ECLI:NL:RBGEL:2023:4035

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
05-297412-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met verwerping van noodweer en noodweerexces

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 4 september 2020 in Wezep betrokken was bij een gewelddadig incident. De verdachte werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De bewezenverklaring was gebaseerd op getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat de verdachte niet kon aantonen dat hij zich in een situatie van onmiddellijke dreiging bevond. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en daarnaast een taakstraf van 240 uur. Tevens werd een vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de materiële schade onvoldoende was onderbouwd, maar het smartengeld werd vastgesteld op € 1.500,00. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/297412-20
Datum uitspraak : 11 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , wonende aan [adres] .
Raadsman: mr. D.P. Poppe, advocaat in Kampen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 september 2020 te Wezep, gemeente Oldebroek ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met een machete of een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm, althans het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/of slaande, stekende en/of snijdende bewegingen in de richting van de arm en/of het hoofd, althans het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 4 september 2020 te Wezep, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Zuiderzeestraatweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- [benadeelde partij]
- [getuige 1]
- [getuige 2]
- [getuige 3]
- [medeverdachte 1]
- en / of meer onbekend gebleven personen,
welk geweld bestond uit:
- het zwaaien met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van één of meer personen en/of
- het steken en/of snijden en/of prikken met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 september 2020 te Wezep,
- [benadeelde partij]
- [getuige 1]
- [getuige 2]
- [getuige 3]
- [medeverdachte 1]
- en/of een of meer onbekend gebleven personen
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp op voornoemde [benadeelde partij] , [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen gericht en/of gericht gehouden en/of getoond en/of daarmee een of meer zwaaiende bewegingen gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken omdat hij geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ook niet in voorwaardelijke zin. Bovendien kan het letsel van aangever niet als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft geen geweldshandelingen verricht tegen de personen genoemd op de tenlastelegging. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Niet ter discussie staat dat op vrijdagavond 4 september 2020 bij/voor café [naam café] een grote vechtpartij heeft plaatsgevonden; daarbij hebben uiteindelijk een vijftal personen forse steekverwondingen opgelopen.
Feit 2 primair – openlijk in vereniging geweld plegen
Bij/voor het café bevonden zich onder meer: [benadeelde partij] [2] , [getuige 1] [3] , [getuige 2] [4] , [getuige 3] [5] en [medeverdachte 1] [6] .
Verdachte heeft (samengevat) verklaard dat hij op 4 september 2020 met zijn auto met behoorlijk tempo naar [naam café] is gereden om [naam 1] en [naam 2] te halen. Toen hij uitstapte is hij voor het café langs gelopen in de richting van het terras. Hij had daarbij een mes in zijn handen, ter grootte van een A4-tje, dat hij van links naar rechts voor zich uitzwaaide. [7]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft hierover (samengevat) verklaard, dat hij op 4 september 2020 met [medeverdachte 3] en [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) in diens auto naar café [naam café] is gereden. [medeverdachte 3] zat op de bijrijdersstoel en hij zat achterin achter [medeverdachte 3] . Zij waren van plan om [naam 1] , die in een café ruzie zou hebben, te gaan helpen. Toen [verdachte] zijn auto voor [naam café] parkeerde, liepen [verdachte] en [medeverdachte 3] direct richting het café. [8]
Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft (samengevat) verklaard dat hij op 4 september 2020 van [verdachte] hoorde dat [naam 1] in de problemen was bij [naam café] . Toen besloot hij om samen met [verdachte] – met diens auto – naar [naam café] toe te gaan om [naam 1] te helpen. [medeverdachte 2] bood aan om mee te gaan. [naam 1] had problemen, er waren mensen die hem wat aan wilde doen en zij besloten hem daar weg te halen. [9]
