dan hadden wij u niet verzekerd. Wij hadden dan gevraagd naar de reden waarom u de beide vragen met
jaheeft beantwoord. Dan hadden wij van u de informatie gekregen dat de heer [eis.conv./verw.reconv. 2] een medeverzekerde op deze polis is. Vanwege de eerder opgezegde Motorverzekering door Centraal Beheer en de rij-ontzegging op zijn naam hadden wij de verzekering niet geaccepteerd. Daarnaast was dan naar voren gekomen dat de heer [eis.conv./verw.reconv. 2] een Externe Registratie op zijn naam heeft staan. Dat was ook een reden geweest om de aanvraag niet te accepteren. Door de beide acceptatievragen met
neete beantwoorden heeft u ons misleid.
Wij betwisten de omvang van de schade
U kunt van veel goederen/sieraden geen aankoopnota of ander bewijs van bezit aantonen. U geeft aan dat de spullen via personal shoppers zijn gekocht en dat deze goederen niet in winkels te koop zijn. U heeft geen overeenkomsten met deze personal shoppers en u heeft ook geen contactgegevens van ze. U benadert deze personal shoppers via social media en u betaalt deze personal shoppers en de goederen contant en op straat. De aanschaf en bezit van deze spullen heeft u met deze wijze van aanschaf niet aannemelijk gemaakt. Juist ook omdat er geen enkel ander bewijs is dat u deze spullen had. Daarnaast vinden wij het niet aannemelijk dat u in zo’n korte tijd zoveel goederen voor zo’n hoog bedrag heeft aangeschaft in relatie tot uw inkomen. Gezien de omvang van de claim verlangen wij van u veel meer onderbouwing van de aanschaf en bezit van de goederen.
Ons onderzoek is nog niet afgerond
Wij zijn nog bezig met een onderzoek naar enkele sieraden uit uw schadeclaim. Afhankelijk van het onderzoeksresultaat kunnen we nog het standpunt innemen dat u ons ten aanzien van de schadeclaim opzettelijk heeft misleid. Mocht het zo zijn dat de schadeclaim niet klopt dan zal ook om deze reden geen recht zijn op vergoeding van de schade.
Achmea sluit de brief af met dat de Woongarantverzekering per direct wordt stopgezet, dat zij de gegevens van [eis.conv./verw.reconv. 1+2] voor de duur van 8 jaar opneemt in het Incidentenregister, dat zij de gegevens van [eis.conv./verw.reconv. 1+2] voor de duur van 8 jaar opneemt in het Externe Verwijzingsregister en dat het fraudeloket van het CBV op de hoogte is gebracht.
2.5.
Bij brief van 22 maart 2019 heeft Achmea naar aanleiding van het aanvullende onderzoek het volgende, voor zover hier van belang, aan [eis.conv./verw.reconv. 1+2] bericht:

Uit ons aanvullende onderzoek blijkt dat u ons ook opzettelijk misleidde
U claimde de diefstal van 2 schilderijen van [naam schilder] . U overlegde 2 facturen van The Hague art. [naam schilder] gaf aan de geclaimde schilderijen niet te hebben gemaakt, ook deed hij geen zaken met The Hague Art. Wij stellen dan ook vast dat de door u geclaimde schilderijen niet in uw voormalige eigendom zijn geweest en ten onrechte door u werden geclaimd. Omdat u ons opzettelijk misleidde wordt uw schade, naast de eerdere afwijzingsgrond, niet door ons vergoed.
Wij deden ook aanvullend onderzoek naar het geclaimde horloge van Cartier
Uit de administratie van Cartier blijkt dat u het geclaimde horloge niet bij hen kocht. Wij hebben het vermoeden dat u dit artikel dan ook ten onrechte bij ons claimde. U maakte het voormalig eigendom van het horloge ter waarde van € 33000,00 in elk geval niet aannemelijk met deze prijsopgave.
U claimde op 24 juli 2017 ook een inbraakschade met kenmerk [nummer 3]
Ook bij die schade claimde u de diefstal van een schilderij van [naam schilder] . U overlegde destijds een factuur van 05 oktober 2011 ter waarde van €4107,50 van The Hague Art. Ook deze factuur toonden wij aan [naam schilder] waarbij hij ook aangaf dat het schilderij op de factuur niet door hem werd gemaakt. Wij stellen dan ook vast dat u bij die claim een onjuiste voorstelling van zaken gaf waardoor wij ons eerdere standpunt zullen herzien. Wij informeren u hierover in een andere brief.
De eerder meegedeelde maatregelen blijven gehandhaafd.
(…)”
2.6.
Achmea heeft een toedrachtonderzoek laten uitvoeren door de heer [naam onderzoeker] . In zijn rapport van 3 april 2019 heeft [naam onderzoeker] het volgende, voor zover hier relevant, opgenomen:

8. Onderzoeksbevindingen
Notacontrole Cartier
Verzekerde stelde een drietal facturen ter beschikking van juwelier Cartier te Amsterdam. Het betrof de volgende facturen:
1. Een factuur ter hoogte van € 33.000,00 voor een Cartier horloge van Ballon Bleu waar geen naam op staat;
2. Een factuur ter hoogte van € 10.500,00 voor een Love Bracelet waar geen naam op staat;
3. Een factuur van een ring waarop de naam van mevrouw [eis.conv./verw.reconv. 1] staat.
Op 14 februari 2019 bezocht ik onaangekondigd juwelier Cartier gevestigd aan de P.C. Hooftstraat 132-134 te Amsterdam voor notacontrole van de hierboven genoemde facturen. Ik sprak met de manager [naam manager] . [naam manager] was bereid vragen te beantwoorden inzake de door verzekerde ter beschikking gestelde facturen. [naam manager] verklaarde dat de facturen waar geen naam op staat niet de daadwerkelijke aankoopfacturen zijn. Deze facturen zijn op verzoek van de klant opgemaakt zonder te controleren of de goederen daadwerkelijk daar zijn aangeschaft. Uit
serviceoverwegingen worden dergelijke facturen uitgeschreven, echter zonder tenaamstelling. Indien een factuur van Cartier zonder naam wordt uitgeschreven, dan staat de aankoop daarvan niet vast.
