ECLI:NL:RBGEL:2023:4038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
05-052710-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het verweer tot niet-ontvankelijk verklaring van het OM in de vervolging wegens openlijk in vereniging geweld plegen

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk in vereniging geweld plegen. De zaak vond plaats in Arnhem, waar de rechtbank de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de vervolging beoordeelde. De verdediging voerde aan dat het OM niet-ontvankelijk verklaard moest worden, omdat er medeverdachten waren die niet vervolgd werden, wat volgens hen in strijd was met de beginselen van een goede procesorde. De rechtbank oordeelde echter dat het OM wel degelijk ontvankelijk was in de vervolging, aangezien de beslissing om te vervolgen aan het OM is en slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van willekeur en dat de vervolging van de verdachte gerechtvaardigd was.

De verdachte was betrokken bij een vechtpartij op 4 september 2020 in Wezep, waarbij hij samen met anderen een auto naar een café reed. Bij aankomst mengden zij zich in een ruzie en gebruikten daarbij wapens. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel hij niet zelf een wapen had, een significante bijdrage had geleverd aan het geweld door zich bij de gewelddadige groep te voegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele specifieke geweldshandelingen, maar verklaarde hem schuldig aan openlijk in vereniging geweld plegen. De straf die werd opgelegd bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf van 100 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder veroordeeld was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/052710-21
Datum uitspraak : 11 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsman: mr. J.C.R. Gijssen, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 september 2020 te Wezep, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Zuiderzeestraatweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- [getuige 1] en/of
- [getuige 2] en/of
- [getuige 3] en/of
- [getuige 4] en/of
- [medeverdachte 1] en/of
- een of meer onbekend gebleven personen,
welk geweld bestond uit:
- het zwaaien met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van één of meer personen en/of
- het steken en/of snijden en/of prikken met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op of omstreeks 4 september 2020 te Wezep,
- [getuige 1] en/of
- [getuige 2] en/of
- [getuige 3] en/of
- [getuige 4] en/of
- [medeverdachte 1] en/of
- een of meer onbekend gebleven personen
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op voornoemde [getuige 1] en/of [getuige 2] en/of [getuige 3] en/of [getuige 4] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen gericht en/of gericht gehouden en/of getoond en/of daarmee een of meer zwaaiende bewegingen gemaakt.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt het openbaar ministerie (hierna: het OM) niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging, omdat die vervolging in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Er zijn een aantal medeverdachten die gedragingen hebben verricht die tot vervolging voor openlijk geweldpleging hadden moeten leiden. Door deze personen niet te vervolgen creëert het OM een willekeur als het gaat om de vervolging en gaat daarmee over de grenzen van haar opportuniteit heen. Het OM heeft daarom niet het recht verdachte wel te vervolgen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt het niet-ontvankelijkheidsverweer te verwerpen. De zaken van de verschillende verdachten zijn niet dermate gelijkwaardig, dat sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel door verdachte wel te vervolgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 167, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aan het OM de bevoegdheid is toegekend zelfstandig te beslissen of naar aanleiding van een ingesteld opsporingsonderzoek vervolging moet plaatsvinden. De beslissing van het OM om tot vervolging over te gaan leent zich slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing in die zin dat slechts in uitzonderlijke gevallen plaats is voor een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in de vervolging op de grond dat het instellen of voortzetten van die vervolging onverenigbaar is met beginselen van een goede procesorde. Zo'n uitzonderlijk geval doet zich voor wanneer de vervolging wordt ingesteld of voortgezet terwijl geen redelijk handelend lid van het OM heeft kunnen oordelen dat met (voortzetting van) de vervolging enig door strafrechtelijke handhaving beschermd belang gediend kan zijn. In het geval van een zodanige, aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing is de (verdere) vervolging onverenigbaar met het verbod van willekeur.
De in de tenlastelegging primair neergelegde verdenking betreft – in de kern – het verwijt dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen. Verdachte zou samen met twee andere personen, snel zijn komen aanrijden in een auto en zich samen met die twee anderen hebben gemengd in een ruzie tussen twee groepen. Daarbij is de verdenking dat verdachte en/of zijn medeverdachten messen bij zich hadden, daarmee zwaaiden en personen hebben gestoken, gesneden en/of geprikt.
De rechtbank overweegt dat behalve verdachte ook de twee medeverdachte die met hem in de auto zouden hebben gezeten worden vervolgd door het OM. Ook is een vierde verdachte vervolgd die zich al op de plaats bevond waar de ruzie zich afspeelde.
