ECLI:NL:RBGEL:2023:3911

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
413087
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling van facturen in het kader van aanneming van werk met geschil over tekortkomingen

In deze zaak vordert de eisende partij, een aannemer, betaling van openstaande facturen van de gedaagde partij, de Protestantse Gemeente te Lochem (PGL). De eisende partij stelt dat zij haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst is nagekomen, terwijl PGL zich verweert met de stelling dat de aannemer tekort is geschoten in de uitvoering van de werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat PGL geen rechtsgevolg heeft verbonden aan haar verweer over de tekortkomingen van de aannemer, waardoor de betalingsverplichting van PGL blijft bestaan. De rechtbank concludeert dat PGL gehouden is om het gevorderde bedrag van € 79.945,05 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast wordt PGL veroordeeld in de proceskosten van de eisende partij, die zijn vastgesteld op € 5.313,32. De rechtbank wijst de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat niet aan de wettelijke eisen is voldaan. Het vonnis is uitgesproken op 12 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/413087 / HZ ZA 22-374
Vonnis van 12 juli 2023
in de zaak van
[eisende partij],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. F.B.M. van Aanhold te Zutphen,
tegen
PROTESTANTSE GEMEENTE TE LOCHEM,
te Lochem,
gedaagde partij,
hierna te noemen: PGL,
advocaat: mr. E. Pimentel te Schiedam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 maart 2023
- het bericht van 11 mei 2023 met productie(s) van [eisende partij]
- het bericht van 11 mei 2023 met producties van PGL
- de mondelinge behandeling van 11 mei 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
In deze zaak draait het om de overeenkomst van aanneming van werk die partijen met elkaar hebben gesloten. De vraag die ter beantwoording voorligt is of en zo ja, in hoeverre PGL gehouden is de facturen van [eisende partij] voor de door haar uitgevoerde werkzaamheden te betalen. PGL heeft zich verweerd tegen de vordering van [eisende partij] tot betaling van deze facturen met de stelling dat [eisende partij] haar werkzaamheden niet zorgvuldig heeft uitgevoerd en daardoor toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst. PGL stelt dat daardoor onnodig extra kosten zijn gemaakt.