Nota controle [naam schilder]
Verzekerde stelde een tweetal facturen ter beschikking van The Hague Art te Den Haag. Op deze facturen staan schilderijen van [naam schilder] . Het betrof de volgende facturen:
1. Een factuur ter hoogte van € 4.250,00 voor een schilderij genaamd “Ciseaux de crabe violet” met afmeting van 100cm x 100cm;
2. Een factuur ter hoogte van € 3.995,00 voor een schilderij genaamd ‘Madam Moi” met
afmeting van 140cm x 160cm;
In 2017 benaderde ik [naam schilder] omdat de heer [eis.conv./verw.reconv. 2] toen ook een factuur van The Hague Art had ingediend waarop een schilderij genaamd “ [naam schilderij] ” staat met afmeting van 100cm x 80cm. De heer [naam schilder] reageerde niet ondanks mijn per e-mail gestuurde rappels. Ik heb deze door de heer [eis.conv./verw.reconv. 2] ingediende factuur in 2017 meegenomen in mijn huidig onderzoek.
Ik benaderde de heer [naam schilder] per telefoon. De heer [naam schilder] vertelde mij telefonisch dat de titels en de afmetingen hem niet bekend zijn. Mij werd verzocht een e-mail te sturen waarop hij zou reageren. Omdat reactie uitbleef, bezocht ik het atelier van [naam schilder] te Amsterdam.
Op 21 maart 2019 bezocht ik onaangekondigd het atelier van [naam schilder] gevestigd aan de [adres] voor notacontrole van de hierboven genoemde facturen. Ik sprak met de heer [naam schilder] . Hij was bereid vragen te beantwoorden inzake de door verzekerde ter beschikking gestelde facturen. [naam schilder] verklaarde dat hij zowel de titels als de afmetingen van de schilderijen niet kende. Tevens verklaarde de heer [naam schilder] dat er geen zakelijke relatie met The Hague Art is. De heer [naam schilder] had direct de indruk dat er iets niet klopte met de facturen. Daarop verzocht hij aan mij de facturen naar hem te sturen. Ik stuurde op 22 maart 2019 (nogmaals) een e-mail met de facturen.
Op 22 maart 2019 bevestigde de heer [naam schilder] dat de schilderijen hem onbekend zijn, noch de titels noch de samenwerking met de firma The Hague Art is hem bekend.
(…)”
2.7.
Bij de stukken bevindt zich een e-mailwisseling tussen [naam onderzoeker] en [naam schilder] . [naam onderzoeker] heeft op 22 maart 2019 het volgende aan [naam schilder] geschreven:
“Op 21 maart 2019 sprak ik u in uw atelier. Wij spraken af dat ik u de facturen zou sturen ter controle. U zou mij volgende week een reactie sturen.
Wat wil ik van u weten?
- Is de firma The Hague Art een partij waar u zaken mee doet of deed?
- Zijn de schilderijen originele werken dat door u is gemaakt?”
-
[naam schilder] heeft daarop op 22 maart 2019 als volgt gereageerd:
“Bedankt voor uw bericht. Bij ons is geen van deze schilderijen bekend, noch de titels noch een samenwerking met The Hague Art. Wij kunnen u helaas niet verder helpen.”
2.8.
[naam onderzoeker] heeft als onderdeel van het toedrachtonderzoek op 29 januari 2019 [eis.conv./verw.reconv. 2] en [eis.conv./verw.reconv. 1] gelijktijdig geïnterviewd. In het voor akkoord door [eis.conv./verw.reconv. 1+2] ondertekende uitgeschreven verslag van het interview staat, voor zover hier van belang:
“V: Per wanneer wonen jullie in de woning op het adres aan de [adres+plaats] ?
A: Nu precies één jaar. Vanaf 1 februari 2018 wonen wij hier.
V: Woonden jullie voor die tijd ook samen en zo ja, voor hoe lang?
A: Wij woonden toen ook al samen. Wij zijn even kort uit elkaar geweest. December 2017 waren wij even uit elkaar en daarna kwamen wij hier wonen. Wij zijn al 7 jaar samen.
V: Op welk adres staat u, [eis.conv./verw.reconv. 2] , ingeschreven?
A: Ik sta ingeschreven op de [adres+plaats] . Ik sta ingeschreven in hetzelfde complex. Eén verdieping boven het appartement van nummer 698. Vanaf 1 februari 2018 sta ik
ingeschreven op huisnummer 712.
V: Heeft [eis.conv./verw.reconv. 2] op vernoemd adres ook een (inboedel)verzekering? (waar dan)
A: Ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] , heb geen inboedelverzekering of andere verzekering op vernoemd adres
nummer 712. Alles staat hier.
V: Wat is de reden dat u elders staat ingeschreven?
A: Omdat er maar één persoon per studio ingeschreven mag staan.
V: Wie heeft de verzekering met polisnummer [nummer 4] , bestaande uit een
inboedelverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering voor 2 personen, afgesloten?
A: Dat heb ik gedaan, mevrouw [eis.conv./verw.reconv. 1] .
V: Voor welke personen is deze verzekering met polisnummer [nummer 4] , bestaande uit een
inboedelverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering voor 2 personen, bedoeld?
A: Voor ons beide, [eis.conv./verw.reconv. 1] en [eis.conv./verw.reconv. 2] .
V: In 2017 is op een ander adres ook ingebroken. Toen stond de verzekeringspolis op naam van [eis.conv./verw.reconv. 2] waarbij [eis.conv./verw.reconv. 1] medeverzekerde was. De verzekeringspolis die
betrekking heeft op deze inbraak staat op naam van [eis.conv./verw.reconv. 1] waarbij [eis.conv./verw.reconv. 2]
medeverzekerde is. Wat is daar de reden van?
A: Nee, dat is gewoon zo gelopen. Het is haar adres, daarom heeft zij de verzekering afgesloten. Wij hebben geen gescheiden portemonnee.
V: Wat is de reden dat de oude polis op naam van [eis.conv./verw.reconv. 2] werd beëindigd?
A: Omdat ik daar wegging. Ik heb toen zonder woning gezeten en heb een aantal maanden bij mijn opa en oma gewoond.
(…)
V: Wie zijn de eigenaren van de gestolen goederen die op de lijsten staan?
A: Dat zijn wij samen.
V: Kan het zijn dat per abuis goederen van derden worden opgegeven?
A: Nee, alles is echt van ons.
V: Door wie werden de goederen die vermeld zijn op de lijsten aangeschaft?
