ECLI:NL:RBGEL:2023:3937

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
05-037037-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zware mishandeling en poging zware mishandeling met een machete

Op 11 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling, poging zware mishandeling en het dragen van een categorie IV wapen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 5 februari 2023 in Barneveld, waar de verdachte met een machete zwaaide naar twee slachtoffers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had toegebracht aan [slachtoffer 1] door met de machete in zijn hand te slaan, wat resulteerde in diverse snijwonden en peesletsel. De poging tot doodslag op [slachtoffer 2] werd niet bewezen, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] had aanvaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan beide slachtoffers, waarbij [slachtoffer 1] € 5.000 en [slachtoffer 2] € 500 aan smartengeld toegewezen kreeg. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/037037-23
Datum uitspraak : 11 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats/-land] , op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. E.H. Bokhorst, namens mr. E.D. van Elst, advocaten in Veenendaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Barneveld aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse snijwonden in de hand waardoor peesletsel is ontstaan, heeft toegebracht door met een machete in de hand van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te duwen en/of te snijden
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Barneveld [slachtoffer 1] heeft mishandeld door met een machete in de hand van die [slachtoffer 1] te slaan en/of te duwen en/of te snijden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse snijwonden in de hand waardoor peesletsel is ontstaan ten gevolge heeft gehad
2
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Barneveld ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, één of meermalen met een machete zwaaiende en/of stekende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Barneveld ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen één of meermalen met een machete zwaaiende en/of stekende bewegingen heeft gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Barneveld [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door één of meermalen met een machete zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 2] ;
3
hij op of omstreeks 5 februari 2023 te Barneveld een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een een machete (Walther) zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair, onder 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde feiten. Voor een bewezenverklaring van de onder 2 primair tenlastegelegde poging doodslag bevat het dossier onvoldoende informatie, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle feiten. Ten aanzien van het eerste en het tweede feit heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat de verklaringen van aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en getuige [getuige] tegenstrijdig en onbetrouwbaar zijn. De getuigenverklaring van [getuige] kan niet worden gebruikt voor het bewijs, omdat zij volgens de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] niet aanwezig was toen verdachte met de machete in de woonkamer stond.
Ten aanzien van het derde feit heeft de raadsman aangevoerd dat de machete, die op zich legaal is, niet bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of hiermee te dreigen.
Op de zitting van 27 juni 2023 heeft verdachte verklaard dat hij de machete heeft gepakt ter zelfverdediging tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . Hij wilde zijn telefoon of portemonnee uit de woonkamer pakken. Verder heeft hij verklaard dat hij de machete niet heeft gebruikt en er niet mee heeft gezwaaid. Hij kon daar ook niet mee zwaaien, want de machete was te zwaar voor hem.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat op 4 februari 2023 rond 24.00 uur verdachte aan het roken was in de woonkamer in de woning in Barneveld. Even later zeiden [getuige] ( [getuige] ) en [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) tegen verdachte dat hij niet in de woonkamer mocht roken. Verdachte liep naar boven en kwam vervolgens weer naar beneden. Aangever zag dat verdachte de woonkamer binnenkwam en dat hij in zijn handen een machete vasthield. Verdachte zwaaide met de machete in de richting van [slachtoffer 2] . Verdachte zwaaide één keer. Aangever schat de afstand tussen [slachtoffer 2] en verdachte op ongeveer één meter. Aangever zag dat [slachtoffer 2] de machete kon ontwijken door weg te duiken. Als [slachtoffer 2] niet was weggedoken dan zou [slachtoffer 2] zeker geraakt zijn. Aangever stond dichtbij [slachtoffer 2] . Aangever deed een stap naar voren om verdachte vast te pakken met het doel hem te laten stoppen. Hij zag dat de machete op hem afkwam. Aangever werd geraakt door de machete aan zijn rechterhand. [2]
[slachtoffer 1] is op 5 februari 2023 in het ziekenhuis Gelderse Vallei geopereerd aan zijn rechterhand. [3] De operatie duurde meer dan twee uur. Er was sprake van een doorsnijding van de huid, buigpees en zenuw aan de binnenzijde (handpalmzijde) van de wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink. Het letsel is potentieel invaliderend; er is zeer aannemelijk sprake van een blijvende functiebeperking van de rechterhand. [4]
[getuige] heeft verklaard dat toen zij boven uit haar kamer kwam verdachte ook uit zijn kamer kwam en een mes in zijn hand had. In de woonkamer ging hij met de machete zwaaien. De machete was in de lucht, [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 2] ) maakte een ontwijkende beweging en verdachte raakte met de machete één van de handen van [slachtoffer 1] ( [slachtoffer 1] ). Op het moment dat hij de beweging maakte stond [slachtoffer 1] achter [slachtoffer 2] . [5]
De machete is op de zitting van 27 juni 2023 door de officier van justitie getoond. Verdachte heeft bevestigd dat de getoonde machete van hem was. [6] De lengte van de machete is ongeveer 80 centimeter. [7]
Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte met een machete in de hand van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Door met een machete van 80 centimeter te zwaaien in een woonkamer in de nabijheid van [slachtoffer 1] heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij [slachtoffer 1] daarbij ernstig zou verwonden. Gelet op de letselverklaringen heeft verdachte hiermee zwaar lichamelijk letsel veroorzaakt.