Getuige [getuige 4] , die boven het café [naam café] woont, heeft verklaard dat hij op 4 september 2020 omstreeks 22:16 uur wakker werd. Ongeveer 15 minuten later hoorde hij een auto vanuit de richting van het centrum rijden. Deze auto kwam met piepende banden aanrijden. Hij keek uit zijn raam op de Zuiderzeestraatweg en zag dat er drie of vier mannen uit de auto stapten. Hij zag dat de auto iets verder dan het café was gestopt. Een van de drie mannen was vrij klein. De kleine man zat als bijrijder in de auto. Hij zag dat de man een lang voorwerp bij zich droeg; hij dacht dat een soort van wapenstok was. De tweede man was de bestuurder van de auto. Deze was groter dan de bijrijder. Deze man droeg geen bivakmuts. Deze man droeg een soortgelijk lang voorwerp bij zich. De derde man heeft hij niet goed gezien. Hij zag dat de drie mannen nadat de auto was gestopt direct uit de auto stapten en richting het café sprintten en dat zij het terras op renden. Hij zag dat de drie mannen uit de auto direct op de mannen op het terras vlogen en erop los gingen met de voorwerpen die ze bij zich hadden. Hij hoorde een van de mannen roepen: ‘wie nog meer’. [10]
Getuige [getuige 5] , die schuin tegenover [naam café] woont, heeft verklaard dat op 4 september 2020
– als hij zal een tijdje staat te kijken naar wat zich op het terras allemaal afspeelt –op enig moment een kleine auto hard aan komt rijden. De auto stopt met piepende banden bij hem aan de overkant van de weg. Hij ziet dat er drie jongens uitstappen, twee voor en de derde rechts achter. Hij ziet dat ze met zijn drieën richting de kroeg lopen. Toen ze vlak bij de groep
op het terraswaren, ziet hij dat ze alle drie iets in de handen hadden, wat leek op knuppels / slagwapens op iets wat daar op lijkt. Toen ze aankwamen bij de groep
op het terrasziet hij dat deze drie meteen begonnen met slaan. Hij ziet dat ze uithalen met die slagwapens en om zich hen beginnen te slaan. Hij hoorde het gewoon knallen. Het ging heel hard. [11]
Getuige [getuige 6] , die met [getuige 5] schuin tegenover [naam café] woont, heeft verklaard dat zij zag dat op 4 september 2020 met hoge snelheid een blauw autootje aan kwam rijden bij het café. Zij zag dat er drie personen uit die auto stapten en dat ze alle drie iets in hun handen hadden, een soort knuppel. Zij schat dat die knuppels ongeveer 30 centimeter lang waren en donker van kleur. Zij zag dat ze meteen op een groep die voor [naam café] stond, af gingen. Ze zag dat ze meteen heel wild om zich heen sloegen met die knuppels. Dat ging heel hard. Ze sloeg waar ze maar slaan konden. Ze sloegen van links naar rechts. [12]
Volgens vaste rechtspraak is van het "in vereniging" plegen van geweld sprake, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte geen geweldhandelingen heeft verricht en dat hij daarom moet worden vrijgesproken van het onder 2 primair tenlastegelegde.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast. Verdachte is samen met medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] naar café [naam café] gereden om [naam 1] en [naam 2] te helpen, waarvan verdachte wist dat zij ruzie hadden. Bij het café aangekomen stapten verdachten en zijn medeverdachten uit de auto en liepen zij op de groep af die bij het café stond. Verdachte had daarbij een mes in zijn handen dat hij van links naar rechts voor zich uitzwaaiden. Bij de groep aangekomen sloeg onder andere verdachte met dat wapen om zich heen. Op grond hiervan staat het voor de rechtbank vast dat verdachte de geweldshandelingen heeft verricht als genoemd onder feit 2 primair in de tenlastelegging, voor zover die handelingen zien op het zwaaien met een mes.
De rechtbank gaat hierna in op de geweldshandelingen die verdachte zou hebben gepleegd jegens [benadeelde partij] . De rechtbank is echter van oordeel dat die handelingen los staan van het openlijk in vereniging plegen van geweld zoals ten laste gelegd onder feit 2 primair. Om die reden zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor zover het tenlastegelegde onder feit 2 primair ziet op het steken, snijden en/of prikken met een mes en voor zover de geweldhandelingen zien op [benadeelde partij] .
