ECLI:NL:RBGEL:2023:3976

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
C/05/421352 KG RK 23-523
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een opvolgend wrakingsverzoek wegens gebrek aan nieuwe feiten of omstandigheden

Op 3 juli 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beslissing genomen op een opvolgend wrakingsverzoek van verzoekster. Dit verzoek was gericht tegen mr. F.M.T. Quaadvliet, de rechter in een civielrechtelijke kantonprocedure. Verzoekster had eerder al een wrakingsverzoek ingediend, dat op 19 juni 2023 was afgewezen. In het huidige verzoek heeft verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een heroverweging rechtvaardigen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek volledig is gestoeld op bezwaren tegen de schriftelijke reactie van de rechter op het eerste wrakingsverzoek. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat er geen grond is voor wraking, omdat verzoekster geen nieuwe feiten heeft gepresenteerd die na het eerste verzoek aan haar bekend zijn geworden. Bovendien heeft de wrakingskamer besloten dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de betreffende kantonprocedure niet meer in behandeling zal worden genomen, om verdere vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen

Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/421352 KG RK 23-523
Beslissing van 3 juli 2023
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot de wraking van
mr. F.M.T. Quaadvliet,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 23 juni 2023;
  • de schriftelijke reactie van 27 juni 2023 van de rechter.
1.2.
De wrakingskamer heeft vervolgens bepaald dat dit wrakingsverzoek op grond van artikel 4 lid 2 sub f van het wrakingsprotocol zonder zitting kan worden afgedaan.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in een civielrechtelijke kantonprocedure met zaaknummer 10385474 CV ECPL 23-1848 (hierna: de kantonprocedure).
2.2.
Verzoekster heeft in de kantonprocedure al een keer eerder een wrakingsverzoek ingediend tegen de (behandelend) rechter. Op dit eerste wrakingsverzoek heeft de rechter schriftelijk gereageerd. Vervolgens heeft verzoekster nog een schriftelijke reactie ingediend en heeft er een mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek plaatsgevonden waarbij zowel verzoekster als de rechter is verschenen. Tijdens deze mondelinge behandeling van het eerste wrakingsverzoek heeft verzoekster de voorzitter van de wrakingskamer gewraakt, welk verzoek bij beslissing van 12 juni 2023 is afgewezen (zaaknummer C/05/420033/ KG RK 23-453).
2.3.
Vervolgens is het eerste wrakingsverzoek bij beslissing van 19 juni 2023 door de wrakingskamer afgewezen (zaaknummer C/05/419136/KG RK 23-419, hierna: de beslissing op het eerste wrakingsverzoek).
2.4.
Verzoekster schrijft in het thans te beoordelen wrakingsverzoek (hierna: het tweede wrakingsverzoek) dat zij de beslissing op het eerste wrakingsverzoek heeft ontvangen. Daarna somt verzoekster - kort gezegd - de haar moverende redenen op die ten grondslag liggen aan dit tweede wrakingsverzoek. Deze opsomming nummert verzoekster van 1 t/m 3 en relateert zij rechtstreeks aan de reactie van de rechter op het eerste wrakingsverzoek. Daarvoor haalt zij verschillende alinea’s en zinsdelen van deze reactie van de rechter op het eerste wrakingsverzoek letterlijk aan en formuleert zij haar bezwaren daartegen. Verzoekster concludeert ten slotte op basis daarvan dat sprake is van feiten en omstandigheden die objectief bezien niet passen bij de rechterlijke onpartijdigheid. Reden waarom het tweede wrakingsverzoek volgens haar moet slagen.
2.5.
De rechter heeft op het wrakingsverzoek gereageerd en heeft verklaard niet in de wraking te berusten. Volgens de rechter is het wrakingsverzoek ongegrond. Haar verdere reactie zal hierna - voor zover nodig - worden besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De rechter heeft in haar reactie op het tweede wrakingsverzoek geschreven dat er geen sprake is van een grond tot wraking. Zij voert hiertoe - samengevat - aan dat op het eerste wrakingsverzoek al door de wrakingskamer is beslist en dat de redenen die verzoekster ten grondslag legt aan haar wrakingsverzoek louter verband houden met de schriftelijke reactie van de rechter op het eerste wrakingsverzoek.
3.3.
De wrakingskamer constateert dat het wrakingsverzoek van verzoekster volledig is gestoeld op de door haar geformuleerde bezwaren tegen de schriftelijke reactie van de rechter op het eerste wrakingsverzoek, zoals door de rechter terecht naar voren is gebracht. Dit terwijl de wrakingskamer al een beslissing op dit eerste wrakingsverzoek heeft genomen waarmee deze eerste wrakingsprocedure al tot een volledige afronding is gekomen. Verzoekster heeft daarnaast in die afgeronde procedure uitvoerig een reactie kunnen geven op het door de rechter ingediende verweer tegen dat eerste wrakingsverzoek. Zij heeft immers daar nog schriftelijk op gereageerd en er heeft vervolgens nog een mondelinge behandeling plaatsgevonden voordat de wrakingskamer tot een afwijzing kwam van haar eerste wrakingsverzoek.
3.4.
Op grond van artikel 4 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol kan de wrakingskamer het wrakingsverzoek zonder zitting aanstonds ongegrond of niet-ontvankelijk verklaren als het gaat om een volgend verzoek ten aanzien van eenzelfde rechter. Op deze hoofdregel bestaat slechts een uitzondering als er feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerste wrakingsverzoek aan de verzoeker tot wraking bekend zijn geworden.
3.5.
De wrakingskamer stelt vast dat verzoekster geen beroep heeft gedaan op feiten of omstandigheden die haar pas na het eerste wrakingsverzoek bekend zijn geworden. Er is dus geen sprake van zogenoemde nieuwe feiten of omstandigheden op basis waarvan sprake zou zijn van de hiervoor beschreven uitzonderingssituatie van artikel 4 lid 2 sub f van het Wrakingsprotocol en waar de wrakingskamer dus nog een oordeel over zou kunnen vellen. Dit betekent dat de wrakingskamer het wrakingsverzoek ongegrond zal verklaren op basis van de hoofdregel van voornoemd artikel.
3.6.
Om verder misbruik van het middel van wraking te voorkomen, ziet de wrakingskamer aanleiding om te bepalen dat een volgend verzoek van verzoekster tot wraking in de kantonprocedure niet meer in behandeling zal worden genomen. Dit om verdere vertraging van de kantonprocedure te voorkomen nu de eerdere wrakingsverzoeken van verzoekster gericht tegen de rechter en vervolgens tegen de voorzitter van de wrakingskamer naar het oordeel van de wrakingskamer tot onredelijke vertraging van de rechtspleging hebben geleid.
3.7.
Voor een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek bestaat geen reden. Het in de wet opgenomen recht op een mondelinge behandeling is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek, maar aan dat debat wordt gezien het voorgaande niet toegekomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de zaak met zaaknummer 10385474 CV ECPL 23-1848 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J.C. Cremers, voorzitter, mr. E. Troost en mr. M.J.H. Schuurman, leden, in tegenwoordigheid van de griffier [… 1] en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.