A: Wij hebben dat samen gekocht. Er zijn ook een deel van de goederen die wij als cadeau
hebben gekregen. Wij hebben cadeaus gekregen van mijn ouders, opa en oma, ooms en
tantes.
(…)
V: Er zijn aankoopnotas ter beschikking gesteld door jullie. Zijn deze aankoopnota’s origineel door jullie bij aanschaf van de goederen verkregen?
A: Sommige wel. Sommige facturen heb ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] , later aangevraagd om mijn claim aan te kunnen tonen Dat was na de inbraak. Ik ben in Amsterdam geweest aan de PC Hooftstraat bij Cartier etc.
V: Kan het zijn dat jullie per abuis aankoopnota’s van derden ter beschikking hebben gesteld?
A: Nee, dat is niet zo. Alle nota’s heb ik zelf gekregen en moest alles nota’s op gaan halen. Ik ben vier dagen bezig geweest om alle nota’s te verzamelen.
(…)
V: Op welke wijze werden de goederen betaald?
A: Contant, altijd.
(…)
V: Van een aantal goederen konden jullie geen aankoopnota ter beschikking stellen. Het gaat om de volgende goederen:
• Rolex Oyster Perpetual Datejust € 7.000,00
• Rolex Yachtmaster Lady € 8.000,00
• Chopard dames horloge Imperiale edelstaal € 12.000,00
• Armband met diamanten 10 cr1? € 3200,00
• Collier plat goud met diamanten € 6.000,00
• Cartier horloge 750 89811LX 2905 € 18.000,00
• Collier met sleutel Tiffany&Co met diamanten € 7.500,00
• Collier met hart met diamanten € 10.500,00
• 3 paar Valentino schoenen € 1.250,00
• Parajumpers jack € 1 050,00
• Pet D2 € 105,00
• Louis Vuitton tas € 1.100,00
• Louis Vuitton shirt € 420,00
Hoe komt het dat u van bovenstaande zeer dure goederen geen aankoopnota hebt?
A: Een deel is via een personal shopper En er zitten cadeau’s bij. De volgende goederen zijn
cadeaus. Armband met diamanten 10 crt? € 3.200,00, Collier plat goud met diamanten €
6.000,00, Collier met sleutel Tiffany&Co met diamanten € 7.500,00, Collier met hart met
diamanten € 10.500,00. De Valentino schoenen heb ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] , zelf gekocht bij Merkmode. Ik heb daar geen dozen van. De Prajumpes jack, Pet D2 en LV tas heb ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] , ook zelf gekocht. De rest is via personal shopper.
V: De hierboven genoemde lijfsieraden zijn gekocht door een personal shopper volgens u. Legt u mij eens uit hoe dat werkt?
A: Dat is iemand die voor jou shopt. Deze goederen zijn niet in de winkels te krijgen. Deze
persoon gaat op zoek naar deze goederen Er is geen overeenkomst aanwezig. Wij
benaderen deze personen via social media, telefoon, snapchat, facebook
(…)
V: Wie is/zijn deze personal shopper(s)?
A: Dat zijn jongens uit België. Daar ben ik via via mee in contact gekomen Ik ben in contact
gekomen via andere personal shoppers. Ik heb geen contactgegevens van deze personal
shoppers. (…)
V: Op welke wijze hebt u de personal shopper(s) betaald?
A: Ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] , heb afgesproken bij een tankstation en heb ze contant betaald. Dat was in de
zomer van 2018. Tankstation Nootdorp. Ik kan het niet precies zeggen welke maand. Dat was voordat ik op vakantie ging. Ik ging op 7 augustus op vakantie. Kan ook juni geweest zijn. Ik weet het niet. Het is via de straat gegaan. Dit hebben ik ook op deze manier gedaan met betrekking tot de sieraden.
(…)
V: Kunt u de betaling aan de personal shopper(s) tonen?
A: Dat kan ik niet, het enige wat ik heb is dat ik het je vertel.
(…)
V: Er is een factuur ter beschikking gesteld van de Ballon Bleu Cartier ter waarde van
€ 33.000,00. De datum staat op 15-12-2018. Is deze bon achteraf opgevraagd?
A: Ja, deze is achteraf opgevraagd.
V: Door wie is deze factuur achteraf opgevraagd?
A: Door mijzelf, [eis.conv./verw.reconv. 2] .
V: Op basis van welke gegevens werd deze factuur uit het systeem gehaald?
A:Ik moest het serienummer geven. Op basis van het serienummer hebben ze mij een
kopiefactuur gegeven.
V: Wat is de reden dat er geen naam op deze factuur staat?
A: Er staat nooit een naam. De bon staat niet op mijn naam, [eis.conv./verw.reconv. 2] .
V: Kunt u de daadwerkelijke betaling tonen?
A: Nee, dat kan ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] niet. Dat is handje contantje gegaan.
V: Er is ook een factuur ter beschikking gesteld van de Love Bracelet ter waarde van
10.500,00. De datum staat op 20-12-2018. Is deze bon achteraf opgevraagd??
A: Deze bon is toen ook achteraf opgevraagd.
V: Door wie is deze factuur achteraf opgevraagd?
A: Dat heb ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] , gedaan.
V: Op basis van welke gegevens werd deze factuur uit het systeem gehaald?
A: Dat is ook op basis van het serienummer gegaan.
V: Wat is de reden dat er geen naam op deze factuur staat?
A: Daar is bewust voor gekozen. Dat wil ik niet.
V: Kunt u de daadwerkelijke betaling tonen?
A: Nee, dat kan ik, [eis.conv./verw.reconv. 2] , niet. Dat is contant gegaan.
V: Van de Mini Love Wed aangeschaft bij Cartier d.d 8 oktober 2018 staan de gegevens van
mevrouw [eis.conv./verw.reconv. 1] . Wat is de reden dat op deze factuur de naw gegevens worden
vermeld en op de andere facturen van Cartier niet?
A: Dat kan ik niet uitleggen. Ik, [eis.conv./verw.reconv. 1] , heb het dan wel denk ik geregistreerd. Ze hebben mijn naam en gegevens gevraagd en ik heb dat toen opgegeven,
(…)
Afronden gesprek
V: Is u, mevrouw [eis.conv./verw.reconv. 1] en de heer [eis.conv./verw.reconv. 2] . in het aangaan van een
verzekeringsovereenkomst, ooit een verzekering geweigerd of is aan u ooit een verzekering
opgezegd of is een verzekering onder voorwaarden geaccepteerd?