Feit 1 – poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan [benadeelde partij]
Aangever [benadeelde partij] was 4 september 2020 bij café [naam café] . Hij zag daar de auto aan komen rijden met daarin verdachte, die hij [verdachte] noemt, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Hij zag dat verdachte een groot kapmes, een machete, in zijn hand had. Aangever stond bij het steegje en wilde naar zijn ‘gappies’ die ingesloten waren op het terras. Op een gegeven moment liep verdachte naar hem toe. Hij zag dat verdachte de machete in zijn rechterhand had, dat hij de machete ophief en vol uithaalde in de richting van zijn hoofd. Aangever kon zijn hoofd net op tijd naar rechts wegdraaien en wist de machete af te weren met zijn linkerarm. Toen verdachte wegliep zag aangever dat zijn arm open lag. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij, toen hij uit zijn auto stapte (de rechtbank begrijpt: op 4 september 2020 bij café [naam café] ), een mes in zijn handen had ter grootte van een A4-tje. [14] Na de schermutseling (de rechtbank begrijpt: de vechtpartij waar feit 2 op ziet) was zijn enige uitweg via een paadje. Op dat paadje stond [benadeelde partij] . Hij heeft zichtzelf en zijn lijf proberen te redden. Om veilig weg te komen heeft hij [benadeelde partij] onderhands geslagen (de rechtbank begrijpt: met het mes dat verdachte in zijn hand had) en waarschijnlijk in zijn arm geraakt. [15]
Door een forensisch arts is ten aanzien van de verwonding van aangever [benadeelde partij] een letselinterpretatie opgemaakt. Daarin staat het volgende beschreven:
1, "Welk letsel merkt u aan snij- dan wel steekletsel?"
Er is sprake van één verwonding op de onderarm van slachtoffer.
(…)
"Wat is de aard, ernst en de plaats van dit letsel?"
De aard van het letsel is een grote en diepe snijwond welke in de meeste gevallen wordt veroorzaakt door directe inwerking van een scherp snijdend voorwerp zoals bijvoorbeeld een mes, dolk, stiletto, glas of vergelijkbare voorwerpen. Met dergelijke voorwerpen kunnen afhankelijk van kracht, richting en plaats van de impact diepere verwondingen worden toegebracht. Bij slachtoffer is de diepte van de wond dusdanig dat daarbij dieper gelegen spieren voor strekken van de pink en in mindere mate voor strekken van de ringvinger compleet zijn doorgesneden en er een slagaderlijke bloeding is ontstaan. Omdat aan die zijde van de arm geen grote kwetsbare slagaders of (huid-)zenuwbanen lopen is de kans op ernstig letsel daarvan op deze plaats beperkt.
(…)
"Is er gezien de plaats/diepte van de verwonding een aanmerkelijke kans geweest dat één of meerdere vitale organen geraakt hadden kunnen worden?"
Aan de zijde van de arm waar het letsel zat bevinden zich geen vitale organen. Het feit dat slachtoffer met zijn arm heeft afgeweerd heeft mogelijk wel voorkómen dat hij op andere meer
vitale plaatsen van het lichaam gestoken zou zijn zoals bijvoorbeeld de borstkas, buik of hoofd. [16]
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte toen hij wegliep bij de vechtpartij bij café [naam café] , [benadeelde partij] op zijn weg vond. Hij heeft toen met een mes ter grootte van een A4-tje een slaande beweging gemaakt richting aangever [benadeelde partij] . [benadeelde partij] heeft het mes afgeweerd met zijn arm en is daarbij gewond geraakt aan zijn onderarm. Zoals uit de forensische letselinterpretatie naar voren komt is door dat afweren voorkomen dat [benadeelde partij] zou worden geraakt in meer vitale plaatsen van het lichaam. De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Dat het letsel van aangever niet kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel is voor die poging geen vereiste.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks4 september 2020 te Wezep, gemeente Oldebroek ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met
een machete ofeen mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm, althans het lichaam van die [benadeelde partij] heeft gestoken en/of gesneden en/of geprikt en/ofeen slaande
, stekende en/of snijdendebewegingen in de
richting van
de arm en/of het hoofd, althanshet lichaam van die [benadeelde partij] heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op
of omstreeks4 september 2020 te Wezep,
in elk geval in Nederland,met
een ander ofanderen, op of aan de openbare weg, de Zuiderzeestraatweg, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen:
- [benadeelde partij]
- [getuige 1]
- [getuige 2]
- [getuige 3]
- [medeverdachte 1]
- en / of meer onbekend gebleven personen,
welk geweld bestond uit:
- het zwaaien met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van één of meer personen
en/of
- het steken en/of snijden en/of prikken met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
poging tot zware mishandeling;
feit 2, primair:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5.De strafbaarheid van de feiten

Ter terechtzitting heeft de raadsman overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde handelde uit noodweer, dan wel noodweerexces. Verdachte moet daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte wilde zich onttrekken uit de vechtpartij en heeft dat ook daadwerkelijk gedaan. Op zijn vlucht liep hij aangever tegen het lijf, die daar doelbewust stond om verdachte tegen te houden. Aangever had een bivakmuts op en handschoenen aan.
Noodweer
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Verdachte vluchtte weg uit de vechtpartij die was ontstaan bij café [naam café] . Op zijn vlucht liep verdachte met het mes in zijn hand naar aangever toe (p. 1030). Aangever had een naar boven opgerolde bivakmuts op en handschoenen aan (p. 1039). Dat aangever de bivakmuts niet over zijn hele gezicht droeg is af te leiden uit het feit dat verdachte aangever herkende.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de gedragingen van aangever niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachte. Verdachte rende weg van de vechtpartij en kwam aangever op zijn weg tegen. Dat aangever handschoenen aanhad en een opgerolde bivakmuts op, en mogelijk richting verdachte en richting de vechtpartij liep, betekent nog niet dat er sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van aangever jegens verdachte, noch van een dreiging daartoe. Zelfs als aangever al de bedoeling had gehad om verdachte tegen te houden, maakt dat niet dat zonder meer sprake is van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding.. Temeer niet nu het juist verdachte was die een mes in zijn hand had, terwijl uit niets blijkt dat aangever bewapend was.
Het verweer wordt verworpen.
Noodweerexces
Op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest van een noodweersituatie (zie bespreking beroep op noodweer), zodat het beroep op noodweerexces reeds daarom niet slaagt.
Het verweer wordt verworpen.
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met de navolgende omstandigheden:
- de proceshouding van verdachte;
- het strafblad van verdachte;
- artikel 63 Sr is van toepassing;
- het reclasseringsadvies d.d. 15 mei 2023;
- de overschrijding van de redelijke termijn met ruim 7 maanden;
- de LOVS-oriëntatiepunten;
- de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beoordeling door de rechtbank
Op 5 september 2020 heeft zich te Wezep een ernstig geweldsincident voorgedaan, waarbij vijf personen ernstige steekverwondingen hebben opgelopen. Na een grootschalig politieonderzoek zijn uiteindelijk vier verdachten vervolgd. De inhoudelijke behandeling daarvan heeft eerst in juni 2023 plaatsgehad. De rechtbank is uiteraard bekend met het gegeven dat er schaarse zittingscapaciteit is en dat er door het openbaar ministerie keuzes kunnen worden gemaakt, welke zaken eerst worden behandeld. Toch vindt de rechtbank het voor de verdachten, slachtoffers en de maatschappij bijzonder betreurenswaardig dat zó een ernstige zaak (van welke kant je de zaak ook bekijkt) zo lang op een rechterlijk oordeel heeft moeten wachten.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte, een en ander zoals ook gebleken is uit het omtrent hem opgemaakte rapport van de reclassering d.d. 15 mei 2023.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijke geweldpleging. Zonder precies te weten wat zich bij het café [naam café] op de bewuste avond al had afgespeeld, is hij samen met twee anderen, aan komen scheuren met een auto. Alle drie zijn uitgestapt en zonder aarzeling op een groep personen die zich aldaar voor het café bevond afgelopen. Verdachte had daarbij een groot mes in zijn handen. Door toedoen van verdachte en de medeverdachten sloeg de vlam in de pan en is er een grootschalige vechtpartij ontstaan met uiteindelijk vijf slachtoffers tot gevolg. Eén van deze slachtoffers is door verdachte gestoken/geslagen met een mes, welk steken/slaan tot zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer had kunnen leiden. Dat rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit de justitiële documentatie d.d. 9 mei 2023 betreffende verdachte volgt ook dat hij in de vijf jaren voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten, te weten mishandeling. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen.
De eis van de officier van justitie komt de rechtbank als hoog voor en niet in overeenstemming met wat in voorkomende gevallen pleegt te worden opgelegd. Daarbij komt dat de redelijke termijn is geschonden. Verdachte is op 24 november 2020 in verzekering gesteld en er wordt vonnis gewezen op 11 juli 2023. De redelijk termijn is met ruim 9 maanden overschreden. Dat het tijdsverloop – vanwege de belangen van de slachtoffers – zou moeten leiden tot een hogere straf, in plaats van een lagere, aldus de officier van justitie, is rechtstreeks in strijd met het bepaalde in artikel 6 EVRM.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ook acht geslagen op de omstandigheid dat verdachte meer dan twee jaar in een schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gelopen en onder toezicht van de reclassering heeft gestaan. Dat toezicht is volgens de reclassering positief verlopen. De rechtbank ziet geen meerwaarde – gelet op het forse tijdsverloop – in het nu alsnog terugsturen van verdachte naar de gevangenis.
