ECLI:NL:RBGEL:2023:4013

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
05-032703-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag in het verkeer, bewezenverklaring poging tot zware mishandeling en veroordeling voor meerdere verkeersdelicten

Op 14 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en andere verkeersdelicten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk de dood van de politieambtenaren heeft willen veroorzaken. Wel is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling door abrupt te remmen terwijl de politie dicht achter hem reed, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdachte is ook veroordeeld voor het verlaten van de plaats van het ongeval, het weigeren van een bloedonderzoek, het rijden met een geschorst rijbewijs en het in bezit hebben van harddrugs. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en het gevaar dat de verdachte voor andere verkeersdeelnemers heeft veroorzaakt. De verdachte had eerder al verkeersdelicten gepleegd en de rechtbank achtte het recidiverisico hoog.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/032703-22 en 96/055800-22 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak : 14 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.M. Keizer, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 december 2022 en 30 juni 2023.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/032703-22:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (beiden politieambtenaar en belast met het verkeerstoezicht in Nijmegen), opzettelijk van het leven te beroven, met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig abrupt afremde (al dan niet met een snelheid van 109 km/u naar 18 km/u in vijf seconden), terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dicht) achter hem reden en waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (al dan niet met een snelheid van 88 km/u) achterop het door verdachte bestuurde voertuig botsten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Nijmegen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (beiden politieambtenaar en belast met het verkeerstoezicht in Nijmegen), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig abrupt afremde (al dan niet met
een snelheid van 109 km/u naar 18 km/u in vijf seconden), terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dicht) achter hem reden en waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (al dan niet met een snelheid van 88 km/u) achterop het door verdachte bestuurde voertuig botsten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Nijmegen, althans in Nederland, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (beiden politieambtenaar en belast met het verkeerstoezicht in Nijmegen), heeft mishandeld door met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig abrupt af te remmen (al dan niet met een snelheid van 109 km/u naar 18 km/u in vijf seconden), terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dicht) achter hem reden en waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (al dan niet met een snelheid van 88 km/u) achterop het door verdachte bestuurde voertuig botsten;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Uden en/of Ewijk en/of Nijmegen, althans in Nederland,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, waaronder de A50, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door:
- ( na correctie) 94 kilometer per uur te hard te rijden en/of
- op een vluchtstrook te rijden en/of in te halen en/of
- gevaarlijk en/of aan de rechterzijde in te halen en/of
- zeer dicht achter een ander voertuig te rijden en/of
- op een busbaan te rijden en/of
- geen verkeersaanwijzingen op te volgen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen;
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op/aan de Industrieweg, op of omstreeks 3 februari 2022 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een of meer anderen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
4.
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Nijmegen, althans in Nederland, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van een hulpofficier van justitie of van een daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en/of geen medewerking daaraan heeft verleend;
5.
hij op of omstreeks 3 februari 2022 te Nijmegen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4,88 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 96/055800-22:
hij op of omstreeks 15 april 2021 te Zaltbommel, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de Oenselsestraat, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder parketnummer 05/032703-22 feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Naar algemene ervaringsregels mag aangenomen worden dat aanrijdingen bij hoge snelheden als in dit geval kunnen leiden tot de dood van een of meer inzittenden. Het kan niet anders dan dat verdachte wist dat zich kort achter hem een voertuig bevond dat net als hij op hoge snelheid reed. Door een noodremming te maken was het vrijwel zeker dat het tot een aanrijding zou komen.
Ten aanzien van de overige feiten onder parketnummer 05/032703-22 en het feit onder parketnummer 96/055800-22 heeft de officier van justitie eveneens gerekwireerd tot een bewezenverklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor feit 1 onder parketnummer 05/032703-22. Er was geen sprake van een reële kans op een ongeval door het rijgedrag van verdachte. Bovendien reden de verbalisanten te dicht op verdachte, waardoor zij de kans dat een ongeval zou plaatsvinden hebben vergroot. Het causaal verband tussen de gedraging van verdachte (abrupt remmen) en het ongeval ontbreekt. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de kans dat de verbalisanten de dood zouden vinden, dan wel zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen niet aanmerkelijk is. Ten slotte heeft verdachte deze gevolgen van zijn handelen niet bewust aanvaard.
Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Parketnummer 05/032703-22 [1]
Feit 1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. Op 3 februari 2022 rond 21.30 uur reed verdachte in een Volkswagen Polo op de A50 vanuit Uden in de richting van Nijmegen. De verbalisanten die daar eveneens reden in een onopvallend politievoertuig zijn het voertuig van verdachte gaan volgen vanwege de hoge snelheid waarmee verdachte reed. Zij zagen namelijk dat verdachte 180 km/u reed, waar op dat moment 120 km/u was toegestaan. De VW Polo haalde een BMW in en sneed hem af. De politie reed op dat moment met een snelheid tussen de 150 en 160 km/u. Nadat het de BMW was gelukt om de Polo in te halen, ging de Polo bumperkleven bij de BMW. De BMW verhoogde de snelheid, maar de Polo bleef hem volgen. Ze reden op dat moment 180 km/u. De BMW nam de afslag bij Nistelrode, waarna de Polo op de A50 bleef en zijn snelheid wederom verhoogde. Er werd een snelheidsmeting uitgevoerd, waarbij een snelheid van 230 km/u werd gemeten. De VW Polo haalde het overige verkeer rechts in door over de vluchtstrook te rijden met 200 km/u. Hierop heeft de politie het zwaailicht en het signaal om te stoppen aangezet, waarop door verdachte niet werd gereageerd. Nadat verdachte nog een aantal keer rechts inhaalde met 230 km/u heeft de politie ook de sirene aangezet. Op de A73 haalde verdachte meerdere keren voertuigen in over de vluchtstrook met gedoofde lichten, waarna hij vervolgens de bebouwde kom van Nijmegen inreed. [2] , [3]
Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten in een onopvallend politievoertuig op de Energieweg te Nijmegen, toen zij de VW Polo met gedoofde lichten en met hoge snelheid zagen naderen. Zij deden hun zwaailicht aan en volgden verdachte, zij waren het eerste voertuig achter hem. Kort daarna werden zij gevolgd door een opvallend dienstvoertuig met optische en geluidssignalen. Ter hoogte van de flitspaal aan de Energieweg zette verdachte een noodremactie in, waarbij zijn Brake Assist werd geactiveerd. Verbalisant [slachtoffer 2] zette daarop ook de geluidssignalen aan, waarna verdachte er met verhoogde snelheid vandoor ging. Verdachte ging vanaf de linker rijbaan rechtsaf de Industrieweg op. Op het punt waar de weg splitste in een strook voor lijnbussen enerzijds en een strook voor het overig verkeer anderzijds, reed verdachte direct de busbaan op. Verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] volgden verdachte de busbaan op. Ongeveer halverwege de busbaan begon verdachte te remmen terwijl de weg voor hem vrij was. Verbalisant [slachtoffer 1] remde ook, maar kon niet voorkomen dat het politievoertuig achterop de auto van verdachte reed en daarmee in botsing kwam. [4] , [5]
Doordat ook het onopvallende politievoertuig aansloot dat al op de snelweg A50 verdachte had achtervolgd, reden er drie politievoertuigen achter verdachte aan in Nijmegen. Direct na het ongeval is verdachte weg gerend waarbij hij ten val kwam doordat hij door het opvallende politievoertuig aan de achterkant geraakt werd. Hij stond direct weer op en kon pas worden aangehouden nadat een achtervolgende agent hem met de wapenstok op de schouder had geraakt toen verdachte niet reageerde op het meermaals luidkeels roepen: “stoppen politie of ik gebruik geweld”. [6]