A: Aan ons is nooit een verzekering geweigerd of opgezegd of onder bijzondere voorwaarden geaccepteerd.
(…)”
2.9.
Bij brief van 2 juli 2019 heeft de advocaat van [eis.conv./verw.reconv. 1+2] gereageerd op het standpunt van Achmea en Achmea gesommeerd om over te gaan tot betaling van de geclaimde schade, verwijdering van de registraties van de persoonsgegevens, betaling van de buitengerechtelijke kosten en het overleggen van een aantal stukken.
2.10.
Achmea heeft daarop bij brief van 18 juli 2019 [eis.conv./verw.reconv. 1+2] bericht haar standpunt te zullen handhaven.
2.11.
[eis.conv./verw.reconv. 1+2] hebben eerder een schadeclaim ingediend met betrekking tot een diefstal. Dit betreft een diefstalmelding van 24 juli 2017 waarbij een beroep is gedaan op de inboedelverzekering die door [eis.conv./verw.reconv. 2] was afgesloten en waarbij [eis.conv./verw.reconv. 1] was aangemerkt als medeverzekerde. Ook toen heeft Achmea [naam onderzoeker] onderzoek laten doen in het kader waarvan bij [eis.conv./verw.reconv. 2] een interview is afgenomen. In het uitgeschreven interview tussen [naam onderzoeker] en [eis.conv./verw.reconv. 2] van 20 september 2017, waarvan [eis.conv./verw.reconv. 2] voor de juistheid van de weergave daarvan heeft getekend, staat, voor zover hier van belang:
“V: Wat voor afbeelding was op de schilderij geschilderd en welke kleuren werden er gebruikt?
(Foto?)
A: Ik heb geen foto van de schilderij. Het was een schilderij ingelijst, houten lijst er omheen, dikke vrouw, zwart, wit en blauw, van alles. De schilderij heet Dikke Dame.
V: De factuur van de schilderij is ondertekend door de heer [betrokkene 1] . Wie is de heer [betrokkene 1] en wat voor functie heeft hij bij The Hague Art? Kent u de heer [betrokkene 1] ?
A: Dat is mijn vader. Wij hebben verschillende achternamen, maar ik kan je niet vertellen
waarom. Hij heeft mij nooit erkent.
V: U hebt de schilderij gekocht bij The Hague Art. Wat voor winkel is het? Bestaat de winkel nog? Zo ja, nog steeds op hetzelfde adres genoemd op de nota uit 2011 [adres] ?
A: Het is een gallerij, bestaat niet meer. Mijn vader doet alles nu online en veilingen en hangt in hotels etc. [adres] was destijds zijn winkeladres. Het was deels een winkel en
woonadres. Hier had hij de schilderijen getoond. Het bedrijf bestaat al ongeveer sinds 2013-
2014 niet meer aan de [adres] .
(…)
V: Koopt u vaker kunstwerken zoals schilderijen? Zo nee, waarom hebt u de schilderij in 2011 gekocht?
A: Nee. Alleen voor de handel. Dat was voor mij een investering.
(…)
V: Op de nota van de schilderij staat het aankoopbedrag van € 4.107,50. Uw vriendin verklaart tegen de politie dat de schilderij € 15.000,00 waard is. Hoe komt uw vriendin aan de waarde van de schilderij? Kan zij het aantonen?
A: Ik weet niet hoe zij eraan komt. Die € 15.000,00 klopt niet. Ik weet ook niet waarom de politie dat opschreef.
2.12.
Achmea heeft ten aanzien van de schadeclaim van 24 juli 2017 een bedrag van
€ 35.155,50 uitgekeerd. Bij brief van 12 april 2019 heeft Achmea aan [eis.conv./verw.reconv. 2] bericht dat zij dit bedrag van hem terugvordert vanwege opzettelijke misleiding door het indienen van een valse factuur van een schilderij van [naam schilder] . Tevens bericht Achmea [eis.conv./verw.reconv. 2] dat zij zijn gegevens registreert in het Incidentenregister en het EVR en dat zij een melding heeft gemaakt bij het CBV.
2.13.
Bij de stukken bevinden zich een drietal facturen, afkomstig van The Hague Art. Op de factuur met datum 5 oktober 2011 staat als adres van The Hague Art Finnenburg 70 te Den Haag. Deze factuur staat op naam van [eis.conv./verw.reconv. 2] en betreft een schilderij met de omschrijving ‘ [naam schilder] 2007 “ [naam schilderij] ” (dikke dame drinkt wijn) 100 x 80 cm incl. lijst gemengde techniek UV beschermglas’ voor een bedrag van € 4.107,50. Op de factuur is vermeld dat deze op 5 oktober 2011 contant is voldaan. Op de andere twee facturen staat als adres van The Hague Art de Van Diemenstraat 205B te Den Haag vermeld. De factuur van 9 mei 2018 staat op naam van [eis.conv./verw.reconv. 2] en betreft een schilderij met de omschrijving ‘1 werk [naam schilder] 100 cm x 100 cm “Ciseaux de crabe violet” voor een bedrag van € 4.250,00. Op de factuur is vermeld dat deze contant is voldaan. De factuur van 15 oktober 2018 staat op naam van [naam BV] en betreft een schilderij met de omschrijving ‘1 werk [naam schilder] 140 cm x 160 cm “Madam Moi” voor een bedrag van € 3.995,00. Op deze factuur is vermeld dat deze per bank is voldaan.
2.14.
Bij de stukken bevindt zich ook een e-mailbericht van 7 maart 2023 van de heer [betrokkene 1] aan de advocaat van [eis.conv./verw.reconv. 1+2] met een (niet ondertekende) verklaring. Hierin staat, voor zover hier van belang:
“De schilderijen van [naam schilder] die ik aan mijn zoon hebt verkocht zijn wel 100% gemaakt door [naam schilder] . Dat ik daar zelf een naam heb aangeven (franse titels klinken commercieel goed) is mijn vrije keuze. Ik heb deze schilderijen ergens tussen 2008 en 2010 aangeschaft van een handelaar uit Hoofddorp, dit waren een partij opkoop van zo’n 30 schilderijen uit de beginperiode dat [naam schilder] een beetje populair aan het worden was in de Lage
Landen.
