7.4.Blijkens het bestreden besluit wil de burgemeester de woning sluiten voor de duur van drie maanden. Met een sluiting van de woning voor de duur van drie maanden heeft de burgemeester gehandeld in overeenstemming met zijn beleid.
Is de sluiting van de woning voor drie maanden evenredig?
8. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overzichtsuitspraak van 28 augustus 2019 het toetsingskader voor woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet weergegeven.Dit heeft de Afdeling verder uitgewerkt in haar uitspraak van 2 februari 2022en in haar uitspraak van 6 juli 2022.
De noodzakelijkheid van de sluiting
9. Uit de uitspraak van 2 februari 2022 volgt dat bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting de vraag aan de orde is of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. In de overzichtsuitspraak is de Afdeling ingegaan op de beoordeling van de noodzaak van een sluiting. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling een aantal verduidelijkingen aangebracht. Daarbij heeft de Afdeling geoordeeld:
“Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en omvang van de overtreding is van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en wordt de "loop" naar het pand eruit gehaald. Daarmee wordt beoogd om het pand aan het drugscircuit te onttrekken. Dat drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij de politie over mogelijke handel vanuit het pand, verklaringen van buurtbewoners of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit het pand zoals gripzakjes, ponypacks en/of een (grammen)weegschaal. Als er geen of weinig aanwijzingen zijn dat in of vanuit het pand drugs werden verhandeld, dan zal de burgemeester - als hij zich op het standpunt stelt dat van dergelijke handel wél sprake was - nader moeten onderbouwen waarom dat het geval was. Slaagt de burgemeester hierin niet of onvoldoende, dan zal er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zijn in de omgeving van het pand en wordt de openbare orde in mindere mate of niet verstoord. In dit soort gevallen vindt de Afdeling dat een sluiting van meer dan zes maanden in beginsel onevenredig is. Als niet alleen aanwijzingen dat drugs in of vanuit het pand werden verhandeld afwezig zijn, maar ook andere omstandigheden ontbreken die volgens de overzichtsuitspraak bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting van belang zijn, zoals de omstandigheid dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk, kan dit er toe leiden dat er geen noodzaak bestaat om het pand te sluiten.”
10. Anders dan verzoekster is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat een sluiting van de woning noodzakelijk is. Gelet op de aangetroffen harddrugs, de goederen om deze harddrugs te vervaardigen en de mogelijkheid dat de productie in de woning deel uitmaakt van een meeromvattend CSV, heeft de burgemeester zich terecht op het standpunt gesteld dat sprake is van een ernstig geval.
Verzoekster stelt weliswaar dat er geen “loop” naar de woning was, maar uit vaste jurisprudentie komt naar voren dat een sluiting ook noodzakelijk kan zijn om de bekendheid van de woning als drugspand weg te nemen en de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Dit geldt te meer nu aannemelijk is dat de in de woning aangetroffen voorwerpen worden gebruikt voor de productie van drugs en dat de woning onderdeel uitmaakt van een CSV. Ook heeft verzoekster niet weersproken dat de woning in een voor drugshandel gevoelige wijk ligt, waardoor optreden extra noodzakelijk is. Ter zitting is door de burgemeester gesteld dat in de periode 2020-2022 meerdere panden in de directe omgeving zijn gesloten op grond van de Opiumwet. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester de noodzaak van sluiting van de woning voldoende heeft onderbouwd. Het betoog van verzoekster op dit punt slaagt niet.
De evenwichtigheid van de sluiting
11. In de uitspraak van 6 juli 2022 heeft de Afdeling over de evenwichtigheid van de sluiting het volgende overwogen:
“Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. In de overzichtsuitspraak is overwogen dat bij de beoordeling van de evenwichtigheid verschillende omstandigheden van belang zijn, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met het pand en de mogelijkheid om weer van het pand gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.”
12. Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat wordt anders als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen, maar is ook een rol weggelegd voor de burgemeester. Gelet op de vereiste evenredigheid van de sluiting dient de burgemeester te informeren naar de mogelijkheden van vervangende huisvesting. De gevolgen van een woningsluiting kunnen ook bijzonder zwaar zijn indien de betrokkene niet kan terugkeren in de woning na de sluiting, bijvoorbeeld omdat door de sluiting zijn huurcontract wordt ontbonden.
13. Anders dan verzoekster is de voorzieningenrechter van oordeel dat zij niet gebonden is aan haar woning in verband met haar complexe PTSS klachten. Op zitting is naar voren gekomen dat zij één keer per week naar [woonplaats] gaat voor behandeling. Deze behandeling vindt dus buiten [woonplaats] plaats. Zij heeft niet voldoende onderbouwd dat, bij een verblijf elders, het niet mogelijk is om deze behandeling te volgen. Evenmin heeft zij aannemelijk gemaakt dat zij in de woning moet verblijven om de behandeling van haar klachten succesvol te doen zijn. Dit betoog slaagt niet.
14. Het is de voorzieningenrechter gebleken dat de burgemeester aanvankelijk de woning eerder wilde sluiten, maar deze sluiting heeft uitgesteld tot 17 juli in het belang van het kind. Op die manier kon het kind het schooljaar afmaken op zijn huidige basisschool in [woonplaats] . De burgemeester stelt dat verzoekster vervolgens voldoende tijd heeft om na de sluiting te verhuizen naar haar ouders in Brabant en dat haar zoontje na de zomervakantie kan starten op een nieuwe basisschool in Brabant.