ECLI:NL:RBGEL:2023:3934

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
C/05/418420 / ZJ RK 23-350
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en deskundigenonderzoek in een complexe gezinszaak met loyaliteitsconflicten

Op 8 juni 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, M.G.J. Post, een tussenbeschikking uitgesproken in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2012. De zaak betreft een gezin waarin de ouders, [naam moeder] en [naam vader], belast zijn met het ouderlijk gezag over hun dochter, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er langdurige onduidelijkheid bestaat over de impact van de persoonlijkheid van de ouders op het loyaliteitsconflict van [minderjarige]. De moeder heeft het hoofdverblijf van [minderjarige], maar er zijn zorgen over haar pedagogisch handelen en de invloed daarvan op de ontwikkeling van het kind. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland heeft een verlenging van de ondertoezichtstelling verzocht, omdat de zorgen over [minderjarige] in het afgelopen half jaar onvoldoende zijn afgenomen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 zijn zowel de ouders als een vertegenwoordigster van de GI aanwezig geweest. De kinderrechter heeft de feiten en het procesverloop in overweging genomen, evenals de pleitnota van de vader en de stand van zaken van de GI. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd moet worden voor de duur van negen maanden, omdat zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter heeft ook de noodzaak van een deskundigenonderzoek onderkend, waarbij de persoonlijkheid van beide ouders zal worden onderzocht. Dit onderzoek is bedoeld om de ontwikkelingsbedreiging te kunnen wegnemen en om handvatten te bieden voor de omgang met [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing tot het benoemen van een deskundige aangehouden tot 25 augustus 2023, om de ouders en de GI de gelegenheid te geven te reageren op de voorlopig opgestelde onderzoeksvragen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/418420 / ZJ RK 23-350
Datum uitspraak: 8 juni 2023

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland,

locatie [geboorteplaats] , hierna te noemen de GI,
betreffende

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,

[naam vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 25 april 2023, ingekomen bij de griffie op
25 april 2023;
- de pleitnota van de vader, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 8 juni 2023;
- het verslag van de spelobservaties, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling van 8 juni 2023;
- de stand van zaken van de GI van 3 juli 2023;
- het e-mailbericht van de moeder van 6 juli 2023.
Op 8 juni 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Aanwezig zijn:
- de vader;
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
[minderjarige] woont bij haar moeder.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 8 november 2022 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 22 juni 2023.

Het verzoek

De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vertegenwoordigster van de GI licht toe dat de zorgen over [minderjarige] in het afgelopen half jaar onvoldoende zijn afgenomen. Er ontstaat bij de ouders wel een opening, maar er is nog geen verandering merkbaar. In de komende periode moet het traject bij AT zorg worden voortgezet. Vanwege de observaties van de speltherapie en het traject bij AT zorg wil de GI de komende periode ook samen met de moeder kijken hoe zij kan werken aan een gedragsverandering door bijvoorbeeld een individueel traject of thuisbegeleiding. Het is noodzakelijk dat zij zich neutraler opstelt richting de vader van [minderjarige] en dat zij zich ook bewust wordt van haar gedrag naar [minderjarige] . De GI staat er nog steeds achter dat de moeder een persoonlijkheidsonderzoek ondergaat. Er moet bewustwording komen over de interactie met [minderjarige] . Er moet samen met de moeder worden gekeken naar de mogelijkheden en door welke organisatie dat kan.