Dat sprake is van aperte onevenredigheid van de vervolgingsbeslissing die meebrengt dat een (verdere) vervolging onverenigbaar is met het verbod van willekeur, valt uit de door de verdediging naar voren gebrachte feiten en omstandigheden – en ook overigens – niet af te leiden. Het verbod op willekeur maakt niet dat het OM alle bij de ruzie betrokken personen zou moeten vervolgen. Ook het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] is vervolgd voor onder andere een poging zware mishandeling van twee personen en niet voor openlijke geweldpleging, maakt niet dat sprake is van willekeur. De keuze van het OM om onder andere de drie personen, waaronder verdachte, te vervolgen die in de auto en voorzien van wapens zouden zijn komen aanrijden en daarmee volgens het OM hebben gezorgd voor de zogenaamde ‘vlam in de pan’ maakt dat het OM heeft kunnen beslissen tot vervolging van verdachte.
De rechtbank verwerpt het verweer. Het OM is ontvankelijk in de vervolging.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Verdachte heeft geen significante bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Hij heeft geen van de handelingen genoemd in de tenlastelegging verricht en hij heeft niet nauw en bewust samengewerkt met de andere inzittenden van de auto. Wat betreft het subsidiair tenlastegelegde geldt dat verdachte nooit een mes bij zich heeft gehad en daarmee dus ook niet de dreigende handelingen heeft verricht zoals vermeld in de tenlastelegging.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat op vrijdagavond 4 september 2020 bij/voor café [naam café] een grote vechtpartij heeft plaatsgevonden; daarbij hebben uiteindelijk een vijftal personen forse steekverwondingen opgelopen.
Bij/voor het café bevonden zich onder meer: [getuige 2] [2] , [getuige 3] [3] , [getuige 4] [4] en [medeverdachte 1] [5] .
Verdachte heeft hierover (samengevat) verklaard, dat hij op 4 september 2020 met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) in diens auto naar café [naam café] is gereden. [medeverdachte 2] zat op de bijrijdersstoel en hij zat achterin achter [medeverdachte 2] . Zij waren van plan om [naam 1] , die in een café ruzie zou hebben, te gaan helpen. Toen [medeverdachte 3] zijn auto voor [naam café] parkeerde, liepen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] direct richting het café. [6] Ook verdachte is naar het café toegelopen. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft (samengevat) verklaard dat hij op 4 september 2020 met zijn auto met behoorlijk tempo naar [naam café] is gereden om [naam 1] en [naam 2] te halen. Toen hij uitstapte is hij voor het café langs gelopen in de richting van het terras. Hij had daarbij een mes in zijn handen, dat hij van links naar rechts voor zich uitzwaaide. [8]
Getuige [getuige 5] , die boven het café [naam café] woont, heeft verklaard dat hij op 4 september 2020 omstreeks 22:16 uur wakker werd. Ongeveer 15 minuten later hoorde hij een auto vanuit de richting van het centrum rijden. Deze auto kwam met piepende banden aanrijden. Hij keek uit zijn raam op de Zuiderzeestraatweg en zag dat er drie of vier mannen uit de auto stapten. Hij zag dat de auto iets verder dan het café was gestopt. Een van de drie mannen was vrij klein. De kleine man zat als bijrijder in de auto. Hij zag dat de man een lang voorwerp bij zich droeg; hij dacht dat een soort van wapenstok was. De tweede man was de bestuurder van de auto. Deze was groter dan de bijrijder. Deze man droeg geen bivakmuts. Deze man droeg een soortgelijk lang voorwerp bij zich. De derde man heeft hij niet goed gezien. Hij zag dat de drie mannen nadat de auto was gestopt direct uit de auto stapten en richting het café sprintten en dat zij het terras op renden. Hij zag dat de drie mannen uit de auto direct op de mannen op het terras vlogen en erop los gingen met de voorwerpen die ze bij zich hadden. Hij hoorde een van de mannen roepen: ‘wie nog meer’. [9]
Getuige [getuige 6] , die schuin tegenover [naam café] woont, heeft verklaard dat op 4 september 2020
