In deze zaak verzoekt de moeder vervangende toestemming om met haar minderjarige kind naar Polen op vakantie te gaan. De vader weigert toestemming te geven, wat leidt tot een kort geding bij de voorzieningenrechter. De moeder, van Poolse afkomst, wil haar kind de kans geven om tijd door te brengen met familie in Polen. De voorzieningenrechter overweegt dat de moeder en het kind van Poolse afkomst zijn, wat het belang van de vakantie versterkt. De vader uit zijn bezorgdheid over het missen van omgangsmomenten met het kind, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet voldoende reden is om de toestemming te weigeren. De moeder heeft de vakantieplannen kort van tevoren aan de vader kenbaar gemaakt, maar dit wordt niet als reden gezien om de toestemming te ontzeggen. De voorzieningenrechter verleent de moeder vervangende toestemming voor de vakantie en wijst het verzoek om een dwangsom af, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. De beslissing wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.