Het standpunt van de vader en zijn zelfstandige verzoek

De vader heeft er geen vertrouwen in dat binnen de gevraagde verlenging van de ondertoezichtstelling van negen maanden de door de GI gestelde doelen kunnen worden behaald. De moeder geeft aan dat ze een persoonlijkheidsonderzoek wil heroverwegen, maar wat zij zegt komt telkens niet overeen met haar daden.
De vader verzoekt daarom de rechtbank om een deskundigenonderzoek NIFP of een gelijkwaardig onderzoek te gelasten, waarin de situatie bij zowel de vader als de moeder wordt onderzocht en een ouderschapsonderzoek plaatsvindt en daarbij te bepalen dat de kosten daarvan op grond van artikel 810a lid 3 Rv ten laste van ‘s Rijks kas komen, op basis van bijvoorbeeld de volgende vragen:
1. Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van elke ouder te beschrijven?
- Op basis van klinische impressies:
- Op basis van psychologisch test onderzoek;
- Eventuele aandachtspunten: is er sprake van ouderverstoting?
2. Wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van vader en moeder in relatie tot [minderjarige] ? Welk inzicht in de eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen heeft de ouder?
3. Hoe beleven vader en moeder de relatie met en welke factoren zijn van invloed op hun relatie met [minderjarige] ?
4. Hoe worden de mogelijkheden en beperkingen van vader en moeder ingeschat om de omgang met [minderjarige] en de andere ouder vorm te geven? Eventuele
aandachtspunten: veiligheid en loyaliteit.
5) In hoeverre komen uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?

Het standpunt van de moeder

De moeder verzet zich niet tegen de ondertoezichtstelling.
Het raakt haar dat wordt gesproken over een mogelijke wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . Zij wil een persoonlijkheidsonderzoek heroverwegen en geeft aan dat ze hier niet onwelwillend tegenover staat. Tegelijkertijd geeft de moeder ook aan dat zij haar eigen afweging heeft gemaakt en dat het voor haar een grote belasting is.

De beoordeling

Verlenging ondertoezichtstelling
De kinderrechter is van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van negen maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
De kinderrechter overweegt hiertoe het volgende.
Uit de stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. Zij zit klem tussen de ouders, ze wordt snel boos en ze heeft moeite met samenwerken of het opbouwen van positieve relaties.
Over het aandeel van ouders hierin schrijft AT-zorg op 13 april 2023 het volgende.
“Daarnaast hebben we gerede twijfel of de wijze waarop [moeder] en [partner moeder] hun ouderschap vorm en inhoud geven, recht doet aan [minderjarige] in wat zij nodig heeft. Dit zit hem vooral en wellicht zelfs
voornamelijk in de voorbeelden die we hebben mee moeten maken het afgelopen jaar tijdens dit traject. Het is meerdere malen voorgekomen dat [moeder] zich niet of moeizaam aan eerder gemaakte afspraken houdt (bv de mailwisseling waarin de start stroef verloopt, maar ze ook, tegen de afspraak in, de anderen uit de mailwisseling haalt). En, mogelijk nog belangrijker, dat [moeder] en [partner moeder]
[minderjarige] onthouden van, voor haar, belangrijke gebeurtenissen. Zoals bv [vader] niet bij de avondvierdaagse willen laten participeren, het niet willen dat informatie gedeeld wordt door [minderjarige] aan haar vader en [partner vader] . Het vader niet toestaan om zijn dochter te feliciteren op haar verjaardag, het niet akkoord gaan met opstarten therapie voor [minderjarige] , maar ook [minderjarige] niet haar broertje laten feliciteren als die jarig is.
Daarnaast merken we dat ondanks op tijd en herhaaldelijk verzoek van [vader] en [partner vader] voor toestemming van bv vakanties, [moeder] en [partner moeder] die toestemming niet zomaar geven, of pas op het allerlaatste moment geven wat leidt tot frustratie en, soms zelf, het moeten cancelen van een geboekte vakantie.
(…) Wij vonden het vreemd te horen dat [moeder] en [partner moeder] plots vertrokken naar Afrika terwijl ze er op voorhand veel aan gedaan en over gezegd hadden waarom of [minderjarige] niet naar Amerika mocht, vanwege het mogelijke overlijden van oma. Misschien is dit laatste voorbeeld wel het voorbeeld geweest waarin duidelijk zichtbaar werd hoe of [moeder] en [partner moeder] met twee maten lijken te meten. Daar waar ze er op aangesproken worden door ons, lijken ze niet of moeizaam te kunnen reflecteren op hun aandeel in het geheel alsmede de consequenties die dat met zich mee brengt. Daar komt nog bij dat [moeder] vertelde dat toen ze [minderjarige] op de hoogte bracht van hun reis, [minderjarige] gezegd zou hebben: 'wat fijn, want dan is het nu in evenwicht en zijn we allemaal op vakantie'.
Conclusie en advies
(…)
[minderjarige] is te kwetsbaar en te afhankelijk van de plek waar ze woont om zich open te uiten als het gaat over thema’s als loyaliteiten, (h)erkenning van eigen emoties of autonomieontwikkeling/identiteit. De ingezette speltherapie zal, is onze verwachting, dat meer nog laten zien. Maar wil [minderjarige] zich ten
volste kunnen ontwikkelen, dan zullen ouders aan het werk moeten meer nog dan nu het geval is. Waarin het ook zo is dat we zien dat [vader] adviezen vanuit ons makkelijker en eerder ter harte neemt en deze omzet in praktisch handelen, dan dat [moeder] dat doet.
Wat is wijs? Het is een duivels dilemma waar wij als behandelaren een uitspraak/advies over dienen te doen. Enerzijds denken wij dat [minderjarige] binnen een basis bij vader en [partner vader] meer ruimte zal krijgen en ervaren om een gezonde/ goede relatie te onderhouden met haar moeder en [partner moeder] . Hoe triest ook; het is iets waar we, op basis van de eerder genoemde voorbeelden en wat we in gesprekken tegen zijn gekomen, minder van overtuigd zijn bij moeder en [partner moeder] . Anderzijds voelt het ook hartverscheurend om zomaar het hoofdverblijf van [minderjarige] om te zetten van moeder naar vader. Edoch, willen we recht doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van [minderjarige] , dan kunnen we niet anders dan concluderen dat dit bemoeilijkt wordt zolang haar basisverblijf bij moeder en [partner moeder] is. Nogmaals, niet omdat ze niet voldoende van haar zouden houden, maar vooral omdat het moeder en [partner moeder] niet of maar moeizaam lukt om te reflecteren op hun eigen aandeel waarin ze de ontstane problematiek mee in stand houden. Willen moeder en [partner moeder] dit tij nog keren dan is het van cruciaal belang dat zij echt meer leren reflecteren op zichzelf en zich neutraler gaan opstellen tegenover vader en [partner vader] .
Dat [minderjarige] veel last heeft van de situatie blijkt uit het speltherapie-verslag van 23 april 2023. Te lezen is dat [minderjarige] worstelt met loyaliteitsproblemen en dat ze zich niet veilig genoeg voelt. De kinderrechter vindt met name de volgende delen uit het verslag van belang.
(…)
Daarin is ze emotioneel haar leeftijd ver voorbij, maar maakt ze ook lastig contact met haar gevoelswereld, vermijdt dit ook liever. Vanuit de gesprekjes toont zich een meisje wat volledig eigen regie mist, en waarbij tot in detail haar leven bij vader en moeder gescheiden is.
(…)
De laatste sessie heb ik een wensbeeld met haar gemaakt. Ook in dit beeld neem ik jullie graag wat uitgebreider mee. Hier staan de beide gezinnen heel dicht bij elkaar, is er geen gapend gat meer. Dan mag ze vrij zijn dat mee te nemen naar de een of de ander wat ze wil, mag ze dat contact te hebben met elke ouder wat ze wil.
(…)
Ze geeft aan dat een andere vorm niet kan, omdat mama heeft aangegeven dat ze niet gaat komen en haar gaat halen als ze bv bij papa zou wonen en dan in de weekenden en vakanties naar mama gaat. Opnieuw is angst voor afwijzing voelbaar, Ik noem dit voorbeeld expliciet omdat het toont hoe ze al pratend regie gaat ervaren door mee te mogen denken en hoe belangrijk dit mee mogen denken voor haar is.
Conclusie
Gedurende de 4 spelsessies toont zich steeds opnieuw een meisje wat worstelt met ernstige
dilemma’s als het gaat om loyaliteit. Het is schrijnend te zien dat ze aan de ene kant ervaart dat ze zich niet mag uitten en tegelijkertijd zo’n behoefte heeft wel een getuige te hebben dat ze toch gaat vertellen. Met daarbij steeds een angst ervarend dat als haar behoeftes of wensen bespreekbaar worden gemaakt dit gevolgen heeft. Deze angst ervaart ze jegens moeder. Dit maakt ook het bespreken van de conclusies door mij als therapeut een gevoelig geheel. Ik wil dan ook met klem benadrukken
als ouders zorgvuldig om te gaan met hetgeen ik hier wel deel, en [minderjarige] niet te bevragen waarom ze dingen heeft vertelt of wat dit teweeg heeft gebracht of wellicht raakt.
De kinderrechter concludeert dat de ontwikkelingsmogelijkheden van [minderjarige] op dit moment bemoeilijkt worden omdat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats heeft bij de moeder en haar partner. Hierdoor ervaart [minderjarige] onvoldoende ruimte om haar gevoelens en emoties te uiten en ervaart zij onvoldoende regie over haar eigen leven. Dit wordt – niet alleen maar wel voor een belangrijk deel – veroorzaakt door het gebrek aan zelfreflectie bij de moeder (en haar partner). De enigszins starre persoonlijkheid van de vader bemoeilijkt de situatie maar de vader laat zich hierop aanspreken door zijn partner en ook door de gezinsvoogd en neemt de adviezen gemakkelijker ter harte dan de moeder.
Als de situatie niet wijzigt, kan het uiteindelijk zo zijn dat het hoofdverblijf van [minderjarige] moet wisselen naar de vader. Dit is in allerlei opzichten zeer ingrijpend voor [minderjarige] . Het is daarom van belang te onderzoeken wat bij met name de moeder de mogelijkheden zijn om te leren meer aan zelfreflectie te doen, [minderjarige] ruimte te bieden voor vrij contact met beide ouders en haar meer los te laten/regie te geven. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 juni 2023 is hierover uitgebreid gesproken, ook door de kinderrechter in een rechtstreeks gesprek met de moeder. De kinderrechter heeft benadrukt dat ook zij de noodzaak ziet van een persoonlijkheidsonderzoek bij met name de moeder. De moeder heeft hierop toegezegd hiertoe bereid te zijn en de mogelijkheden hiertoe te onderzoeken.
De kinderrechter heeft hierop het verzoek van de vader om een deskundigenonderzoek te gelasten aangehouden tot 6 juli 2023 pro forma met het verzoek aan de GI om tegen die datum de kinderrechter te informeren of dit is gelukt.
Nader standpunt GI
De GI heeft bij brief van 3 juli 2023 laten weten dat een persoonlijkheidsonderzoek van de moeder niet van de grond is gekomen. De GI heeft de moeder geholpen met het uit zetten van de vraag voor een persoonlijkheidsonderzoek, omdat zij vastliep ten aanzien van het punt om een eigen hulpvraag te formuleren. De GI heeft meerdere organisaties benaderd (Scelta GGNet, Eleos, Mollemann, PsyQ en Het Baken) en de onderzoeksvragen geformuleerd door de GI voorgelegd. Bij de moeder ontbreekt intrinsieke motivatie en zij heeft zelf geen hulpvraag, waardoor geen basis bestaat voor het afnemen van een persoonlijkheidsonderzoek. De resultaten zullen daarom ook niet betrouwbaar zijn. De voorgenoemde organisaties geven aan dat zij om die reden de aanmelding niet accepteren.
Verder geeft de GI aan dat AT zorg niet de juiste expertise heeft om de geformuleerde onderzoeksvragen te verweren in de gesprekken die zij hebben met de moeder. Bovendien legt de moeder de adviezen van AT zorg over het formuleren van haar eigen hulpvraag ook naast zich neer. Wel is de moeder akkoord gegaan met de inzet van intensieve thuisbegeleiding vanuit AT zorg en die is onlangs gestart. De GI hoopt zo enig inzicht te krijgen wat van invloed kan zijn/belemmerend is in het pedagogisch en affectief handelen ten opzichte van [minderjarige] .
Nader standpunt moeder
De moeder heeft bij e-mailbericht van 6 juli 2023 laten weten dat zij direct actie heeft ondernomen om een persoonlijkheidsonderzoek op te starten. Zij heeft met de GI haar hulpvraag concreet gemaakt en daarna heeft ze verschillende instellingen op advies van de huisarts benaderd. Zij kon bij geen van de instellingen terecht om verschillende redenen (aanmeldstop, wachttijd, geen diagnostiek als er geen behandeling wordt gevolgd, indien geen indicatie van een stoornis, valt buiten doelgroep/servicegebied). Zij heeft dit teruggekoppeld aan de GI. De huisarts verwees haar weer terug naar de rechtbank. De zorgverzekering gaf aan dat er een indicatie moet zijn om voor een vergoeding in aanmerking te komen. Uiteindelijk heeft zij zich wel aangemeld bij Eleos, waar een wachttijd van minimaal 20 weken is. Verder geeft de moeder aan dat zij zich zorgen maakt over [minderjarige] in de thuissituatie bij de vader en zij wil daarom dat het plan van de GI wordt uitgebreid met dezelfde onderzoeken en begeleiding in de thuissituatie bij de vader.