– als hij al een tijdje staat te kijken naar wat zich op het terras allemaal afspeelt –op enig moment een kleine auto hard aan komt rijden. De auto stopt met piepende banden bij hem aan de overkant van de weg. Hij ziet dat er drie jongens uitstappen, twee voor en de derde rechts achter. Hij ziet dat ze met zijn drieën richting de kroeg lopen. Toen ze vlak bij de groep
op het terraswaren, ziet hij dat ze alle drie iets in de handen hadden, wat leek op knuppels / slagwapens op iets wat daar op lijkt. Toen ze aankwamen bij de groep
op het terrasziet hij dat deze drie meteen begonnen met slaan. Hij ziet dat ze uithalen met die slagwapens en om zich heen beginnen te slaan. Hij hoorde het gewoon knallen. Het ging heel hard. [10]
Getuige [getuige 7] , die met [getuige 6] schuin tegenover [naam café] woont, heeft verklaard dat zij zag dat op 4 september 2020 met hoge snelheid een blauw autootje aan kwam rijden bij het café. Zij zag dat er drie personen uit die auto stapten en dat ze alle drie iets in hun handen hadden, een soort knuppel. Zij schat dat die knuppels ongeveer 30 centimeter lang waren en donker van kleur. Zij zag dat ze meteen op een groep die voor [naam café] stond, af gingen. Ze zag dat ze meteen heel wild om zich heen sloegen met die knuppels. Dat ging heel hard. Ze zag dat ze sloegen waar ze maar slaan konden. Ze sloegen van links naar rechts. [11]
Op de camerabeelden is te zien dat een auto snel komt aanrijden, het café voorbijrijdt en parkeert. Uit de auto stappen uit, naar de rechtbank begrijpt uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 3] , [medeverdachte 3] vanaf de bestuurdersstoel, [medeverdachte 2] vanaf de bijrijdersstoel en verdachte vanaf de achterbank aan de bijrijderszijde. Te zien is dat verdachte als eerste uitstapt en richting het café loopt. Vervolgens stappen ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] uit. Te zien is dat [medeverdachte 3] verdachte voorbijloopt. Daarna loopt ook [medeverdachte 2] verdachte voorbij. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en verdachte lopen het café aan de voorzijde voorbij en verdwijnen vervolgens uit beeld. Te zien is dat op dat moment onrust ontstaat naast het café. [12]
Getuigen [getuige 5] , [getuige 6] en [getuige 7] , naar de rechtbank aanneemt onafhankelijke getuigen, verklaren dus alle drie dat de drie mannen iets in hun handen hebben gehad. De rechtbank heeft op zich geen reden te twijfelen dat getuigen naar waarheid hebben verklaard, maar meent dat er toch betwijfeld kan worden of ook [verdachte] iets in zijn handen heeft gehad. [verdachte] heeft dit uitdrukkelijk ontkend en de paar getuigen die hebben verklaard dat [verdachte] ‘iets’ in zijn handen heeft gehad, zijn onvoldoende om tot een overtuigend oordeel te komen. Dat [medeverdachte 3] een mes in zijn hand had, heeft hij verklaard bij de politie. [medeverdachte 2] heeft, weliswaar alleen in zijn eigen zaak, ter terechtzitting van 20 juni 2023 verklaard dat hij een stalen buis bij zich had. Over [verdachte] wordt slechts door enkele personen, personen niet behorend tot de ‘groep’ van verdachte, verklaard dat hij iets in zijn handen had en die verklaringen komen niet geheel met elkaar overeen en zijn wisselend. Zo heeft getuige [medeverdachte 1] (uit de andere ‘groep’) – als enige verklaard – dat het een mes is geweest wat [verdachte] in zijn hand heeft gehad. Getuige [getuige 3] (ook uit de andere ‘groep’) heeft het er bij de politie over dat [verdachte] iets kleins in zijn handen had, maar als hij als getuige bij de rechter-commissaris wordt gehoord, weet hij niet meer of [verdachte] wat vast had. Een andere getuige ( [getuige 4] , ook uit de andere ‘groep’) heeft verklaard, dat [verdachte] weliswaar wat in zijn handen had, maar heeft het over een stok of knuppel. Dat [verdachte] zich heeft aangesloten bij twee bewapende medeverdachten en de aanval heeft gezocht met de groep op het terras, leidt naar het oordeel gelet op de genoemde bewijsmiddelen geen twijfel, maar er staat niet buiten redelijke twijfel vast dat hij ook een wapen bij zich had. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat het donker was toen de auto met daarin onder andere verdachte aan kwam rijden bij het café, de handelingen van de verschillende personen snel op elkaar volgden en de situatie chaotisch was.