De zwaaiende beweging was op [slachtoffer 2] gericht die, net als [slachtoffer 1] , in de nabijheid van verdachte stond. Wanneer [slachtoffer 2] niet zou zijn weggedoken zou hij, gelet op het gegeven dat hij tussen [slachtoffer 1] en verdachte stond en vaststaat dat [slachtoffer 1] geraakt is, zijn geraakt door de zwaaiende beweging van verdachte.
Hoewel het slaan met een machete op bijvoorbeeld het hoofd dodelijk letsel kan veroorzaken, veroorzaakt niet elke slaande beweging automatisch een aanmerkelijke kans op overlijden. Uit het dossier blijkt onvoldoende hoe hard [slachtoffer 2] zou zijn geraakt, of hij met de machete of door een arm van verdachte zou zijn geraakt, en als hij met de machete zou zijn geraakt met welk deel dat dan zou zijn (bijvoorbeeld het heft, het lemmet, de snede of de rug van het lemmet). Er is daarom onvoldoende wettig bewijs dat met die ene zwaaiende beweging door verdachte dodelijk letsel had kunnen ontstaan. De rechtbank zal verdachte dus vrijspreken voor het onder 2 primair tenlastegelegde.
Uit de bewijsmiddelen volgt wel dát [slachtoffer 2] zou zijn geraakt met de machete door de zwaaiende beweging van verdachte, als hij niet was weggedoken. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer is gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] , dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans hierop bewust heeft aanvaard. Het onder 2 subsidiair tenlastegelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet met de machete heeft gezwaaid gelet op de voornoemde bewijsmiddelen niet geloofwaardig. Voor zover de verdediging een beroep heeft gedaan op noodweer kan dit niet slagen. Niet is gebleken van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest en mocht verdedigen. Dat verdachte zegt in eerste instantie bij de ruzie over het roken te zijn aangevallen door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is niet aannemelijk geworden. Bovendien heeft verdachte na de ruzie de woonkamer verlaten, heeft op zijn eigen kamer een machete gepakt, is daarmee teruggegaan naar de woonkamer en heeft daar met de machete gezwaaid. Hiermee is het de verdachte geweest die een gewelddadige confrontatie is aangegaan en zijn gedrag moet als aanvallend worden gezien. Ook hierom komt hem geen beroep op noodweer toe.
Ten aanzien van de andere feiten dan het onder 2 primair tenlastegelegde slaagt het verweer dat de aangiftes en getuigenverklaring tegenstrijdig zijn niet. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de door haar gebruikte bewijsmiddelen voldoende op elkaar aansluiten om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
De rechtbank gaat verder uit van de verklaring van [getuige] bij de rechter-commissaris dat zij, nadat verdachte naar boven is gegaan en weer naar beneden ging, achter hem aan is gelopen en dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dat niet hebben kunnen zien. Daarom kan de getuigenverklaring van [getuige] wel worden gebruikt voor het bewijs.
Ten aanzien van feit 3
Verbalisant [verbalisant 1] , getraind en bevoegd tot het juridisch categoriseren van wapens, heeft de Walther machete onderzocht en heeft geconcludeerd dat gelet op de aard van het voorwerp en de omstandigheden waaronder dit werd aangetroffen redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit voor geen ander doel bestemd was dan om letsel aan personen toe te brengen of te dreigen daarmee. Het voorwerp valt niet onder één van de andere categorieën van de Wet Wapens en Munitie. Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie IV onder 7 van de Wet Wapens en Munitie. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij de machete heeft aangeschaft om zich te kunnen verdedigen. Ook heeft hij verklaard dat hij met de machete naar beneden ging om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af te schrikken. [9] Het verweer, dat de machete niet was bedoeld voor afdreiging, wordt hierdoor al weerlegd.