Dat [naam schilder] de titels niet kent is logisch net zo logisch dat handelaren titels geven aan werken die zonder titel zijn aangekocht. Ik heb begrepen dat alleen de titels zijn overlegd met de kunstenaar en hem geen foto’s zijn getoond. Mijn advies is dan ook laat deze alsnog zien en het probleem is opgelost.
(…)
Ik bevestig dat de schilderijen ‘Ciseaux de crabe violet’ en ‘Madam Moi’ (op 5 december 2018 gestolen) en ‘ [naam schilderij] ’ (op 24 juli 2017 gestolen) door mijn zijn gekocht van een handelaar en dat ik deze met een eigen gegeven titel heb doorverkocht aan mijn zoon.
(…)”

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eis.conv./verw.reconv. 1+2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Achmea veroordeelt om binnen drie dagen na het in deze te wijzen vonnis de persoonsgegevens van [eis.conv./verw.reconv. 1+2] te (laten) verwijderen uit het interne Incidentenregister en het Externe Verwijzingsregister, op straffe van een dwangsom van
€ 500,00 per dag tot een maximum van € 25.000,00 en met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
Aan hun vorderingen leggen [eis.conv./verw.reconv. 1+2] ten grondslag dat een rechtsgrond voor de registratie van hun gegevens in de registers ontbreekt, zodat Achmea onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld door hun persoonsgegevens te registeren. Daartoe stellen
[eis.conv./verw.reconv. 1+2] dat geen sprake is geweest van opzettelijke misleiding dan wel oplichting en dat zij de schilderijen en de andere goederen die zij als gestolen hebben opgegeven wel degelijk in hun bezit hebben gehad.
3.3.
Achmea voert aan dat [eis.conv./verw.reconv. 1] haar mededelingsplicht van artikel 7:928 lid 1 en 2 BW heeft geschonden door bij de aanvraag van de verzekering onjuiste gegevens te verstrekken. [eis.conv./verw.reconv. 1] heeft zowel de vraag naar een eventuele weigering of opzegging van een verzekering als de vraag naar een eventueel justitieel verleden van haar en haar medeverzekerde onjuist beantwoord. Dit vanwege een opzegging in december 2017 van een motorverzekering van [eis.conv./verw.reconv. 2] en de rij-ontzegging van [eis.conv./verw.reconv. 2] in mei 2018. Als [eis.conv./verw.reconv. 1] deze vragen naar waarheid had beantwoord, dan had Achmea een onderzoek ingesteld waaruit naar voren zou zijn gekomen dat [eis.conv./verw.reconv. 2] de medeverzekerde zou zijn en dat hij op dat moment in het EVR geregistreerd stond wegens aantoonbare fraude bij een andere verzekeraar. Met die kennis van zaken had Achmea de verzekering niet met [eis.conv./verw.reconv. 1+2] afgesloten, aldus Achmea. Daarnaast hebben [eis.conv./verw.reconv. 1+2] zich volgens Achmea bij het melden van de schade ook schuldig gemaakt aan fraude, omdat zij onware opgave hebben gedaan van het in bezit hebben van de schilderijen en een aantal goederen, nu zij daarvan de aanschaf en het bezit niet kunnen aantonen. Dit alles is volgens Achmea niet alleen grond geweest voor haar weigering om tot uitkering over te gaan maar ook voor de registratie van hun persoonsgegevens. Zij heeft [eis.conv./verw.reconv. 1+2] dan ook met recht en overeenkomstig de daarvoor geldende regels geregistreerd in de toepasselijke registers, aldus Achmea.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
Achmea vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
[eis.conv./verw.reconv. 1+2] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 35.155,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling en met veroordeling van [eis.conv./verw.reconv. 1+2] in de proceskosten.
3.6.
Aan haar vordering legt Achmea ten grondslag dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] het met betrekking tot de diefstalclaim van 24 juli 2017 uitgekeerde bedrag van € 35.155,50 als onverschuldigd betaald aan haar moet terugbetalen. Daartoe stelt Achmea dat uit het onderzoek naar de diefstalclaim van 5 december 2018 is gebleken dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] ook bij de schadeclaim van 24 juli 2017 gebruik hebben gemaakt van een valse factuur. Bij de schademelding van 24 juli 2017 heeft [eis.conv./verw.reconv. 2] kleding, sieraden, schoenen, tassen en een schilderij van [naam schilder] als gestolen opgegeven. Uit het latere onderzoek is gebleken dat [naam schilder] (ook) niet bekend is met de naam en de afmetingen van het op 24 juli 2017 als gestolen opgegeven schilderij of het atelier (The Hague Arts) waar het schilderij zou zijn gekocht.
3.7.
[eis.conv./verw.reconv. 1+2] betwisten dat het als gestolen opgegeven schilderij niet door [naam schilder] is gemaakt. Zij voeren daartoe aan dat niet is gebleken dat de correspondentie tussen Achmea en [naam schilder] ook zag op het op 24 juli 2017 gestolen schilderij, dat niet is gebleken dat aan [naam schilder] een foto van het betreffende schilderij is getoond en dat The Hague Arts zelf een naam aan het schilderij heeft gegeven, zodat onbekendheid van [naam schilder] met de uiteindelijke naam van het schilderij niet betekent dat het schilderij niet afkomstig is van [naam schilder] . Mocht het schilderij toch niet van [naam schilder] zijn, dan blijft het feit dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] vanwege de diefstal van een schilderij schade hebben geleden tot aan het bedrag dat zij voor het schilderij hebben betaald. Van een valse factuur is ook daarom geen sprake, aldus [eis.conv./verw.reconv. 1+2]
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
In conventie ligt (alleen) de vraag voor of Achmea een grondslag had om [eis.conv./verw.reconv. 1+2] op te nemen in de diverse registers. Volgens Achmea kan de grondslag daarvoor worden gevonden in een opzet tot misleiding bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst en een opzet tot misleiding bij de schademelding met betrekking tot de diefstal van 5 december 2018.
4.2.