Na het ongeval is door de verkeerspolitie een verkeersongevallen analyse gedaan. Daaruit komt de volgende informatie naar voren. Het ongeval vond plaats op de busbaan. Kort voor de plaats van de aanrijding ging de scheiding tussen de busbaan en de rijbaan van een dubbele doorgetrokken streep over in een verhoogde vluchtheuvel, waarop lichtmasten en een reclamezuil waren geplaatst. De busbaan en de rechterberm werden gescheiden door trottoirbanden. Direct na de botslocatie stond in de rechterberm een bomenrij. De ter plaatse toegestane maximumsnelheid bedroeg 50 km/u. Op het moment van het ongeval was het donker. Van beide betrokken voertuigen zijn de crashdata uitgelezen. De gereden snelheid en de remvertraging in de 5 seconden voor het ongeval waren geregistreerd. De rechtbank merkt op dat later is gebleken dat de uitgelezen snelheden van het voertuig van verdachte moet worden verminderd met 5%. Uit de gegevens met betrekking tot de remvertraging blijkt dat verdachte op 4,5 seconden voor het ongeval heeft geremd waardoor zijn snelheid zakte van – gecorrigeerd - 103 km/u naar 97 km/u. Het politievoertuig reed op dat moment 130 km/u. Op 3 seconden voor het ongeval heeft verdachte een remming ingezet, waarbij de snelheid terugliep van – gecorrigeerd – 97 km/u naar 60 km/u. Op 1,5 seconden voor het ongeval heeft verdachte een krachtige remming ingezet, waarbij de gemiddelde vertraging 8,47 m/s2 was. Hierbij vertraagde hij van – gecorrigeerd – 60 km/u naar 17 km/u. De snelheid van de politieauto was 131 km/u. Op 1 seconde voor het ongeval heeft de politieauto een krachtige remming ingezet. Op het moment van de aanrijding reed de politieauto 88 km/u, verdachte reed nog 17 km/u. [7] , [8]
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting de door de politie beschreven verkeersovertredingen bekend, al kan hij zich niet alle gedragingen herinneren. Zo kan hij zich niet herinneren dat hij tijdens het rijden zijn verlichting heeft gedoofd en dat hij heeft afgeremd voor de flitspaal aan de Energieweg. Over de redenen van zijn handelen heeft hij verklaard dat hij had gezien dat, toen hij op de A50 werd geconfronteerd met de onbekende BMW, de inzittenden van die BMW een wapen bij zich hadden en dat zij agressief waren. Oude trauma’s kwamen weer boven. Verdachte is namelijk in 2019 een keer beschoten toen hij samen met onder andere zijn neef in een auto zat. Zijn neef is daarbij door een kogel geraakt. Verdachte voelde zich op 3 februari 2022 bedreigd en vreesde voor zijn leven, zo heeft hij verklaard. Hij sloeg op de vlucht en heeft een reeks verkeersovertredingen begaan om zo snel mogelijk naar zijn moeder in Nijmegen te rijden. Op geen enkel moment was hij zich ervan bewust dat het in een wat latere fase de politie was die achter hem reed. Over de aanrijding heeft verdachte verklaard dat hij nooit de bedoeling heeft gehad om letsel aan de inzittenden van het voertuig achter hem toe te brengen, laat staan dat zij zouden komen te overlijden. Hij heeft zijn auto stil gezet op de busbaan, de auto in de P-stand gezet en de sleutel uit het contact gehaald. Op het moment dat hij uit wilde stappen reed de politie achterop zijn auto.
Oordeel van de rechtbank
De vermeende bedreiging van verdachte
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte gerechtvaardigd in de veronderstelling mocht verkeren dat hij door de inzittenden van de BMW werd bedreigd. Het staat vast dat het door verdachte benoemde schietincident in 2019 heeft plaatsgevonden en dat verdachte daarbij als slachtoffer betrokken was. Desondanks acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij veronderstelde dat hij werd belaagd, niet geloofwaardig, omdat uit de gedragingen van verdachte het tegenovergestelde blijkt.
De politie heeft op de A50 waargenomen dat het juist verdachte was die bij de BMW aan het bumperkleven was en een remtest gaf op het moment dat hij voor de BMW reed. Deze gedragingen duiden niet op een vluchtpoging, maar eerder op het hinderen van een andere verkeersdeelnemer. Bovendien heeft verdachte zich pas in een laat stadium op het scenario van een vluchtpoging beroepen, terwijl hij, zijn verhaal volgend, toch behoorlijk in paniek moet zijn geweest over die (vermeende) achtervolging. Op de avond van het ongeval heeft hij daarover echter niets gezegd tegen de politie terwijl hij, zowel direct na zijn aanhouding als in het ziekenhuis, daartoe meermalen de kans heeft gehad.
Bewustheid van het rijgedrag
Verdachte heeft zich er voorts op beroepen dat hij zich, wegens die angst voor de inzittenden van de BMW, op geen enkel moment bewust is geweest dat de achtervolging door de politie was ingezet. Ook dit acht de rechtbank ongeloofwaardig. Op de A50 was weliswaar in eerste instantie sprake van een achtervolging door een onopvallende politieauto, maar op het moment dat de zwaailichten, sirenes en politietransparant werden aangezet, moet het voor verdachte duidelijk zijn geweest dat hij met de politie te maken had. Dat hij door zijn angst slechts vooruit heeft gekeken, op geen enkel moment in één van de spiegels heeft gekeken en zich niet meer bewust was van zijn omgeving, kan de rechtbank eveneens niet volgen. De door verdachte omschreven staat van paniek zou er volgens algemene ervaringsregels juist toe leiden dat men hyperalert is en zich meer dan normaal bewust is van zijn omgeving. Maar ook zonder een dergelijke verhoogde staat van alertheid moeten de zwaailichten en sirenes voor verdachte niet te missen zijn geweest, temeer daar – ook als verdachte alleen ‘vooruit’ heeft gekeken – in elk geval het zwaailicht dat ook de niet opvallende politieauto had aangezet in de achteruitkijkspiegel zichtbaar geweest moet zijn. Ook de sirene van de politieauto’s kan hem niet zijn ontgaan. De rechtbank houdt daarnaast rekening met het feit dat verdachte, binnen de bebouwde kom in Nijmegen, is gaan remmen voor een flitspaal, wat erop duidt dat verdachte zich nog wel bewust was van de situatie om hem heen.
Het veroorzaken van de aanrijding
Op grond hiervan acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onverwacht, onvoorzienbaar en zonder enige aanvaardbare reden geremd heeft op de busbaan, terwijl hij wist dat hij op dat moment door de politie op hoge snelheid en op korte afstand werd achtervolgd. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat het aan de schuld van verdachte is te wijten dat de politieauto achterop de auto van verdachte is gebotst. Het verweer dat het ongeluk zou zijn veroorzaakt door de politie omdat zij te weinig afstand hielden van het voertuig van verdachte kan de rechtbank niet volgen. Verdachte had een lange reeks verkeersovertredingen begaan voordat het ongeval plaatsvond en stond op het punt het centrum van Nijmegen in te rijden. Voortzetting van zijn onverantwoordelijke rijgedrag zou tot grote risico’s voor andere verkeersdeelnemers kunnen leiden. Het is de taak van de politie om verdachten van dergelijk gevaarlijk rijgedrag aan te houden en verdere ongelukken te voorkomen. De politie hoefde er op geen enkel moment rekening mee te houden dat verdachte op de busbaan abrupt zou gaan remmen terwijl de weg vóór hem vrij was.
Kwalificatie van het verkeersgedrag
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of het handelen van verdachte gekwalificeerd moet worden als poging tot doodslag dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dan wel mishandeling.
De rechtbank stelt voorop dat niet is gebleken dat verdachte de intentie (het volle opzet) heeft gehad om verbalisanten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven. Opzet op de dood kan echter ook worden aangenomen als sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank stelt verder voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier op de dood van de aangevers – aanwezig is indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
In de jurisprudentie worden hoge eisen gesteld aan het aannemen van de aanmerkelijke kans dat een slachtoffer door de (verkeers)gedraging van een verdachte komt te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet kunnen worden aangemerkt als zozeer op de dood van aangevers gericht dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Het dossier biedt verder onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat en in welke mate een dodelijke afloop (voor de inzittenden in de achterop rijdende auto) van het ongeval waarschijnlijk was. De impact van de aanrijding moet hevig zijn geweest, daar wil de rechtbank wel van uit gaan. Het is echter onduidelijk hoe groot de kans op overlijden van beide agenten hierbij was.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht wel bewezen dat de kans dat de aangevers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk was. De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte deze aanmerkelijke kans op de koop heeft toegenomen. De rechtbank zal zich ter beantwoording van die vraag baseren op de aard en uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden. Op grond van de hiervoor besproken feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte een grote mate van onverschilligheid heeft getoond ten aanzien van zijn rijgedrag en de veiligheid van anderen, waarbij in herinnering wordt geroepen dat het niet aannemelijk is dat verdachte zich er niet van bewust was dat hij werd gevolgd door in totaal drie politieauto’s die alle hun zwaailicht en sirene hadden aangezet. Alles overziend is het rijgedrag van verdachte naar uiterlijke verschijningsvorm uitsluitend gericht geweest op het koste wat het kost ontkomen aan de politie. Dit wordt vervolgens bevestigd door zijn gedrag na de botsing door weg te rennen en ook niet te reageren op het aanroepen door de achtervolgende politieagent. Hij heeft zich tijdens zijn ‘dollemansrit’ afgesloten voor de risico’s die zijn handelen voor hemzelf en voor anderen heeft gehad. Hij heeft daarmee de kans dat door zijn toedoen een ongeluk zou ontstaan waarbij de aangevers zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen willens en wetens aanvaard. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Parketnummer 05/032703-22, feiten 2, 3, 4 en 5 en parketnummer 96/055800-22:
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4 en 5 onder parketnummer 05/032703-22 en het tenlastegelegde onder parketnummer 96/055800-22 is er sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering. Daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Feit 2
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 287-288;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023.
