ECLI:NL:RBGEL:2023:3936

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
12 juli 2023
Zaaknummer
05-313352-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 19-jarige man in een zedenzaken wegens onvoldoende bewijs van dwang

Op 10 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 19-jarige man uit Vaassen, die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om te concluderen dat er seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De zaak kwam voort uit een incident op 15 mei 2022, waarbij de verdachte en het vermeende slachtoffer, die elkaar kenden van de middelbare school, betrokken waren. Het slachtoffer had geen aangifte gedaan, maar verklaarde als getuige dat de verdachte haar had vastgehouden en geprobeerd had te zoenen, terwijl de verdachte ontkende dat er sprake was van dwang.

De rechtbank benadrukte dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, omdat er meestal slechts twee personen bij de handelingen betrokken zijn. De rechtbank beoordeelde de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte, en concludeerde dat er onvoldoende steunbewijs was voor de verklaringen van het slachtoffer. De rechtbank vond dat de verklaringen van het slachtoffer niet als ongeloofwaardig konden worden afgewezen, maar dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat er sprake was van dwang of geweld. De rechtbank oordeelde dat de emotionele toestand van het slachtoffer niet voldoende steun bood voor de beschuldigingen tegen de verdachte.

Uiteindelijk werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde, en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/313352-22
Datum uitspraak : 10 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. N.R. Pronk, advocaat te Putten.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Vaassen, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door één of meer van zijn vingers in haar vagina te brengen en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte,
- die [slachtoffer] heeft opgetild en/of (vervolgens) heeft meegenomen en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur heeft gedrukt/geduwd en/of
- die [slachtoffer] (hierbij) heeft vastgepakt/vastgehouden en/of klemgezet tegen de muur en/of (aldus) misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- de riem en/of broek van die [slachtoffer] heeft opengemaakt en/of (vervolgens) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2022 te Vaassen, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen door
- die [slachtoffer] op te tillen en/of (vervolgens) mee te nemen en/of
- die [slachtoffer] tegen een muur te drukken/duwen en/of
- die [slachtoffer] (hierbij) vast te pakken / vast te houden en/of klem te zetten tegen de muur en/of (aldus) misbruik te maken van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- de riem en/of broek van die [slachtoffer] open te maken en/of (vervolgens) de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden te trekken en/of
- ( vervolgens) de vagina en/of de schaamstreek van de [slachtoffer] te betasten (al dan niet over de kleding) en/of
- ( meermalen) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie te doen ontstaan.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het slachtoffer in deze zaak, [slachtoffer] , heeft geen aangifte gedaan. Wel heeft zij als getuige een verklaring afgelegd. Op grond van de verklaringen van zowel [slachtoffer] als verdachte wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. Verdachte en [slachtoffer] kennen elkaar van de middelbare school en zaten in dezelfde vriendengroep. Verdachte had een relatie met de beste vriendin van [slachtoffer] . De avond van 14 mei 2022 en de nacht daaropvolgend waren verdachte en [slachtoffer] , beiden met hun vrienden, bij café [naam café] . Zij hebben in de loop van de avond in elk geval één keer buiten gezoend. Op enig moment, rond sluitingstijd van het café, heeft verdachte [slachtoffer] buiten opgetild en richting de kerk gedragen. Over wat er daarna is gebeurd, verklaren verdachte en [slachtoffer] verschillend. Volgens [slachtoffer] werd zij
– kortgezegd – door verdachte vastgehouden, waarbij hij haar probeerde te zoenen. Ook zou hij de riem en knoop van haar broek hebben losgemaakt en haar hebben gevingerd. Dit alles ondanks haar signalen van verbaal en non-verbaal verzet. Verdachte heeft verklaard dat zij hebben gezoend en over de kleding elkaars geslachtsdeel hebben betast, en dat er geen sprake was van enige dwang.
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich in het algemeen kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig waren bij de (beweerdelijke) seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Dit maakt dat extra zorgvuldig naar de waardering van de afgelegde verklaringen moet worden gekeken, zeker als het, zoals in dit geval, een ontkennende verdachte betreft. Ook in dit geval is er geen getuige die de vermeende seksuele handelingen heeft waargenomen. Ook bevat het dossier geen forensisch bewijs.
De verklaringen van [slachtoffer]
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de verklaring van [slachtoffer] betrouwbaar is. De rechtbank overweegt dat de verklaringen die zij heeft afgelegd bij de politie en de rechter-commissaris, op zich consistent en gedetailleerd zijn en op enkele onderdelen ook bevestiging vinden in het dossier. Wel springt in het oog dat [slachtoffer] , als het gaat over het verloop van de avond voorafgaand aan wat er na sluitingstijd van café [naam café] bij de kerk is gebeurd, niet heeft verklaard dat zij gedurende de avond al vaker met verdachte had gezoend en (intiem) gedanst, terwijl twee getuigen hebben verklaard dat zij dit hebben gezien. Zelf heeft zij verklaard dat ze één keer met verdachte heeft gezoend en dat ze dit eigenlijk niet wilde, maar zich niet heeft verzet. Hoewel de rechtbank van oordeel is dat deze omstandigheid maakt dat behoedzaam moet worden omgegaan met het gebruik van de verklaringen van [slachtoffer] , vindt zij niet dat haar verklaringen als zonder meer ongeloofwaardig terzijde moeten worden geschoven, zoals door de verdediging is betoogd. De rechtbank acht de verklaringen van [slachtoffer] voldoende betrouwbaar en dus bruikbaar voor het bewijs.