Voor registraties in het Incidentenregister van Achmea en het Extern Verwijzingsregister (EVR) gelden de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen 2021 (hierna: PIFI). Mits is voldaan aan het doel van het Incidentenregister mag Achmea daarin persoonsgegevens opnemen als sprake is van een incident, oftewel een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phising en opzettelijke misleiding (artikel 3.1.1. in samenhang met artikelen 2 en 4.1.1. van het PIFI). Voor opname van persoonsgegevens in het EVR is voorts vereist dat in voldoende mate vaststaat dat degene wiens gegevens worden geregistreerd betrokken is bij een dergelijke gebeurtenis (artikel 5.2.1 van het PIFI). Het moet dan gaan om door de verzekeraar vastgestelde gedragingen die een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld opleveren. [1] De gestelde feiten die de registratie dragen, moeten een gegronde verdenking vormen van fraude (opzet te misleiden). Daarnaast dient de verzekeraar het proportionaliteitsbeginsel in acht te nemen (artikel 5.2.1 van het PIFI). De vraag die voorligt is of hier aan al deze voorwaarden is voldaan.
Opzettelijke misleiding bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst?
4.3.
[eis.conv./verw.reconv. 1] heeft via internet de verzekeringsovereenkomst aangevraagd voor een tweepersoonshuishouden. Tussen partijen is niet in geschil dat de vragen omtrent 1) een eerdere weigering of opzegging van een verzekering en 2) een strafrechtelijk verleden zien op zowel de verzekerde als de beoogde medeverzekerde. [eis.conv./verw.reconv. 1+2] stellen dat de vragen weliswaar onjuist zijn ingevuld (aan [eis.conv./verw.reconv. 2] is een verzekering opgezegd wegens wanbetaling en hij heeft meerdere rij-ontzeggingen gehad), maar dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] dit niet opzettelijk hebben gedaan, omdat [eis.conv./verw.reconv. 1] dit bij het aanvragen van de verzekering niet wist. Volgens [eis.conv./verw.reconv. 1+2] heeft een en ander plaatsgevonden in de periode van meer dan een half jaar dat zij uit elkaar waren. Daarom wist [eis.conv./verw.reconv. 1] hier niet van, aldus [eis.conv./verw.reconv. 1+2]
4.4.
Hoewel het wel op de weg van [eis.conv./verw.reconv. 1] had gelegen om bij het aanvragen van de verzekering in augustus 2018 navraag te doen bij [eis.conv./verw.reconv. 2] voordat zij de vragen voor beiden met ‘Nee’ beantwoordde, kan dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie leiden dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] hiermee de opzet heeft gehad om Achmea te misleiden om toch een verzekering bij Achmea af te kunnen sluiten. Voor het daarvoor benodigde opzet is meer nodig, zoals een daadwerkelijke bekendheid bij [eis.conv./verw.reconv. 1] van de onjuistheid van haar antwoorden. Daarvan is niet gebleken.
Opzettelijke misleiding bij de schademelding?
4.5.
Volgens Achmea hebben [eis.conv./verw.reconv. 1+2] haar onjuist voorgelicht omtrent een voorgevallen schade met het oogmerk een hogere uitkering te verkrijgen respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop zij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zouden hebben gehad. Daartoe voert Achmea aan dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] van een groot aantal als gestolen opgegeven goederen zoals dure kledingstukken en sieraden het bezit daarvan niet met stukken hebben kunnen aantonen. Daarnaast twijfelt Achmea aan de echtheid van de overgelegde facturen van aanschaf van de schilderijen van [naam schilder] en betwist zij daarmee het bezit van die schilderijen voorafgaand aan de diefstal.
4.6.
Bij de schademelding hebben [eis.conv./verw.reconv. 1+2] onder meer een factuur ingediend van een Cartier horloge van Ballon Bleu ter hoogte van een bedrag van € 33.000,00. Op deze factuur staat geen naam. In het interview met [naam onderzoeker] is dit ter sprake gekomen en hebben
[eis.conv./verw.reconv. 1+2] verklaard dat [eis.conv./verw.reconv. 2] de bon hiervan na de inbraak heeft opgevraagd. De factuur is gedateerd 15 december 2018. Op basis van het serienummer werd in de winkel een kopiefactuur verstrekt, aldus [eis.conv./verw.reconv. 2] . Tijdens het interview heeft [eis.conv./verw.reconv. 2] op de vraag naar de reden waarom er geen naam op deze factuur staat, verklaard dat er nooit een naam op staat. Hij verklaart verderop dat hij er bewust voor kiest om geen naam op de factuur te laten zetten, omdat hij dat niet wil. Gevraagd naar of hij de betaling van het horloge kan aantonen, heeft [eis.conv./verw.reconv. 2] verklaard dat hij dat niet kan, omdat hij contant heeft betaald. Tijdens het interview hebben [eis.conv./verw.reconv. 1+2] de vraag of het kan dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] per abuis aankoopnota’s van derden hebben overgelegd ontkennend beantwoord.
4.7.
Ter zitting heeft [eis.conv./verw.reconv. 2] verklaard dat hij het horloge niet in de Cartier winkel in Amsterdam gekocht (daar waar hij de kopiefactuur heeft opgehaald), maar dat hij het horloge van een kennis voor de originele aanschafprijs heeft overgenomen. Met deze kennis heeft hij geen contact meer en hij heeft alleen maar een voornaam, aldus [eis.conv./verw.reconv. 2] .
4.8.