Volgens vaste rechtspraak is van het "in vereniging" plegen van geweld sprake, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien de verdachte geen opzet heeft gehad op de door de groep gepleegde geweldshandelingen, maar slechts in die groep aanwezig is geweest. Hij wist niet dat er een vechtpartij zou ontstaan en ook niet dat zijn medeverdachten wapens bij zich hadden. Verdachte stelt dat hij enkel hulp wilde verlenen, omdat hij een BHV-diploma heeft.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte is samen met medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] de avond van 4 september 2020 naar café [naam café] gereden om onder andere [naam 1] te helpen, waarvan verdachte wist dat hij ruzie had. Bij het café aangekomen stapte verdachte als eerste uit. Medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] , beiden met een wapen in de hand, liepen hem vervolgens voorbij. Alle drie zijn vervolgens naar de groep mensen aan de zijkant gelopen; [medeverdachte 3] zwaaiend met een mes, [medeverdachte 2] uithalend met stalen buis. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat verdachte, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] niet in de auto hebben gepraat over wat zij gingen doen en dat zulks dus ook bij verdachte bekend was. Ook vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte op geen enkel moment heeft gezien dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een wapen vast hadden toen zij verdachte voorbijliepen en vervolgens uithaalden naar de groep aan de zijkant van het café. Voor medeverdachte [medeverdachte 3] geldt daarvoor bovendien dat hij dat mes van links naar rechts voor zich uitzwaaiden. Dat verdachte enkel aanwezig was om waar nodig (medische) hulp te verlenen, vindt de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Verdachte heeft er voor gekozen om ook na het zien van de wapens van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] zich te mengen in het gevecht.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte niet enkel de groep getalsmatig heeft versterkt, maar dat hij door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandeling voor zover dat ziet op het zwaaien met een mes en dat verdachte daarmee een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Van de geweldpleging jegens [getuige 1] zal verdachte worden vrijgesproken; hiervoor wordt alleen medeverdachte [medeverdachte 3] door de rechtbank verantwoordelijk gehouden. Hetzelfde geldt voor het steken, snijden en/of prikken met een mes of ander scherp/puntig voorwerp.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks4 september 2020 te Wezep,
in elk geval in Nederland,met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, de Zuiderzeestraatweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- [getuige 1] en/of
- [getuige 2] en/of
- [getuige 3] en/of
- [getuige 4] en/of
- [medeverdachte 1] en/of
- een of meer onbekend gebleven personen,
welk geweld bestond uit:
- het zwaaien met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van één of meer personen
en/of
- het steken en/of snijden en/of prikken met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit en geen strafmaatverweer gevoerd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijke geweldpleging. Zonder precies te weten wat zich bij het café [naam café] op de bewuste avond al had afgespeeld, is hij samen met twee anderen, aan komen scheuren met een auto. Alle drie zijn uitgestapt en zonder aarzeling op een groep personen die zich aldaar bij het café bevond afgelopen. De medeverdachten hadden beiden een wapen. Dit heeft vervolgens geleid tot een grootschalige vechtpartij met uiteindelijk vijf slachtoffers tot gevolg, waarvan nota bene vier aan de zijde van verdachte en diens vrienden. Verdachte heeft zelf ook een forse steekverwonding opgelopen. Hoewel verdachte niet verantwoordelijk wordt gehouden voor de verwondingen van de slachtoffers, kan hem indirect gezien daarin wel een verwijt worden gemaakt. Door het ondoordachte handelen van verdachte en zijn medeverdachten is immers ‘de vlam in pan’ geraakt op de bewuste avond.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, een en ander zoals ook gebleken is uit het omtrent hem opgemaakte rapport van de reclassering d.d. 30 mei 2023. De rechtbank heeft bovendien kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte van 8 mei 2023. Daaruit blijkt dat verdachte ten tijde van de onderhavige feiten nog niet eerder veroordeeld was voor het plegen van strafbare feiten.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten in deze strafzaak zich hebben voorgedaan op 5 september 2020. Verdachte is aangehouden op 26 november 2020. Deze uitspraak is gewezen op 11 juli 2023. De rechtbank is uiteraard bekend met het gegeven dat er schaarse zittingscapaciteit is en dat er door het OM andere keuzes kunnen worden gemaakt, welke zaken eerst moeten worden behandeld, maar de rechtbank vindt het voor de verdachten, slachtoffers en de maatschappij bijzonder betreurenswaardig dat zó een ernstige zaak (van welke kant je de zaak ook bekijkt) zo lang op een rechterlijk oordeel heeft moeten wachten.
Hoewel als gezegd de feiten oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen, ziet de rechtbank in vorenoverwogene aanleiding om dat niet te doen. De rechtbank legt verdachte een gevangenisstraf van één (1) maand op, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zal aan verdachte een taakstraf van 100 uur, bij niet goed of volledig verrichten te vervangen door 50 dagen hechtenis, worden opgelegd.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2023.
mr. M.J. Ouweneel is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202009160827.DOS, onderzoek COX, onderzoeksnummer ON3R020089, gesloten op 26 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 320.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 324.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 334.
5.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 1428.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 899 – 900.
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2023.
8.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] , p. 884 en 886.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 356 – 357.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 358 – 359.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] , p. 362.
12.De eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden op het filmpje [nummer] .