De beoordeling van de kinderrechter over het verzoek een deskundige te benoemen
De kinderrechter constateert dat zowel de GI als de moeder er hard aan gewerkt hebben om een persoonlijkheidsonderzoek van de grond te krijgen en dat het jammer is dat dit niet is gelukt. De kinderrechter laat in het midden wat de precieze oorzaak is dat het niet is gelukt om een persoonlijkheidsonderzoek op te starten, maar is wel van oordeel dat het nog steeds noodzakelijk is.
Uit de wet volgt dat het benoemen van een deskundige op verzoek van de ouder plaatsvindt als dat mede tot de beslissing van de zaak kan leiden en het belang van [minderjarige] zich daartegen niet verzet (artikel 810a lid 2 Rv).
De kinderrechter heeft de verlenging van de ondertoezichtstelling al uitgesproken op 8 juni 2023. Daarom heeft het benoemen van de deskundige geen invloed meer op een nog openstaand verzoek waarop moet worden beslist. De kinderrechter verwacht bij de huidige stand van zaken echter dat nieuwe (verlengings)verzoeken van de GI zullen volgen. Een brede uitleg van artikel 810a lid 2 Rv brengt daarom met zich dat de deskundige kan worden benoemd voor de in de nabije toekomst nog te nemen beslissingen.
De kinderrechter vindt het benoemen van een deskundige ook in het belang van [minderjarige] omdat bij de huidige situatie zij ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, andere inzet van hulpverlening onvoldoende heeft opgeleverd, er vooral bij de moeder steeds grotere vraagtekens bestaan over haar vermogen tot zelfreflectie én de mogelijkheid van de wissel van het hoofdverblijf in beeld komt. Dit laatste is voor [minderjarige] zo ingrijpend dat ook dat een NIFP-deskundigenonderzoek rechtvaardigt. De uitkomsten van het onderzoek zijn met name bedoeld om de ontwikkelingsbedreiging te kunnen wegnemen, toekomstige verzoeken goed te kunnen beoordelen en de ouders handvatten te bieden in de omgang met hun dochter.
De kinderrechter zal– op kosten van het Rijk - een deskundige van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) benoemen. Hoewel de zorgen zich meer richten op de moeder, heeft de vader aangegeven zelf ook dit onderzoek te willen ondergaan en de kinderrechter verwacht ook dat een persoonlijkheidsonderzoek naar beide ouders een evenwichtiger beeld geeft en mogelijk ook meer geruststelling richting de moeder.
Het is de vader die het verzoek doet tot een deskundigenonderzoek. Daarom neemt de kinderrechter de vragen van de vader als uitgangspunt, aangevuld met de vragen van de GI zoals opgenomen in de brief van 3 juli 2023. Dit zijn vragen die in doorgaans gebruilijk zijn bij het gelasten van een deskundigen onderzoeken, waarbij de vragen enigszins zijn toegespitst op de situatie van de ouders en [minderjarige] .
1) Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van elke ouder te beschrijven?
- Psychologische testonderzoek, klinische observatie en IQ-bepaling.
- Inschatting ten aanzien van cognitieve leerbaarheid en het mentaliserend
vermogen.
2) Hoe werkt de persoonlijkheid van de ouders door in het opvoedkundige handelen ten opzichte van [minderjarige] ?
- Wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van ouders?
- Welk inzicht in de eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen hebben de ouders?
3) Werkt de persoonlijkheid van de ouders door op het loyaliteitsconflict van [minderjarige] ?
- Zo ja, waarop moet een eventuele behandeling gericht zijn om dit te doorbreken?
4) In hoeverre komen uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde
zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot
de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?
De kinderrechter verzoekt de ouders én de GI schriftelijk (of per mail) te reageren op deze vragen en deze zo nodig aan te vullen of te wijzigen. De kinderrechter merkt op dat het persoonlijkheidsonderzoek in eerste instantie een psychologisch onderzoek betreft. Uit de vraagstelling van de GI maakt de kinderechter op dat ook een psychiatrisch onderzoek wenselijk is. Dit zou een dubbel-rapportage inhouden. Een dergelijke onderzoek brengt extra kosten en extra tijd met zich. Zonder nadere onderbouwing ziet de kinderrechter daartoe de noodzaak op dit moment niet.
Na de reactie van de ouders en de GI kan de kinderrechter zo nodig de vragen wijzigen en deze daarna vaststellen. Vanwege de vakantieperiode zal hiervoor een wat langere periode dan gebruikelijk worden genomen en een pro forma datum worden bepaald op
25 augustus 2023.
Voor de ouders is het goed om te weten dat het gehele traject veel tijd in beslag neemt. Na het definitef vaststellen van de onderzoeksvragen zal de rechtbank een offerte opvragen bij het NIFP. Bij het NIFP is bovendien sprake van wachtlijsten. Het is daarom onbekend op welke termijn het onderzoek bij beide ouders afgerond zal zijn.