[eis.conv./verw.reconv. 1+2] hebben beiden dit betreffende Cartier horloge met een waarde van kennelijk € 33.000,00 als gestolen eigendom geclaimd bij Achmea. Met het zonder enige toelichting indienen van de later opgevraagde kopiefactuur hebben [eis.conv./verw.reconv. 1+2] het zo gepresenteerd dat zij het horloge zelf in die winkel hebben gekocht. Het had op hun weg gelegen om direct duidelijk te maken dat het geen bewijs van aanschaf betrof maar enkel een onderbouwing van de waarde van het horloge, zoals zij nu stellen. Bij navraag tijdens het interview hebben ze dat niet rechtgezet maar juist wederom de indruk gewekt dat zij het horloge zelf in de winkel hebben gekocht. In het interview wordt immers duidelijk onderscheid gemaakt tussen goederen waarvan ze wel over aankoopnota’s beschikken en goederen waarvan ze geen aankoopnota’s hebben. Enkel ten aanzien van die goederen hebben zij verklaard die te hebben gekregen door schenking door familie of door aanschaf via een personal shopper. Er is zelfs nog specifiek gevraagd of er geen aankoopnota’s van derden waren overgelegd. Het antwoord daarop was ‘nee’. Ook op dat moment hebben [eis.conv./verw.reconv. 1+2] niet toegelicht dat de ingediende kopiefactuur geen aankoopnota van henzelf betrof. Integendeel, zij hebben dit juist getracht te verbloemen. Op de vraag van [naam onderzoeker] hoe het kon dat er geen naam op de overgelegde factuur staat, hebben zij niet uitgelegd dat het enkel om een onderbouwing van de waarde van het horloge ging, maar verklaren zij enerzijds dat er nooit een naam op een factuur wordt gezet en anderzijds dat [eis.conv./verw.reconv. 2] dat zelf niet wil. Ter zitting volgt nu een geheel ander verhaal over een kennis die het horloge bij de Cartier winkel zou hebben gekocht, waarna [eis.conv./verw.reconv. 2] het van die kennis voor de aanschafprijs heeft overgenomen en er bij [eis.conv./verw.reconv. 2] geen gegevens van deze kennis bekend zijn behalve de voornaam en deze kennis daarover niet kan verklaren, omdat er geen contact meer is. Dit is dan ook niet verifieerbaar en bovendien tegenstrijdig met de eerdere verklaringen en daarmee ongeloofwaardig. Daarbij zij nog opgemerkt dat het een horloge betreft van € 33.000,00, waarvan [eis.conv./verw.reconv. 1+2] niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij dat geld contant beschikbaar hadden.
4.9.
Het bovenstaande brengt mee dat reeds ten aanzien van het Cartier horloge als onvoldoende gemotiveerd betwist is komen vast te staan dat [eis.conv./verw.reconv. 1+2] hebben getracht om Achmea opzettelijk te misleiden met als doel een hogere uitkering te krijgen dan waar zij bij werkelijke kennis van feiten recht op zouden hebben. Zij hebben immers getracht Achmea in strijd met de waarheid te doen geloven dat zij het horloge bij de Cartierwinkel hadden aangeschaft. Hiervoor hebben ze een kopiefactuur in de winkel opgevraagd en bij Achmea als zijnde hun aanschafnota ingediend, terwijl zij wisten dat deze kopiefactuur niet kon dienen als een bewijs van hun aanschaf noch bezit van dat horloge.
Proportioneel?
4.10.
Deze opzettelijke misleiding rechtvaardigt op zichzelf de registraties. Achmea heeft toegelicht dat zij de proportionaliteitsmatrix heeft toegepast voor het bepalen van de periode van registratie. Zij acht de maximale registratieduur van 8 jaar aangewezen, nu er sprake is van fraude, tezamen gepleegd en waarbij extra is gelogen bij de confrontatie. De rechtbank kan Achmea hierin volgen. [eis.conv./verw.reconv. 1+2] hebben dit op zichzelf ook niet betwist.
4.11.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat Achmea aan alle voorwaarden voor registratie heeft voldaan. Dit heeft tot gevolg dat voor de beoordeling van de vordering in conventie de overige (betwiste) onderdelen van de schadeclaim waaronder de twee schilderijen van [naam schilder] geen bespreking meer behoeven en de vordering in conventie voor afwijzing gereed ligt.
4.12.
Gelet op het hiernavolgende wat betreft de vordering in reconventie zal in conventie iedere verdere beslissing worden aangehouden.
in reconventie
4.13.
De vordering in reconventie is gebaseerd op een uitgekeerde schadeclaim naar aanleiding van een diefstalmelding van 24 juli 2017.
Vordering ten aanzien van [eis.conv./verw.reconv. 1] ?
4.14.
Achmea heeft een bedrag van € 35.155,50 uitgekeerd op basis van een verzekeringspolis op naam van [eis.conv./verw.reconv. 2] . Bij gebreke aan onderliggende stukken, zoals de verzekeringspolis, de aanvraag en de overige correspondentie naar aanleiding van de schadeclaim, kan niet worden vastgesteld wat de status is van [eis.conv./verw.reconv. 1] bij deze verzekering en of de schade-uitkering eveneens aan [eis.conv./verw.reconv. 1] is uitgekeerd (op een eventuele gezamenlijke bankrekening) of dat de schade alleen aan [eis.conv./verw.reconv. 2] als verzekeringnemer is uitgekeerd. In de brief van 12 april 2019 richt Achmea zich ook alleen tot [eis.conv./verw.reconv. 2] (zie 2.12.). Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, moet het ervoor worden gehouden dat een eventuele terugbetalingsverplichting alleen op [eis.conv./verw.reconv. 2] als verzekeringnemer kan rusten. Immers kan geen vordering op grond van onverschuldigde betaling ten laste van [eis.conv./verw.reconv. 1] worden toegewezen, als niet vast staat dat Achmea een geldsom aan [eis.conv./verw.reconv. 1] heeft gegeven. Dit betekent dat de vordering in reconventie jegens [eis.conv./verw.reconv. 1] voor afwijzing gereed ligt.
Opzettelijke misleiding van [eis.conv./verw.reconv. 2] ?
4.15.
Achmea stelt dat zij onverschuldigd aan [eis.conv./verw.reconv. 2] heeft betaald, doordat [eis.conv./verw.reconv. 2] haar opzettelijk heeft misleid tot het doen van een uitkering waarop [eis.conv./verw.reconv. 2] bij werkelijke kennis van de feiten geen recht heeft. Volgens haar heeft [eis.conv./verw.reconv. 2] bij haar schadeclaim opzettelijk een valse factuur van de aanschaf van een schilderij van [naam schilder] ingediend.
4.16.
De rechtbank stelt vast dat Achmea in haar eis in reconventie haar stellingen omtrent het frauduleus handelen van [eis.conv./verw.reconv. 2] alleen heeft gebaseerd op het schilderij. Mocht Achmea bedoeld hebben daarnaast ook het bezit en de aanschaf van andere bij deze schadeclaim opgenomen gestolen goederen in twijfel te trekken, heeft te gelden dat Achmea hiertoe onvoldoende heeft gesteld.
4.17.
