In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland op 7 juli 2023, hebben de eiseressen, [eiseres 1] en [eiseres 2], een vordering ingediend tot opheffing van conservatoire beslagen die ten laste van hen zijn gelegd. De beslagen zijn gelegd onder derden, waaronder N.E.C. Horeca en de Rabobank, op basis van een beslagrekest van 10 mei 2023. De eiseressen stellen dat er sprake is van misleiding van de voorzieningenrechter, omdat in het beslagrekest van 28 april 2023 niet is vermeld dat eerder beslag is gelegd en dat dit beslag van rechtswege is vervallen. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat er geen sprake is van misleiding, aangezien de voorzieningenrechter niet op de hoogte was van de aanwezigheid van een advocaat voor de eiseressen, wat de uitkomst van de beslissing niet zou hebben veranderd.
De eiseressen hebben ook aangevoerd dat het recht dat van toepassing is Nederlands recht is, maar dit aspect behoeft verder geen bespreking. De voorzieningenrechter concludeert dat de vordering van de eiseressen summierlijk ondeugdelijk is, omdat zij niet akkoord zijn gegaan met de voorgestelde garantstelling. De rechter oordeelt dat de eiseressen onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun stelling dat er sprake is van wilsgebreken, en dat de overeenkomst duidelijk is voor professionele partijen.
Uiteindelijk wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van de eiseressen af en veroordeelt hen in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 1.755,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagde direct kan overgaan tot uitvoering van de kostenveroordeling, ongeacht een eventueel hoger beroep.