Verdachte heeft de ten laste gelegde verkeersovertredingen en feitelijke gedragingen bekend. De rechtbank is van oordeel dat uit de aard en het samenstel van de gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder hij deze gedragingen heeft verricht, waarbij de rechtbank tevens heeft gelet op het aantal verkeersovertredingen en gevaarlijke gedragingen en de grote afstand waarover verdachte deze gedragingen heeft verricht, kan worden afgeleid dat hij opzet had op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Ook is de rechtbank van oordeel dat – als gevolg van de verkeersgedragingen van verdachte – gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was.
Feit 3
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 277;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023.
Feit 4
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 100-102;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023.
Feit 5
Bewijsmiddelen:
  • het proces-verbaal van bevindingen, p. 307;
  • het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen, p. 310 en 312;
  • het rapport van het NFI van 16 februari 2022, p. 314;
  • de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023.
Parketnummer 96/055800-22 [9]
Bewijsmiddelen:
- het besluit van het CBR tot schorsing van het rijbewijs van 22 oktober 2020;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 juni 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 05/032703-22 onder 1, subsidiair, 2, 3, 4 en 5, en onder parketnummer 96/055800-22 ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/032703-22:
1, subsidiair
hij op
of omstreeks3 februari 2022 te Nijmegen,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (beiden politieambtenaar en belast met het verkeerstoezicht in Nijmegen), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig abrupt afremde (
al dan nietmet
een snelheid van
109103km/u naar
1817km/u in vijf seconden), terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (dicht) achter hem reden en waardoor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (
al dan nietmet een snelheid van 88 km/u) achterop het door verdachte bestuurde voertuig botsten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks3 februari 2022 te Uden en/of Ewijk en/of Nijmegen,
althans in Nederland,
als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, waaronder de A50, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, door:
- ( na correctie) 94 kilometer per uur te hard te rijden en
/of
- op een vluchtstrook te rijden en
/ofin te halen en
/of
- gevaarlijk en
/ofaan de rechterzijde in te halen en
/of
- zeer dicht achter een ander voertuig te rijden en
/of
- op een busbaan te rijden en
/of
- geen verkeersaanwijzingen op te volgen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen;
door welke verkeersgedraging
(en
)van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
3.
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij
al dan nietals bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in Nijmegen op
/aande Industrieweg, op
of omstreeks3 februari 2022 de
(voornoemde)plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een of meer anderen (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) letsel en/of schade was toegebracht;
4.
hij op
of omstreeks3 februari 2022 te Nijmegen,
althans in Nederland,als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, geen gevolg heeft gegeven aan een aan hem gegeven bevel van
een hulpofficier van justitie of vaneen daartoe bij regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaar van politie, zich aan een bloedonderzoek te onderwerpen en
/ofgeen medewerking daaraan heeft verleend;
5.
hij op
of omstreeks3 februari 2022 te Nijmegen,
althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 4,88 gram,
in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal zijnde cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Parketnummer 96/055800-22:
hij op
of omstreeks15 april 2021 te Zaltbommel, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest wetendat de geldigheid van een op zijn naam gesteld rijbewijs ingevolge artikel 131, tweede lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994, voor een of meer categorieën van motorrijtuigen was geschorst, gedurende de tijd dat die schorsing van kracht was, op een weg, de Oenselsestraat, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarop de schorsing betrekking had, heeft bestuurd.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/032703-22:
feit 1, subsidiair:
Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 2:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 3:
Overtreding van artikel 7, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 4:
Overtreding van artikel 163, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 5:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Parketnummer 96/055800-22:
Overtreding van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden en dat hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt ontzegd voor de duur van 5 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor het eerste feit van parketnummer 05/032703-22. Afgezien van het rijden met een geschorst rijbewijs, worden de overige feiten op de tenlastelegging doorgaans afgedaan met een geldboete. De raadsman heeft onderbouwd verzocht een taakstraf op te leggen voor de duur van 180 uren. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 komt, is volgens de raadsman daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 6 maanden op zijn plaats.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft als automobilist gedurende geruime tijd, zowel binnen de bebouwde kom als daarbuiten, zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. Hij heeft met ongelooflijk hoge snelheid gereden op de autosnelweg, zijn lichten gedoofd, rechts ingehaald op de vluchtstrook, heeft andere auto’s gehinderd door bumperkleven en afsnijden en vervolgens ook binnen de bebouwde kom met onverantwoorde snelheid gereden, abrupt geremd en zijn auto stil gezet op de openbare weg. Hij heeft talloze verkeersregels aan zijn laars gelapt waardoor groot gevaar voor andere verkeersdeelnemers is ontstaan,
Het ging er dusdanig gevaarlijk aan toe dat de politie zich genoodzaakt zag met drie politieauto’s de achtervolging in te zetten. Door op een busbaan met aan weerszijden een verhoogde wegafscheiding abrupt hard te remmen, wetende dat een politieauto met sirene en zwaailicht vlak achter hem reed, heeft verdachte een verkeersongeval veroorzaakt, waarbij het politievoertuig dat achter hem reed tegen hem is gebotst. Verdachte heeft zich door zo te handelen onverschillig getoond voor de veiligheid van anderen en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer op grove wijze veronachtzaamd. Strafverzwarend is bovendien de omstandigheid dat de politie slachtoffer is geworden van zijn handelen.