3.De feiten

3.1.
PGL heeft bij brief van 10 maart 2021 aan (onder andere) [eisende partij] gevraagd een prijsaanbieding te doen voor de verbouwing van het pand aan de Paul Krugerstraat 8-10 te Lochem (hierna te noemen: de witte kerk).
3.2.
Op 14 april 2021 is in opdracht van PGL een asbestinventarisatie gemaakt door GCB (hierna: de asbestinventarisatie). Deze asbestinventarisatie vermeldt, voor zover hier relevant, het volgende:
‘Tijdens de inventarisatie is de kerk geheel onderzocht’ (p. 5)
‘Dit rapport is geschikt voor volledige renovatie of totaal sloop van het onderzochte bouwwerk’ (p. 5)
‘Er iswel zwaardestructief onderzoek uitgevoerd’ (p. 11)
‘Er isgeenasbestverdacht materiaal aangetroffen dat buiten het toepassingsgebied onderzoeksgebied valt.’ (p. 12)
3.3.
Op basis van de beknopte werkomschrijving en de asbestinventarisatie heeft [eisende partij] op het Inschrijvingsbiljet van 5 mei 2021 genoteerd: € 384.109,72 met optie 1 -/- € 1.074,-- excl. btw in geval van gietvloer.
3.4.
Op 3 juli 2021 is tussen PGL en [eisende partij] een overeenkomst van aanneming van werk gesloten tegen een aanneemsom van € 384.109,72. In deze overeenkomst en in de begroting van [eisende partij] is geen asbestsanering opgenomen.
3.5.
Voor een deel van de sloopwerkzaamheden heeft [bedrijf 1] . (hierna: [bedrijf 1] ) als onderaannemer ingeschakeld.
3.6.
Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden door [eisende partij] en [bedrijf 1] is onder andere in de vloer van de keuken asbestverdacht materiaal gevonden. [bedrijf 1] heeft het inventarisatiebureau ACMAA opdracht gegeven om de verdachte locaties te onderzoeken.
3.7.
ACMAA heeft van het nader onderzoek een rapport opgesteld op 30 september 2021 (hierna: het eerste rapport). Uit dit rapport blijkt dat in de witte kerk chrysotiel, een bepaald type asbest, is aangetroffen.
3.8.
[eisende partij] is vervolgens verder gegaan met de werkzaamheden. Daarbij is op enig moment opnieuw een verdenking van asbesthoudend materiaal ontstaan.
3.9.
ACMAA heeft een tweede aanvullend onderzoek gedaan. Op 30 november 2021 is de gehele witte kerk op advies van ACMAA afgesloten. Van dit tweede aanvullend onderzoek heeft ACMAA een rapport opgesteld op 1 december 2021 (hierna: het tweede rapport). Hieruit blijkt dat zowel chrysotiel als amosiet is aangetroffen.
3.10.
Op de bouwvergadering van 19 januari 2022 is gesproken over het asbest. In het verslag van de bouwvergadering staat: ‘
Kostenraming: kosten worden nu op € 75.000,- geschat. (ex BTW)’. Op de bouwvergadering van 16 februari 2022 is dit bedrag bijgesteld naar ‘
meer dan € 100.000,-’.
3.11.
[eisende partij] heeft de door haar en [bedrijf 1] verrichte werkzaamheden aan PGL gefactureerd, met een totaalbedrag van € 140.445,05. PGL heeft de eerste twee facturen van 26 januari 2022 en 2 februari 2022, met een totaalbedrag van € 60.500,-- aan [eisende partij] voldaan. De overige facturen met een totaalbedrag van € 79.945,05 heeft PGL onbetaald gelaten. Het gaat om de volgende facturen:
  • Factuur 22/01868 d.d. 15 februari 2022 van € 35.699,84
  • Factuur 22/01869 d.d. 15 februari 2022 van € 2.814,04
  • Factuur 22/01880 d.d. 3 maart 2022 van € 35.391,29
  • Factuur 22/01881 d.d. 3 maart 2022 van € 5.985,43