De beslissing

De kinderrechter:
1. verlengt de ondertoezichtstelling van

[naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,

tot 22 maart 2024;
2. geeft de ouders en de GI tot
25 augustus 2023gelegenheid (schriftelijk of per mail) te reageren op de volgende voorlopig opgestelde onderzoeksvragen:
1) Hoe is de persoonlijkheid en het functioneren van de ouders te beschrijven?
- Psychologische testonderzoek (inclusief IQ) en psychiatrisch onderzoek,
- Inschatting ten aanzien van cognitieve leerbaarheid en het mentaliserend
vermogen.
2) Hoe werkt de persoonlijkheid van de ouders door in het opvoedkundige handelen ten opzichte van [minderjarige] ?
- Wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van ouders?
- Welk inzicht in de eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen hebben de ouders?
3) Hoe werkt de persoonlijkheid van de ouders door op het loyaliteitsconflict van [minderjarige] ?
- Welke eventuele behandeling is eventueel nodig om dit te doorbreken?
4) In hoeverre komen uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde
zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn met betrekking tot
de ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige] en/of bij eventueel te nemen beslissingen?
3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
4. houdt de beslissing tot het daadwerkelijk benoemen van een deskundige aan tot de pro forma datum van 25 augustus 2023.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 juni 2023 door
mr. M.G.J. Post, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Y.J.J. Lanz als griffier, en op schrift gesteld op 11 juli 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.