Gelet op het voorgaande en de bewijsmiddelen die zijn genoemd ten aanzien van feit 1 en 2 is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de machete heeft gedragen waarvan, gelet op de aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair, onder 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
of omstreeks5 februari 2023 te Barneveld aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten diverse snijwonden in de hand waardoor peesletsel is ontstaan, heeft toegebracht door met een machete in de hand van die [slachtoffer 1] te slaan
en/of te duwen en/of te snijden;
2
hij op
of omstreeks5 februari 2023 te Barneveld ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen éénmaal
of meermalenmet een machete zwaaiende
en/of stekendebeweging
enheeft gemaakt
naar en/ofin de richting van het lichaam
en/of het hoofdvan die [slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op
of omstreeks5 februari 2023 te Barneveld een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een machete (Walther) zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en
/ofde omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en
/ofte dreigen heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Zware mishandeling
feit 2:
Poging tot zware mishandeling
feit 3:
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening moet worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hij is relatief jong en een first-offender; in Polen is hij alleen een keer veroordeeld in verband met cannabis.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is, na een ruzie over roken in de woonkamer, naar boven naar zijn slaapkamer gegaan en heeft daar een machete van ongeveer 80 centimeter gepakt. Hij is daarmee naar de woonkamer gelopen en heeft richting [slachtoffer 2] gezwaaid. [slachtoffer 1] , die verdachte wilde stoppen, is hierbij ernstig gewond geraakt. De machete heeft in de pezen van vier vingers gesneden en [slachtoffer 1] heeft een lange operatie moeten ondergaan. Verdachte was op dat moment sterk onder invloed van alcohol en een van de getuigen omschreef verdachte als een wild beest. Deze situatie moet zeer beangstigend en schokkend zijn geweest voor de aangevers en andere betrokkenen.
De reclassering adviseert in haar advies van 20 juni 2023 om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat zij interventies niet nodig acht. De reclassering kan het risico op letsel of recidive niet inschatten.
Verdachte wordt veroordeeld voor zware mishandeling en een poging daartoe. De oriëntatiepunten voor straftoemeting geven in het geval van het opzettelijk toebrengen van zeer zwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 1 jaar. Van zeer zwaar lichamelijk letsel is in dit geval sprake, gelet op de aard van het letsel, de operatie die noodzakelijk was, de lange herstelperiode en de kans op blijvende schade aan de handfunctie.
Gelet op de ernst van het feit acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Rekening houdend met het genoemde oriëntatiepunt, het gebruikte wapen, de samenloop tussen de feiten en het feit dat de delicten plaatsvonden in de woning van de slachtoffers, zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van het voorarrest, aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

De civiele vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Benadeelde heeft gesteld dat sprake is van peesletsel aan de rechterhand waarmee hij heeft geprobeerd de aanval af te wenden. Er is geen gevoel in meerdere vingers. Pas over een paar jaar kan geconcludeerd worden of het letsel blijvend zal zijn en de kans hierop is groot. Afgezien van de pijn en hinder die dit geeft, beperkt dit benadeelde ook in zijn werkzaamheden die grotendeels fysiek waren en die hij niet meer kan uitvoeren zoals hij dat kon doen. Er is geen verklaring van een psycholoog, maar volgens benadeelde partij is duidelijk dat er sprake is van PTSS.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Indien de rechtbank wel overgaat tot toewijzing van de vordering dan verzoekt de verdediging deze te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Veroordeelde heeft de benadeelde immers zwaar lichamelijk letsel toegebracht met een machete. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank gaat hierbij uit van letsel dat vooralsnog, nu wat betreft het herstel nog geen sprake is van een eindstadium, valt binnen categorie 3 van de Letsellijst van het Schadefonds. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 5.000 vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat niet is onderbouwd dat sprake is van PTSS en omdat wat betreft het herstel nog geen eindstadium is bereikt.
Verdachte is vanaf 5 februari 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
De civiele vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 subsidiair een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 5.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Benadeelde partij heeft gesteld dat hij in volledige shock is geraakt na het incident, waar heel veel bloed bij was. Hij is het vertrouwen in mensen kwijt en voelt zich niet veilig. Hij zal voor altijd geconfronteerd blijven met een broer die een fysieke beperking heeft opgelopen.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Indien de rechtbank wel overgaat tot toewijzing van de vordering dan verzoekt de verdediging deze te matigen.
Overweging van de rechtbank
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door met een machete richting benadeelde te zwaaien is de benadeelde immers op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500 vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht;
- 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 5.000 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] , een bedrag te betalen van € 5.000 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 60 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 2 subsidiair tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 500 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 500 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. W. van der Boon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.I. Tuk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 juli 2023.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Veluwe Vallei Noord, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023055487, gesloten op 8 februari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] , p. 56 en 57.
3.Letselrapportage door [naam 1] , 7 februari 2023, p. 2-3 van aanvullend proces-verbaal.
4.Letselinterpretatie door [naam 2] , 19 april 2023, p. 13 van aanvullend proces-verbaal.
5.Proces-verbaal getuigenverhoor [getuige] , p. 71 en 72.
6.Waarneming ter terechtzitting van 27 juni 2023.
7.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 85.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 81.
9.Verklaring ter terechtzitting van 27 juni 2023.