4.Het geschil

4.1.
[eisende partij] vordert - samengevat - veroordeling van PGL tot betaling van € 79.945,05, vermeerderd met rente en kosten.
4.2.
[eisende partij] legt aan haar vordering ten grondslag dat PGL haar opdracht heeft gegeven om het asbest te (laten) saneren. PGL is verplicht voor de saneringswerkzaamheden te betalen. [eisende partij] is haar verplichtingen uit de overeenkomst nagekomen. Daarom moet PGL het nog openstaande bedrag van € 79.945,05 betalen.
4.3.
PGL voert verweer. PGL concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eisende partij] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
4.4.
PGL voert ter onderbouwing van het verweer aan dat [eisende partij] is tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst, door onzorgvuldig te werken en in strijd met het rapport van ACMAA van 30 september 2022 te handelen. Door dit handelen is asbest door de gehele witte kerk verspreid en zijn er onnodig schoonmaakkosten gemaakt. Daarnaast voert PGL aan dat [eisende partij] onzorgvuldig heeft gehandeld omdat zij aanvankelijk slechts opdracht heeft gegeven voor een beperkt asbest onderzoek, namelijk alleen naar die onderdelen die haar verdacht voorkwamen en geen destructief onderzoek aan ACMAA heeft gevraagd. PGL betwist tot slot de hoogte van de facturen.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
[eisende partij] vordert betaling van de door haar gefactureerde werkzaamheden. Tussen partijen is niet in geschil dat zij een overeenkomst van aanneming van werk hebben gesloten. Tussen partijen is evenmin in geschil dat de gefactureerde werkzaamheden door [eisende partij] en haar onderaannemer [bedrijf 1] zijn uitgevoerd en dat PGL opdracht heeft gegeven voor dit werk. PGL heeft een deel van de facturen niet betaald omdat [eisende partij] volgens haar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, onder meer doordat [eisende partij] haar werkzaamheden niet zorgvuldig heeft uitgevoerd. PGL heeft aan de door haar gestelde tekortkomingen evenwel geen rechtsgevolg verbonden die aan haar betalingsverplichting uit hoofde van de met [eisende partij] gesloten overeenkomst afdoet. Het enkele bestaan van een tekortkoming aan de zijde van de schuldeiser, zonder dat daaraan bijvoorbeeld een rechtsgevolg van ontbinding van de overeenkomst, opschorting of verrekening met schadevergoeding wordt verbonden, ontslaat een schuldenaar niet van zijn betalingsverplichtingen. De gestelde tekortkoming behoeft daarom geen verdere bespreking.
5.2.
Partijen twisten vervolgens nog over de hoogte van de door [eisende partij] gefactureerde kosten. Ter zitting heeft [eisende partij] toegelicht dat op een bouwvergadering over de schoonmaakwerkzaamheden door PGL is gezegd dat ze niet wist of ze alles zou betalen, waarna [eisende partij] zei dat dan eerst alles onderzocht moest worden voordat de werkzaamheden verder zouden worden uitgevoerd. Daarop heeft PGL toegezegd dat alles toch betaald zou worden. PGL heeft niet betwist dat deze toezegging is gedaan en dat zij heeft aangedrongen op snelle sanering, zodat de verbouwing weer verder kon. Daarmee heeft PGL bij [eisende partij] de gerechtvaardigde verwachting gewekt dat zij vanwege de tijdsdruk en de noodzaak de verbouwing snel doorgang te laten vinden, de in verband daarmee te maken kosten op de koop zou toenemen. Het feit dat PGL stelt dat er te weinig tijd was voor discussie omdat de verbouwing nu eenmaal door moest gaan, maakt dit niet anders, omdat dit een omstandigheid is die voor rekening en risico van PGL komt. Deze omstandigheden in samenhang beziend komt de rechtbank tot het oordeel dat PGL gehouden is voor de verrichte werkzaamheden tegen de door [eisende partij] gefactureerde prijs te betalen.
5.3.
Ten aanzien van de toezegging van [eisende partij] op de bouwvergadering van 19 januari 2022 om geen extra kosten in rekening te brengen heeft [eisende partij] toegelicht dat zij daarmee bedoelde geen algemene kosten, winst en risico bovenop de schoonmaakkosten te tellen. [eisende partij] heeft bovendien een duidelijke toelichting gegeven op de verschillende posten waarop deze extra, dan wel andere, kosten zien. PGL heeft hier niets tegenin gebracht. Ook voor deze kosten zal PGL daarom dienen te betalen.
5.4.
Alles bij elkaar betekent dit dat PGL gehouden is het gehele door [eisende partij] gevorderde bedrag van € 79.945,05 te betalen. Dat sommige werkzaamheden geen betrekking hadden op de sanering stuit af op wat de rechtbank in 5.3. heeft overwogen. Van een dubbeltelling in één van de facturen zoals door PGL is aangevoerd ten aanzien van de post ‘2x bekleden stalen balk’ is de rechtbank verder niet gebleken.
5.5.
[eisende partij] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt echter afgewezen, omdat niet aan de wettelijke eisen is voldaan.
5.6.
PGL is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eisende partij] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
110,32
- griffierecht
2.837,00
- salaris advocaat
2.366,00
(2,00 punten × € 1.183,00)
Totaal
5.313,32
5.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt PGL om aan [eisende partij] te betalen een bedrag van € 79.945,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de respectieve vervaldata van de onderliggende facturen, tot de dag van volledige betaling,
6.2.
veroordeelt PGL in de proceskosten, aan de zijde van [eisende partij] tot dit vonnis vastgesteld op € 5.313,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt PGL in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten als PGL niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
- en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M.C. Boesberg en in het openbaar uitgesproken op
12 juli 2023.
AR/FB