Het is aan Achmea om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zonodig te bewijzen waaruit volgt dat er voor de betaling aan [eis.conv./verw.reconv. 2] geen rechtsgrond bestond (artikel 6:203 BW). Achmea stelt in dat verband dat het recht op uitkering van [eis.conv./verw.reconv. 2] wegens opzettelijke misleiding is komen te vervallen. Uit vaste rechtspraak volgt dat het in artikel 7:941 lid 5 BW voor verval van recht benodigde opzet moet worden gezien als opzet in de zin van artikel 3:44 lid 3 BW: bedrog, een handelen of nalaten met het oogmerk een ander te misleiden. De verzekerde moet onjuist hebben voorgelicht met het oogmerk een hogere uitkering te verkrijgen, respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop hij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad. De vergaande gevolgen voor de dekking die op grond van artikel 7:941 lid 5 BW aan handelen met opzet tot misleiding worden verbonden, rechtvaardigt dat strenge eisen mogen worden gesteld aan de vaststelling of het handelen van de verzekerde was ingegeven door het opzet tot misleiden van de verzekeraar. Uitgangspunt bij een beroep op het verval van uitkering bij bedrog, is dat de verzekeraar dat bedrog stelt en bewijst. [2] Het is Achmea die zich beroept op bevrijding van haar verplichting tot uitkering onder de polis en het is daarom op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv aan haar om aan te voeren, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, dat [eis.conv./verw.reconv. 2] als verzekerde haar onjuist heeft voorgelicht omtrent een voorgevallen schade met het oogmerk een hogere uitkering te verkrijgen respectievelijk een uitkering te verkrijgen waarop hij bij kennis van de ware stand van zaken geen recht zou hebben gehad.
4.18.
Naar het oordeel van de rechtbank staat nog niet vast dat sprake is van een valse factuur, in die zin dat het daarop vermelde schilderij niet is gemaakt door [naam schilder] . Op zichzelf kan de verklaring van de schilder, [naam schilder] , wel een aanwijzing opleveren dat getwijfeld kan worden aan de juistheid van de factuur. Echter heeft [eis.conv./verw.reconv. 2] voldoende gemotiveerd betwist dat de factuur valselijk is opgemaakt. Daarvoor is van belang de overgelegde verklaring van de eigenaar van The Hague Art (de vader van [eis.conv./verw.reconv. 2] ) dat hij kennelijk zelf een naam geeft aan een te verkopen schilderij (zie 2.14), wat een verklaring kan zijn voor het feit dat [naam schilder] de naam van het schilderij niet heeft herkend. Uit de mail van [naam schilder] of de weergave van [naam onderzoeker] van het gesprek met [naam schilder] (zie 2.6 en 2.7) valt niet op te maken of ook een foto van het geclaimde schilderij aan hem is getoond. Uit het e-mailbericht volgt alleen dat [naam schilder] niet bekend is met de titels van de schilderijen en dat hij niet heeft samengewerkt met The Hague Art. Dit laatste zegt niet zoveel, nu The Hague Art de schilderijen niet direct van [naam schilder] hoeft te hebben gekocht, zie ook de verklaring van de eigenaar van The Hague Art dat de schilderijen in een opkoop van een handelaar zijn gekocht. In het rapport heeft [naam onderzoeker] nog opgenomen dat [naam schilder] ook heeft verklaard dat hij de afmetingen van het schilderij niet kende. Deze conclusie kan echter niet worden getrokken uit de mail van [naam schilder] . Achmea heeft nadrukkelijk aangeboden nader bewijs bij te brengen van haar stelling dat sprake is van een valse factuur. Zij zal daarvoor de gelegenheid krijgen. Zij zal daarbij ook moeten aantonen dat [eis.conv./verw.reconv. 2] daarvan ten tijde van de indiening van die factuur bij Achmea op de hoogte was, wil tot opzettelijke misleiding kunnen worden geconcludeerd. [eis.conv./verw.reconv. 2] betwist die wetenschap immers en stelt in dat verband dat hij altijd in de veronderstelling heeft verkeerd dat hij een schilderij van [naam schilder] heeft gekocht, welk schilderij daadwerkelijk is gestolen en waarvan zijn aanschafprijs door hem is geclaimd. De zaak zal voor bewijslevering aan de zijde van Achmea worden verwezen naar de rol.
4.19.
Partijen moeten er rekening mee houden dat de rechtbank aansluitend aan het getuigenverhoor een mondelinge behandeling kan houden om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun standpunten nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. Zij moeten daarom in persoon op de getuigenverhoren verschijnen. Een rechtspersoon moet ter zitting vertegenwoordigd zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot vertegenwoordiging.
4.20.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
houdt iedere beslissing aan,
in reconventie
5.2.5.3. draagt Achmea op te bewijzen dat [eis.conv./verw.reconv. 2] bij de schademelding van de inbraak van 24 juli 2017 opzettelijk een valse factuur heeft ingediend van 5 oktober 2011 voor een schilderij van [naam schilder] genaamd ‘ [naam schilderij] ’,
5.4.
bepaalt dat, voor zover Achmea dit bewijs door middel van getuigen wil leveren, het getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. M.J.P. Heijmans in het Paleis van Justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
5.5.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
19 juli 2023voor het opgeven door Achmea van de getuigen en van hun respectieve verhinderdagen, alsmede de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de donderdagen in de maanden september tot en met december, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.6.
verwijst voor het geval Achmea op die roldatum heeft medegedeeld geen getuigenbewijs te willen leveren of geen getuigen of verhinderdata heeft opgegeven de zaak naar de achtste rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor vonnis of,
maar alleen indien Achmea daarom op de onder 5.5 bedoelde roldatum heeft verzocht,naar de zesde rolzitting na de dag waarop dit vonnis is uitgesproken voor het nemen van een conclusie na niet gehouden getuigenverhoor aan de zijde van Achmea, waarbij deze desgewenst ook het bewijs schriftelijk kan leveren,
5.7.
bepaalt voorts dat de partijen bij de getuigenverhoren aanwezig zullen zijn en, indien daartoe naar het oordeel van de rechter aanleiding bestaat, tijdens en/of na de getuigenverhoren voor de rechter zullen verschijnen om aan deze inlichtingen over de zaak te geven en deze te laten onderzoeken of de partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden,
5.8.
bepaalt dat de partijen alle schriftelijke (bewijs)stukken die zij nog in het geding willen brengen uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor in fotokopie aan de andere partij en aan de rechtbank toegezonden moeten hebben,
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op
5 juli 2023.
420 / 876

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 mei 2019, ECI:NL:HR:2009:BH4720 en Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden