ECLI:NL:RBGEL:2023:3871

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
10 juli 2023
Zaaknummer
05-258430-20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van stalking, veroordeling voor beschadiging auto en overtreding locatieverbod

Op 10 juli 2023 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 39-jarige man, die werd beschuldigd van stalking van zijn ex-partner. De rechtbank sprak de man vrij van de beschuldiging van stalking, maar veroordeelde hem wel voor het opzettelijk beschadigen van de auto van zijn ex-partner en voor het meerdere keren overtreden van een locatieverbod. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar. De zaak kwam voort uit een reeks incidenten waarbij de verdachte zijn ex-partner herhaaldelijk lastigviel, waaronder het versturen van beledigende berichten en het vernielen van haar auto. De rechtbank oordeelde dat de frequentie en intensiteit van de gedragingen niet voldoende waren om te spreken van belaging, maar dat er wel bewijs was voor de beschadiging van de auto en de overtredingen van de gedragsaanwijzingen. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte sinds zijn schorsing van voorlopige hechtenis en de aanbevelingen van de reclassering. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, ter hoogte van € 625,25, voor de materiële schade aan de auto.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05-258430-20, 05-111664-21, 05-112594-21, 05-128843-21 (gev. ttz.)
Datum uitspraak : 10 juli 2023
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
Raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer 05-258430-20ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2020 tot en met 14 oktober 2020 te Arnhem,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Suzuki Swift, voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
en onder
parketnummer 05-111664-21:
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2019 tot en met 16 mei 2021 te Arnhem,
althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door:
  • voornoemde [benadeelde] (telkens) veelvuldig, althans meermalen berichten te sturen (via email, SMS en WhatsApp) (inhoudende persoonlijke toenaderingspogingen en/of teksten van beledigende en/of dwingende en/of bedreigende aard en/of strekking) en/of
  • voornoemde [benadeelde] (telkens) veelvuldig, althans meermalen te bellen, althans een of meerdere poging daartoe te doen en/of voicemailberichten in te spreken en/of
  • veelvuldig, althans meermalen langs de woning en/of in/door de straat van die [benadeelde] te rijden en/of te lopen en/of in de periode op of omstreeks 13 oktober 2020 tot en met 14 oktober 2020 de personenauto (merk/type Suzuki Swift, voorzien van kenteken [kenteken] ) van voornoemde [benadeelde] te vernielen en/of
  • eenmaal of meermalen stenen door/tegen de ruiten/ramen van de woning van voornoemde [benadeelde] (aan de [adres] te Arnhem) te gooien en/of
  • op of omstreeks 7 juni 2020 de poort van voornoemde [benadeelde] te vernielen en/of
  • op 4 november 2020 de aan hem, verdachte, uitgereikte gedragsaanwijzing d.d. 15 oktober 2020 te overtreden door zich binnen de straal van 100 meter van [adres] te Arnhem te bevinden en/of op te houden en/of
  • op 16 mei 2021 de aan hem, verdachte, uitgereikte gedragsaanwijzing d.d. 26 april 2021 te overtreden door zich op de [adres] op te houden en/of zich te bevinden,
met het oogmerk voornoemde [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen;
en onder
parketnummer 05-112594-21:
hij op of omstreeks 4 november 2020 te Arnhem opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 15 oktober 2020 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, zich niet binnen een straal van 100 meter in/rondom het
gebied van de woning gelegen op/aan de [adres] zal ophouden, door zich binnen die straal van 100 meter van [adres] te bevinden en/of op te houden;
en onder
parketnummer 05-128843-21:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Arnhem opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 26 april 2021 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland, kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, zich niet zal ophouden in/op aan de [adres] , het [adres] , het [adres] , de [adres] en de [adres] tussen de [adres] en de [adres] te Arnhem, door zich op de [adres] op te houden en/of zich te
bevinden;
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2021 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: "Kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
2.1
Vrijspraak parketnummer 05-111664-21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Met dien verstande dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het vernielen van de poort van [benadeelde] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het grootste gedeelte van het contact dat heeft plaatsgehad tussen aangeefster en verdachte functioneel was en plaatsvond in het kader van de omgangsregeling van zoon [minderjarige] en daarom niet wederrechtelijk was. Alleen kan worden bewezen dat verdachte een auto heeft vernield, maar dit levert geen belaging op. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat de periode 1 november 2019 tot en met 16 mei 2021 niet kan worden bewezen, nu het stopgesprek pas heeft plaatsgevonden op 7 juni 2020 en tot en met februari 2020 de oude omgangsregeling gold en er contact was betreffende [minderjarige] .
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat bij beantwoording van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijke leven en de persoonlijke vrijheid van de aangever.
Aangeefster heeft – kort gezegd – verklaard dat verdachte haar veelvuldig berichten heeft gestuurd, veelvuldig heeft gebeld, in de buurt van haar woning is geweest en stenen tegen de ruit van haar woning en op haar auto heeft gegooid.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de ten laste gelegde periode dat in november 2019 weliswaar een stopgesprek met verdachte heeft plaatsgevonden, maar dat lijkt meer te zien op het niet nakomen van de regels over het contact in het kader van de mediation, te meer nu in december 2019 het mediation traject weer is opgepakt. Begin februari 2020 hebben verdachte en aangeefster bij de laatste mediation afspraak het nieuwe ouderschapsplan ondertekend en was er enkele weken rust tussen beiden. Op 7 juni 2020 heeft een stopgesprek plaatsgevonden waarbij aan verdachte duidelijk is gemaakt dat hij moet stoppen met vele malen achter elkaar bellen, berichten sturen en aan de deur gaan. Verdachte gaf tijdens dat gesprek uiteindelijk aan dat hij dat begreep. Op dat moment moet naar het oordeel van de rechtbank voor verdachte duidelijk zijn geweest dat aangeefster geen contact meer wenste, tenzij dat over [minderjarige] ging. De rechtbank is van oordeel dat vanaf dat laatste stopgesprek de momenten waarop verdachte contact zocht met aangeefster als wederrechtelijk kunnen worden aangemerkt, voor zover dat contact niet ging over [minderjarige] .
De rechtbank constateert vervolgens dat de tenlastelegging voor een groot deel is gebaseerd op de verklaring van aangeefster, ontleend aan een door haar bijgehouden dagboek. Lang niet alle beschuldigingen vinden steun in de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Dat verdachte in de periode na 7 juni 2020 berichten naar aangeefster heeft gestuurd staat niet ter discussie. In het ouderschapsplan van 5 februari 2020 staat echter beschreven dat verdachte en aangeefster wel contact mogen hebben over [minderjarige] .
Naar het oordeel van de rechtbank is de frequentie en de intensiteit van de berichten van na het stopgesprek op 7 juni 2020 niet zodanig, dat van belaging kan worden gesproken. Daarbij komt dat de inhoud en toon van enkele van die berichten weliswaar zonder meer kwalijk is te noemen, maar dat het overgrote deel daarvan ziet op [minderjarige] en neutraal van toon is.
Dat verdachte meerdere keren anoniem heeft gebeld volgt niet uit het dossier, dat geen nader onderzoek bevat naar de anonieme beller. Dat verdachte ter zitting heeft erkend dat hij wel eens anoniem heeft gebeld, maakt niet dat vast staat dat hij ook degene is die heeft gebeld op de momenten waarop de door aangeefster aangeleverde screenshots van de anonieme oproepen zien (die zich wel in het dossier bevinden).
Daarnaast wordt verdachte verweten dat hij stenen tegen of door de voorruit van aangeefsters woning zou hebben gegooid en de poort van aangeefster zou hebben vernield.
De verklaring van aangeefster ten aanzien van het gooien van stenen tegen de woning wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte is niet in de buurt van de woning gezien op de momenten dat aangeefster heeft verklaard dat er stenen tegen haar ruit zijn gegooid en andere bewijsmiddelen waaruit blijkt van enige betrokkenheid hierbij van verdachte ontbreken.
De verklaring van verdachte dat hij de poort heeft vernield kan de rechtbank niet gebruiken als bewijsmiddel, nu sprake is van een onherstelbaar vormverzuim omdat aan verdachte niet, hoewel vereist, eerst de cautie is gegeven voordat hij deze verklaring tegenover de politie aflegde. Ter terechtzitting heeft verdachte overigens ontkend dat hij de poort heeft vernield.
De verklaring van aangeefster dat verdachte stelselmatig en veelvuldig langs haar huis is gereden wordt evenmin ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte kan wel worden vastgesteld dat hij met een steen de auto van aangeefster heeft beschadigd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier voldoende naar voren is gekomen dat verdachte zowel op 4 november 2020 als op
16 mei 2021 de gedragsaanwijzing heeft overtreden. Deze gedragingen zijn echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring van een belaging te komen, ook niet indien deze worden bezien in samenhang met de eerder bedoelde berichten met kwalijke inhoud.
De rechtbank komt tot de slotsom dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van aangeefster. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
t.a.v. parketnummer 05-258430-20
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 31 en 32;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 40 en 41 (met bijlagen, p. 42 t/m 47);
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juni 2023.
t.a.v. parketnummer 05-112594-21
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Hij voert daartoe aan dat het pad waar verdachte zich bevond op 100 meter van de woning van aangeefster ligt en dat verdachte zich daarmee niet schuldig heeft gemaakt aan het overtreden van de gedragsaanwijzing.
Beoordeling door de rechtbank
Op 15 oktober 2020 is aan verdachte een gedragsaanwijzing uitgereikt voor een termijn van 90 dagen inhoudende een contactverbod met [benadeelde] en een verbod voor verdachte om zich binnen een straal van 100 meter in/rondom het gebied van de woning
gelegen op/aan de [adres] , [postcode] te Arnhem, op te houden en een verbod om de woning gelegen op/aan de [adres] , [postcode] te Arnhem, te betreden. [2]
Verdachte is op 4 november 2020 aangehouden op verdenking van overtreding van de gedragsaanwijzing. Het voertuig van verdachte was voorzien van een baken. De verbalisanten zagen dat het voertuig de [adres] in Arnhem inreed. Het voertuig parkeerde ter hoogte van perceel 27. De man die uit het voertuig stapte, liep via een voetpad c.q. doorsteek de [adres] op. De man verdween kort uit het zicht en na nog geen 20 seconden kwam de man weer terug gelopen het pad in. De man liep terug in de richting van het voertuig. Het is de verbalisanten bekend dat het pad alsmede het stuk [adres] waar de man op uit kwam, binnen de cirkel van 100 meter valt, zoals bedoeld in de gedragsaanwijzing. [3]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 4 november 2020 de genoemde gedragsaanwijzing heeft overtreden door zich te bevinden binnen een straal van 100 meter van de woning aan de [adres] in Arnhem, terwijl dat volgens het locatieverbod niet mocht. De verbalisanten hebben waargenomen dat verdachte zich op het pad begaf, waarvan hun bekend was dat dit pad binnen de cirkel van 100 meter valt. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze waarneming te twijfelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
t.a.v. parketnummer 05-128843-21 feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, gelet op de verklaring van verdachte dat hij geen stap op de [adres] heeft gezet en op bezoek ging bij een vriendin.
Beoordeling door de rechtbank
Op 27 april 2021 is aan verdachte een gedragsaanwijzing uitgereikt die is opgemaakt op
26 april 2021 voor een termijn van 90 dagen inhoudende een contactverbod met [benadeelde] en een verbod voor verdachte om zich op te houden in/op/aan de [adres] , het [adres] , het [adres] , de [adres] en de [adres] tussen de [adres] en de [adres] te Arnhem en om de woning aan de [adres] , [postcode] Arnhem, te betreden. [4]
Op 5 mei 2021 is de bestelauto van verdachte, voorzien van kenteken [kenteken] , voorzien van een technisch hulpmiddel. [5]
Op 16 mei 2021 zagen verbalisanten middels een technisch hulpmiddel dat verdachte de wijk de [wijknaam] in reed. Hierop hebben verbalisanten positie ingenomen in een steeg tussen de [adres] en de [adres] van waaruit zij zicht hadden op de [adres] en een deel van de [adres] . Een van de verbalisanten zag dat de hem ambtshalve bekende verdachte vanuit de steeg tussen de [adres] en de [adres] aan kwam lopen. Verdachte liep de [adres] in en keek in de richting van de verbalisant. Hierop draaide hij zich meteen om en liep terug in de richting van de [adres] . Kort daarna zagen verbalisanten de auto van verdachte rijden, komende uit de [adres] en hij reed de [adres] op. Verbalisanten hebben verdachte een stopteken gegeven en hem aangehouden. [6]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 16 mei 2021 de genoemde gedragsaanwijzing heeft overtreden door zich te bevinden op de [adres] , terwijl dat volgens het locatieverbod niet mocht. De verbalisant schrijft duidelijk op waar zij stonden en waar verdachte is gezien. Dat is op een plek, de [adres] , waar hij op zich op dat moment niet mocht bevinden. De verklaring van getuige [getuige] biedt geen enkele verankering voor de verklaring van verdachte dat hij bij haar op bezoek ging en zich daarom op de bewuste plek bevond. Zij verklaart immers dat verdachte weet hoe zij over spontaan langskomen denkt en dat hij dat daarom niet snel zou doen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
t.a.v. parketnummer 05-128843-21 feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal bevindingen, p. 20;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juni 2023.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
t.a.v. parketnummer 05-258430-20:
hij in
of omstreeksde periode van 13 oktober 2020 tot en met 14 oktober 2020 te Arnhem,
opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (merk/type Suzuki Swift, voorzien van kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
vernield,beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
t.a.v. parketnummer 05-112594-21:
hij op
of omstreeks4 november 2020 te Arnhem opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 15 oktober 2020 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, zich niet binnen een straal van 100 meter in/rondom het
gebied van de woning gelegen op/aan de [adres] zal ophouden, door zich binnen die straal van 100 meter van [adres] te bevinden en/of op te houden;
t.a.v. parketnummer 05-128843-21:
1.
hij op
of omstreeks16 mei 2021 te Arnhem opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 26 april 2021 gegeven door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland, kort weergegeven (onder meer) inhoudende dat hij, verdachte, zich niet zal ophouden in/op aan de [adres] , het [adres] , het [adres] , de [adres] en de [adres] tussen de [adres] en de [adres] te Arnhem, door zich op de [adres] op te houden en/of zich te
bevinden;
2.
hij op
of omstreeks16 mei 2021 te Arnhem opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant] , Buitengewoon Opsporingsambtenaar, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar meermalen, althans eenmaal de woorden toe te voegen: "Kankerhoer", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. parketnummer 05-258430-20:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
t.a.v. parketnummer 05-112594-21:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
t.a.v. parketnummer 05-128843-21 feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
t.a.v. parketnummer 05-128843-21 feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Voorts heeft de officier van justitie een taakstraf van 120 uur geëist, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tot slot heeft de officier van justitie verzocht het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf in combinatie met een taakstraf. Met dien verstande dat de door de officier van justitie geëiste taakstraf moet worden gematigd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan beschadiging van de auto van zijn ex-partner, het meermaals overtreden van een gedragsaanwijzing en belediging van een ambtenaar in functie.
Met het negeren van de gedragsaanwijzingen heeft verdachte er blijk van gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan beslissingen van de officier van justitie. Daarnaast moet het voorval met de auto voor aangeefster zonder meer bedreigend en beangstigend zijn geweest, nog afgezien van de veroorzaakte overlast in verband met schadeherstel. Deze feiten, alsook de belediging van de politieagente, zijn kwalijke feiten.
Uit het strafblad van verdachte van 30 mei 2023 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Anderzijds is gebleken dat verdachte, vanaf het moment dat het bevel voorlopige hechtenis in een van de onderhavige zaken is geschorst, niet meer in aanraking is gekomen met politie en justitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsrapporten van 3 oktober 2022 en
12 juni 2023. Verdachte is sinds 18 mei 2021 in beeld bij de reclassering in het kader van het schorsingstoezicht. Sinds juni 2021 is hij, op vrijwillige basis, in contact met Kairos. Hij heeft daar de agressieregulatie training gevolgd. Er is vervolgens diagnostiek uitgevoerd en Kairos heeft een vervolgbehandeling aangeboden. Verdachte staat daar voor open, mits dit zijn werkzaamheden niet verstoort. De reclassering noemt het positief dat verdachte niet is gerecidiveerd en dat hij open staat voor hulpverlening. Verdachte heeft door behandeling al enig zelfinzicht verkregen en kan goed onderbouwen wat voor hem triggers waren in zijn relatie met zijn ex-partner. Verdachte krijgt steeds meer zelfinzicht en krijgt handvatten aangereikt om op een adequate manier met ongenoegens om te gaan. Maar contact met zijn ex-partner is nog een trigger. Verdachte heeft veel baat bij behandeling en begeleiding van de professionals. Hij heeft hen nodig om te kunnen relativeren en om niet vanuit boosheid verbaal fel te reageren. Het recidiverisico is ingeschat op gemiddeld. De reclassering adviseert met het oog op dit alles oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, een contact- en locatieverbod en meewerken aan schuldhulpverlening.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Niet alleen acht de rechtbank minder bewezen dan de officier van justitie, ook houdt de rechtbank in vergaande mate rekening met het tijdsverloop en de positieve lijn die verdachte inmiddels heeft ingezet. De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte deze lijn kan voortzetten en zal daarom geen onvoorwaardelijke straf opleggen. De rechtbank ziet wel aanleiding om een forse voorwaardelijke straf op te leggen, dit als zogenoemde ‘stok achter de deur’ om zoveel als mogelijk te waarborgen dat verdachte niet opnieuw strafbare feiten begaat en zich committeert aan nakoming van de bijzondere voorwaarden.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand passend. Zij zal deze dan ook opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte al in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren. Daaraan verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Daarnaast zal de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opheffen.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met de feiten (onder parketnummers 05-258430-20, 05-111664-21, 05-112594-21 en 05-128843-21) een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 3.816,93 aan materiële schade, bestaande uit:
  • huisartskosten: € 92,76;
  • kosten van aanschaf van beveiligingscamera's: € 99,00;
  • reparatiekosten auto: € 3.625,17;
en € 7.000,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak en het feit dat niet vast staat dat de krassen en deuken in de auto door verdachte zijn gemaakt. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de immateriële schade moet worden gematigd gelet op wat in soortgelijke zaken aan schadevergoeding wordt toegekend.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van de onder parketnummer 05-111664-21 ten laste gelegde belaging, komen de in verband daarmee gevorderde huisartskosten en kosten van aanschaf van beveiligingscamera’s niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Toewijsbaar is enkel de schade die is ontstaan door de onder parketnummer 05-258430-20 ten laste gelegde beschadiging van de auto.
Deze schadepost is onderbouwd door middel van facturen van Garage Loeff en een schermprint van een overschrijving van € 100,00 aan Carglass, zijnde de eigen bijdrage in de reparatiekosten van de ruit.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft de schade aan de voorruit van de auto, tot een hoogte van € 100,- kan worden toegewezen. Daarnaast acht de rechtbank het aannemelijk dat door het gooien van een baksteen op de voorruit van de auto, ook de ruitenwisser en de motorkap zijn beschadigd. De kosten van vervanging van de ruitenwissers zijn € 25,25 en de kosten van het uitdeuken en spuiten van de beschadigde onderdelen van de auto zijn € 1.660,-. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook verantwoordelijk is voor de overige schade aan de auto, maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid en wijst zij voor het uitdeuken en spuiten van de motorkap een bedrag van € 500,- toe.
De rechtbank zal in totaal een bedrag van € 625,25 aan materiële schade toewijzen. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Verdachte is vanaf 14 oktober 2020 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Smartengeld
Verdachte zal worden vrijgesproken van de ten laste gelegde belaging. Daarom zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering worden verklaard.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 184a, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 05-111664-21 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand;
• bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
• stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
• stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- verdachte zich laat behandelen door de forensische polikliniek Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt het gehele toezicht, of zoveel korter als de reclassering, in overleg met de behandelaar, nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde] , geboren op 1 oktober 1987, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt. Contact kan alleen plaatsvinden op de wijze en op momenten die de reclassering bepaalt met als doel het vorm kunnen geven aan de zorg voor de zoon;
  • verdachte zich niet zal bevinden in de wijk [wijknaam] in Arnhem, met uitzondering van het bezoeken van zijn huisarts, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. Ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Hij geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
• stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
• geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis;
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder parketnummer 05-258430-20 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 625,25 aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van materiële schade en smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 625,25 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2020 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 12 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.W. van de Sande (voorzitter), mr. K.A.M. van Hoof en
mr. Y.H.M. Marijs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.F. Brouwer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juli 2023.
Mr. K.A.M. van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm
2.Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast d.d. 15 oktober 2020, p. 47; akte van uitreiking d.d. 15 oktober 2020, p. 48 (procesdossier met parketnummer 05-128843-21).
3.Proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 154-155.
4.Gedragsaanwijzing ter beëindiging van ernstige overlast d.d. 26 april 2021, p. 8 en 9; akte van uitreiking d.d. 27 april 2021, p. 10.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
6.Proces-verbaal aanhouding verdachte, p. 6 en 7.