Hoewel als gezegd de feiten oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf rechtvaardigen langer dan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft verbleven, ziet de rechtbank in het vorenoverwogene aanleiding om dat niet te doen. De rechtbank legt op aan verdachte een gevangenisstraf van 180 dagen op met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Dat betekent dat verdachte vooralsnog niet terug hoeft naar de gevangenis. Daarnaast zal aan verdachte de maximale taakstraf van 240 uur, bij niet goed of volledig verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis, worden opgelegd.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 30.099,60 aan materiële schade, bestaande uit gederfde omzet en reiskosten, en € 15.000,00 aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partij gevorderde omzetderving dient te worden afgewezen, omdat dit bedrag onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde immateriële schade dient volgens de officier van justitie sterk te worden gematigd tot € 5.000,00. De benadeelde partij baseert zijn immateriële schade op de oorspronkelijk tenlastegelegde poging doodslag, maar de tenlastelegging is inmiddels zo gewijzigd dat het primaire feit daarop luidt, een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met het gevoerde noodweerverweer. Subsidiair betwist de verdediging de geleden schade en heeft zij zich op het standpunt gesteld, dat de vordering dient te worden afgewezen omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
De schadepost(en) met betrekking tot de omzetderving is onvoldoende onderbouwd. Door de benadeelde partij is een overzicht overgelegd met daarop – aldus de benadeelde partij – door hem gefactureerde bedragen over de jaren 2020, 2021 en 2022. De benadeelde partij stelt dat het totaal aan gefactureerde bedragen over 2020 lager ligt dan de twee jaren er na en dat dit het rechtstreekse gevolg is van het strafbare handelen door de verdachte. Door de verdachte wordt betwist dat het gestelde verlies aan omzet het gevolg is van de strafbare gedraging. Het zou immers ook het gevolg kunnen zijn van Coronamaatregelen die in 2020 aan de orde waren. Naar het oordeel van de rechtbank valt op basis van de overgelegde stukken en gegeven onderbouwing niet vast te stellen dat de omzetdaling een direct gevolg is van het strafbare handelen van verdachte. De rechtbank zal dit gedeelte van de vordering van de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De gevorderde reiskosten zullen van € 87,10 worden toegewezen. Uit het door de benadeelde partij overgelegde afsprakenoverzicht blijkt dat alle kosten betrekking hebben op afspraken in het ziekenhuis.
Smartengeld
Door de benadeelde partij is lichamelijk letsel opgelopen. Dit letsel is aan verdachte toe te rekenen. De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dan ook recht op vergoeding van smartengeld. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank ziet aanleiding de vordering sterk te matigen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 1.500,00 vaststellen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd. Voor wat betreft de immateriële schade zal de rechtbank uitgaan van de verschuldigdheid van wettelijke rente vanaf 5 september 2020. Over de materiële schade is verdachte wettelijke rente verschuldigd vanaf 11 juli 2023, de datum van dit vonnis.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 73 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt op een taakstraf van 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde partij]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van € 87,10 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis, en € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade/smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde partij] , een bedrag te betalen van € 87,10 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis, en € 1.500,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 25 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel (voorzitter), mr. M.J. Wasmann en mr. M.G.E. ter Hart, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2023.
mr. M.J. Ouweneel is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 202009160827.DOS, onderzoek COX, onderzoeksnummer ON3R020089, gesloten op 26 februari 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] , p. 1029.
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 320.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 324.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 334.
6.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 1428.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 884 en 886.
8.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , p. 899 – 900.
9.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 3] , p. 973 – 975.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 356 – 357.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , p. 358 – 359.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 362.
13.Proces-verbaal van aangifte [benadeelde partij] , p. 1029 – 1031.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 886.
15.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 20 juni 2023.
16.Forensisch geneeskundige letselinterpretatie, p. 1746 en 1748 – 1749.