Terwijl verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat er schade was ontstaan dan wel dat de inzittenden letsel hadden opgelopen, heeft verdachte de plaats van het ongeval verlaten. Zodoende heeft hij zich onttrokken aan de verantwoordelijkheid die rust op elke verkeersdeelnemer. De politie had alle reden om te vermoeden dat verdachte onder invloed was van drugs, gezien zijn gedrag in het verkeer en in het ziekenhuis nadien en het aantreffen van 4,88 gram cocaïne in zijn auto, maar verdachte heeft geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek. Alsof dit allemaal niet erg genoeg is, heeft hij in 2021 gereden in een motorvoertuig terwijl hij wist dat het CBR zijn rijbewijs had geschorst.
Al met al wordt verdachte veroordeeld voor zes zeer kwalijke strafbare feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 30 mei 2023, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het veroorzaken van een verkeersongeval tot een ontzegging van de rijbevoegdheid en een deels voorwaardelijke taakstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf ook rekening gehouden met de strafbeschikking die verdachte op 7 maart 2022 opgelegd heeft gekregen en met de veroordeling door de politierechter op 31 maart 2022.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 31 januari 2023. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Verdachte heeft geen probleem-inzicht en bagatelliseert de mate en ernst van zijn onverantwoordelijke rijgedrag. Een eerdere poging tot reductie van het recidiverisico door middel van een forensisch (ambulant) kader bij Kairos, eveneens opgelegd wegens een verkeersmisdrijf, heeft tot niets geleid. Verdachte had aanvankelijk bij de reclassering aangegeven hulp te willen en daarom is hij in november 2022 voor verdiepingsdiagnostiek bij behandelinstelling Jan Arends aangemeld. Vervolgens is hij echter een aantal keer een afspraak voor een intake niet nagekomen en heeft Jan Arends het dossier gesloten. De reclassering adviseert – mede om die reden – om bij een veroordeling geen bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico's te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Op te leggen straffen
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt. De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren, om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie geëist, omdat verdachte wordt vrijgesproken van poging tot doodslag.
Uit het voorgaande vloeit voort dat, gelet op de ernst van de feiten, niet met een andere strafmodaliteit kan worden volstaan zoals door de raadsman bepleit.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend. Daarnaast zal de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren opleggen, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs voorlopig is ingehouden.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag ter hoogte van € 100,-, omdat dit beslag geen verband houdt met enig tenlastegelegd en bewezen delict zodat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 45, 57, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 5 a, 7, 9, 163, 176, 179 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994;
- 2 en 10 van de Opiumwet;

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het onder 1, van parketnummer 05/032703-22 bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd is geweest;
 gelast de teruggave van het geldbedrag ter waarde van 100 euro aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Bruins (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J.M. Breimer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juli 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022052519, gesloten op 10 mei 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 287-288.
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 27-28.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 295-296.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 302-303.
6.Proces-verbaal van aanhouding van verdachte, p. 27-29.
7.Proces-verbaal verkeersongevallen analyse, p. 122, 124, 126, 136 en 137.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] bij de rechter-commissaris op 16 februari 2023.
9.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2021167433, gesloten op 16 april 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.