Steunbewijs
Van belang voor de beoordeling is vervolgens dat op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend kan worden gebaseerd op grond van de verklaring van één getuige.
Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechtbank verbiedt tot een bewezenverklaring te komen indien de feiten en omstandigheden waarover een aangever verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Volgens de Hoge Raad betekent de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 Sv in zedenzaken, waarin het in de kern vaak gaat om het woord van aangever tegen dat van de verdachte, niet dat vereist is dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer die verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De bewijsmiddelen dienen voldoende steun te geven aan de verklaring van aangever (getuige). Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan met de inhoud van de verklaring van die getuige, zodat die verklaring niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron.
Als het aanvullend bewijsmateriaal alleen is aan te merken als een onderbouwing van de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, geeft deze daaraan in het licht van artikel 342 lid 2 Sv onvoldoende steun. Dat geldt bijvoorbeeld als het aanvullend bewijs bestaat uit een ‘de auditu’-verklaring, inhoudende een weergave van wat de ‘bron’ aan de betrokken getuige heeft verteld. Indien een verklaring van een getuige daarentegen (mede) een zelfstandige, eigen waarneming inhoudt ten aanzien van de emotionele of fysieke toestand van de aangeefster op het moment dat het strafbare feit plaatsvindt, of vlak daarna, kan die waarneming voldoende steunbewijs opleveren voor het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal dus moeten beoordelen of voor de verklaringen van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de inhoud van het dossier, gaat de rechtbank ervan uit dat tussen verdachte en [slachtoffer] handelingen hebben plaatsgevonden in de seksuele sfeer. Immers, [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte met zijn vinger(s) bij haar is binnengedrongen en verdachte heeft verteld dat zij elkaars geslachtsdeel hebben betast. De rechtbank zal, zonder eerst in te gaan op de aard van de verrichte handelingen, zich allereerst uitlaten over of er sprake is geweest van dwang, zijnde het kernpunt in deze zaak.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaringen van [slachtoffer] . Vaststaat wel dat verdachte [slachtoffer] op enig moment heeft opgetild en met haar richting de kerk is gelopen. Zowel [slachtoffer] als verdachte hebben echter verklaard dat het optillen ‘voor de leuk’ was en dat verdachte dit wel vaker deed. De omstandigheid dat verdachte [slachtoffer] heeft opgetild en meegenomen, biedt daarom naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun aan de verklaringen van [slachtoffer] dat (van aanvang af en ook later) sprake is geweest van dwang.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer] een betrokken gezicht had toen zij terugliep vanaf de kerk en haar half huilend en een beetje in shock vertelde dat verdachte haar kort daarvoor had geprobeerd te vingeren. Getuige [getuige 2] heeft ook gezien dat [slachtoffer] tranen in haar ogen had, maar heeft daarbij aangegeven dat dit van schrik was en dat het leek alsof [slachtoffer] een schuldgevoel had tegenover [partner verdachte] , de vriendin van verdachte. Ook deze verklaringen bieden naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun aan de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte haar tot seksuele handelingen heeft gedwongen. De bij [slachtoffer] waargenomen emoties laten zich mogelijk ook verklaren door een andere oorzaak. Immers, verdachte en [slachtoffer] waren net door getuige [getuige 2] gezien terwijl ze tegen elkaar aan stonden, met de gezichten tegen elkaar aan, en verdachte was de vriend van de beste vriendin van [slachtoffer] . Haar emotionele toestand kon dus evenzeer een gevolg van zijn van schrik, schuld of schaamte.
Tot slot overweegt de rechtbank dat er geen aanknopingspunten in het dossier zijn om aan te nemen dat het bloed dat [slachtoffer] in haar ondergoed heeft aangetroffen en aan haar vriendin (getuige [getuige 1] ) heeft laten zien, het gevolg is geweest van door verdachte toegepast geweld.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat er geweld of een andere feitelijkheid, of een bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft plaatsgevonden vanuit verdachte richting [slachtoffer] . Er is onvoldoende steunbewijs om te kunnen vaststellen dat er sprake is geweest van dwang.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van zowel het primair als subsidiair tenlastegelegde wegens het ontbreken van voldoende wettig bewijs.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3,96 aan materiële schade,
€ 1.000,00 aan immateriële schade en € 38,33 proceskosten, waarbij de materiële en immateriële schade vermeerderd dient te worden met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en
mr. C.E.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2023.
mr. Van Hoof is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen